ECLI:NL:RBMNE:2022:1624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
21/4899
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2022, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.J.A. Vis, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep. Dit beroep was ingesteld tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat op 28 oktober 2021 was genomen. Na een wijziging van dit besluit door verweerder op 18 januari 2022, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen inhoudelijk commentaar gegeven op het verzoek tot kostenveroordeling. De rechtbank heeft de proceskosten van verzoekster vastgesteld op € 759,-, wat is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 49,- aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 759,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4899

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. W.J.A. Vis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 10 februari 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 oktober 2021 een besluit genomen. Verzoekster is hiertegen in beroep gegaan. Op 18 januari 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 28 oktober 2021 en dat hij dit besluit wijzigt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en aangegeven dat hij ten aanzien van het verzoek tot het uitspreken van een kostenveroordeling geen inhoudelijk commentaar heeft.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op
€ 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van €49,- aan verzoekster betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 759,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.