ECLI:NL:RBMNE:2022:1619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
16/210788-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door vuurwerkbom

Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door een vuurwerkbom door deze door de brievenbus van een woning te gooien. De ontploffing vond plaats op 8 november 2020 en veroorzaakte aanzienlijke schade aan de woning en had het potentieel om zwaar lichamelijk letsel of zelfs de dood van de bewoners te veroorzaken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat op 12 april 2022 achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging ook vrijspraak heeft bepleit, met argumenten dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ontploffingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de feiten 3 en 4, waarbij hij opzettelijk een ontploffing teweegbracht en een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade heeft gepleegd. De rechtbank heeft een jeugddetentie opgelegd van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot schadevergoeding aan verschillende slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/210788-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 12 april 2022. De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de strafzaak tegen verdachte onder parketnummer 16/006795-22
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal, alsmede mr. R.J. Jager namens de benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7] , en mr. P. van der Geest namens de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.
Verder zijn ter terechtzitting verschenen:
  • benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] ;
  • benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
  • dhr. [A] van Slachtofferhulp Nederland.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. feit 1:op 8 november 2020 te [plaatsnaam] samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (met voorbedachten rade) van het leven te beroven door zwaar vuurwerk door de brievenbus van de woning aan [adres] te gooien, waar dit tot ontploffing is gekomen;
subsidiair:heeft geprobeerd hen door bovenstaand handelen zwaar lichamelijk letsel toe brengen;
meer subsidiair:hen door bovenstaand handelen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
t.a.v. feit 2:op 8 november 2020 te [plaatsnaam] samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk door de brievenbus van de woning aan [adres] te gooien, waar dit tot ontploffing is gekomen, waardoor goederen en/of personen in gevaar zijn gebracht;
t.a.v. feit 3:op 14 november 2020 te [plaatsnaam] samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] (met voorbedachten rade) van het leven te beroven door zwaar vuurwerk door de brievenbus van de woning aan [adres] te gooien, waar dit tot ontploffing is gekomen;
subsidiair:heeft geprobeerd hen door bovenstaand handelen zwaar lichamelijk letsel toe brengen;
meer subsidiair:hen door bovenstaand handelen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
t.a.v. feit 4:op 14 november 2020 te [plaatsnaam] samen met anderen een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk door de brievenbus van de woning aan [adres] te gooien, waar dit tot ontploffing is gekomen, waardoor goederen en/of personen in gevaar zijn gebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Uit de aangiftes blijkt dat geen van de bewoners zich tijdens de ontploffingen in de hal of op de benedenverdieping bevonden, waardoor er geen aanmerkelijke kans bestond dat zij door de ontploffing in de hal zouden komen te overlijden. Van een poging moord of doodslag kan derhalve geen sprake zijn. Door de politie is op [adres] voorts geen schade vastgesteld op de eerste en tweede verdieping, waardoor er geen gevaar bestond voor letsel en/of trauma. Er kan hooguit worden gesproken van een bedreiging.
Op de telefoon van verdachte is een videobestand aangetroffen waarop de explosie in de woning aan [adres] te zien is. Deze telefoon is in een andere strafzaak tegen verdachte in beslag genomen. Nadat deze zaak door het Openbaar Ministerie is geseponeerd had de telefoon geretourneerd moeten worden aan verdachte. Na deze sepot beslissing heeft de politie echter nog onderzoek verricht aan de telefoon. De telefoongegevens mogen niet tot het bewijs gebezigd worden omdat deze onrechtmatig zijn verkregen. Subsidiair kan niet worden vastgesteld dat het filmpje met deze telefoon door verdachte is gemaakt.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de persoon op het filmpje van 14 november 2020 dezelfde schoenen draagt als de schoenen die op 21 juli 2021 in beslag zijn genomen.
[slachtoffer 8] noemt verdachte als degene die de vuurwerkbommen in de woningen gegooid zou hebben. Dit is een verklaring van horen zeggen van een bron wie hij niet bij naam wil noemen. Deze verklaring kan dan ook niet tot het bewijs worden gebezigd.
Op basis van het dossier kan geen nauwe en bewuste samenwerking met een of meer anderen worden vastgesteld. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken voor het medeplegen van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feiten 1 en 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan integraal vrijspreken. Het enige aanknopingspunt voor de betrokkenheid van verdachte bij het incident op [adres] op 8 november 2021 is dat er op een filmpje van het plaatsen van de vuurwerkbom, waarvan niet kan worden vastgesteld dat deze afkomstig is van of gemaakt is met de telefoon van verdachte, schoenen zichtbaar zijn die gelijkenissen vertonen met de schoenen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. De rechtbank acht de overeenkomsten tussen de schoenen onvoldoende onderscheidend om te kunnen vaststellen dat het daadwerkelijk om dezelfde schoenen gaat.
Daarnaast is er de verklaring van [slachtoffer 8] , die heeft verklaard dat verdachte de beide vuurwerkbommen heeft geplaatst. Dit betreft echter een verklaring ‘van horen zeggen’, terwijl [slachtoffer 8] zijn bron niet heeft willen prijs geven, althans deze bron niet is gehoord. De rechtbank gebruikt deze verklaring van [slachtoffer 8] daarom niet voor het bewijs.
Vrijspraak feit 3 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het rapport
Forensisch onderzoek woning ( [adres] [plaatsnaam] )van 14 november 2020 volgt dat wanneer een persoon zich in de nabijheid van de explosie bevindt, deze persoon in levensgevaar zou kunnen verkeren. Op basis van het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat er ten tijde van de ontploffing van de vuurwerkbom personen in de hal van [adres] (de locatie van de explosie) aanwezig waren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden moet worden vrijgesproken van de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging moord of doodslag, omdat niet kan worden vastgesteld dat zich een aanmerkelijke kans op het overlijden van de bewoners heeft voorgedaan.
Bruikbaarheid telefoongegevens
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het verkregen bewijsmateriaal uit de telefoon van verdachte onrechtmatig is verkregen en uitgesloten moeten worden van het bewijs.
De rechtbank constateert dat de telefoon van verdachte op 17 februari 2021 inderdaad in een andere strafzaak in beslag is genomen. Die zaak tegen verdachte is een paar dagen later geseponeerd. De rechtbank is van oordeel dat de telefoon na het seponeren van die zaak geretourneerd had moeten worden aan verdachte. Van een strafvorderlijk belang tot handhaving van het beslag was in die zaak immers geen sprake weer. Dat is echter niet gebeurd en de telefoon van verdachte is na het sepot nader onderzocht in verband met de onderhavige strafzaak.
De politie had de telefoon in het kader van deze strafzaak echter ‘opnieuw’ in beslag kunnen en moeten nemen, zodat de telefoon feitelijk niet terug gegeven hoefde te worden aan verdachte, maar onderzocht kon worden in de onderhavige strafzaak. De verdenking tegen verdachte bestond op dat moment immers al in deze zaak, nu [slachtoffer 8] in januari 2021 verdachte noemde als dader.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek aan de telefoon van verdachte dan ook onrechtmatig is geweest en dat dit een onherstelbaar vormverzuim oplevert. Echter, niet elk vormverzuim kan de zwaarwegende conclusie dragen dat het bewijs dat is verkregen door dat vormverzuim moet worden uitgesloten van het bewijs. Bij de beoordeling van het gevolg dat het vormverzuim moet hebben, is onder meer van belang of en in hoeverre de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. Daarbij verdient opmerking dat het belang van de verdachte dat het gepleegde feit niet wordt ontdekt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang, zodat een eventuele schending van dit belang als gevolg van een vormverzuim niet een nadeel oplevert als bedoeld in art. 359a, tweede lid, Sv (vgl. HR 4 januari 2011, LJN BM6673, NJ 2012/145, rov. 3.2.2). Nu door de verdediging geen rechtens te respecteren nadeel dat de verdachte heeft ondervonden door dit vormverzuim naar voren heeft gebracht, en de rechtbank dit nadeel ook op andere wijze niet heeft geconstateerd, zal de rechtbank volstaan met de constatering van het vormverzuim. De rechtbank concludeert dan ook dat de video die op de telefoon van verdachte is aangetroffen gebruikt kan worden als bewijs.
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn woning. Uit deze aangifte blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op zaterdag 14 november 2020, omstreeks 03.10 uur lag ik samen met mijn vrouw in bed. Mijn vrouw en ik waren op dat moment allebei nog wakker. Omstreeks 03.15 uur hoorde ik buiten voetstappen. Wij hoorden een sissend geluid, met direct daarop een hele harde knal. Ik ben hierop naar beneden gelopen en zag dat de hal bij de voordeur van mijn woning compleet vernield was door het stuk zwaar vuurwerk, wat naar binnen was gegooid. [2]
Uit het forensisch onderzoek dat verricht is op [adres] te [plaatsnaam] komt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren:
Bij het betreden van de voordeur zag ik dat alle aanwezige ruiten in de deur en in de
ramen er rechts naast, verbroken waren. Ik zag de glasscherven voornamelijk aan de
buitenzijde liggen, maar er lagen ook scherven in de hal. Ik zag een krater in de vloer van de hal, direct bij binnenkomst tegen de dorpel van de voordeur aan. De plavuizen vloer was daar gescheurd. Ik zag dat in de dorpel, welke van steen was, een scheur zat. Op de krater zag ik zwarte beroeting met een waaiervorm. Aan de binnenzijde van de voordeur was tevens een duidelijke beroeting met waaiervorm te zien. De krater bevond zich nagenoeg loodrecht onder de brievenbus. Ik zag dat de borstels van de brievenbus verschroeid waren. Ik zag dat er een fors schadebeeld was in de gang. Ik zag dat de deur van de meterkast ontzet was en ik zag dat het bijbehorende bovenlicht vernield was. De hal lag bezaaid met glasscherven. Ik zag dat het bovenlicht van de toiletdeur vernield was en ik zag dat het insteekslot van de toiletdeur verbogen was ter hoogte van de dagschoot, waarbij het houtwerk vernield was. De schade was ontstaan door een kracht uitgeoefend vanuit het toilet richting de gang. Ik zag dat het bovenlicht van de tussendeur naar de woonkamer volledig vernield was. In de keuken zag ik dat twee ventilatiestrips uit een boven- en onderplint los waren gekomen en ik zag enkele verbroken kopjes op de vloer liggen.
In de gang vond ik diverse snippers met daarop teksten en opdrukken welke ik
ambtshalve herkende als de etiketten van zeer zwaar en illegaal knalvuurwerk, van het type "Cobra 6". Op drie snippers zag ik dezelfde tekst afgebeeld. In de gang, op een traptrede en in de woonkamer vond ik drie blauwe kunststof dopjes welke ik ambtshalve herkende als onderdelen van de "Cobra 6". [3] In de gang zag ik tegen alle wandelen en het plafond vele kleine snippers van grijze tape (type dukttape). De plaats van de explosie is op de vloer geweest vlak achter de voordeur, gelet op de aanwezige krater en de beroeting. Het explosief, Cobra's 6, zijn door de brievenbus gedaan en daar op de grond terecht gekomen. Ik vond de resten van zeker twee en mogelijk drie "Cobra's 6"; zwaar en illegaal knalvuurwek.
Door de explosie was er gemeen gevaar voor goederen te duchten. Indien zich personen in de nabijheid van de explosie hadden bevonden, dan hadden zij mogelijk levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten, met name ten gevolge van secundaire scherfwerking, zoals rondvliegende (grote) glasscherven maar ook door de drukgolf en de hoge decibellen van de knal. [4]
De politie heeft de telefoon van verdachte onderzocht. Hierop is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende aangetroffen:
Filmpje vuurwerkbom 14-11-2020 ( [.] )
Op de telefoon wordt een video aangetroffen van 7 seconden waarop te zien is dat een vuurwerkbom in een brievenbus wordt aangestoken. Degene die de vuurwerkbom met de linkerhand aansteekt heeft in de rechterhand de telefoon en filmt. Voordat het vuurwerk wordt aangestoken wordt het huisnummer van de woning: nummer [nummeraanduiding] in beeld gebracht. Op basis van de naam van de video ( [.] ) en de map waarin de video is opgenomen ( [.] /) is de video vermoedelijk met Snapchat
gemaakt. Bij de video zijn de volgende tijden vastgelegd:
Created: 14-11-2020 03:17:36
Modified: 14-11-2020 03:15:41
Dit is enkele minuten voordat bij 112 melding wordt gemaakt dat er een explosie heeft plaats gevonden op [adres] in [plaatsnaam] . [5]
Wat opvalt bij het filmpje van de vuurwerkbom, is dat de ‘modified’ datum/tijd ligt voor de ‘created’ en ‘accessed’ datum/tijd. [6] Bij een Snapchatfilmpje wat ontvangen is vanaf een ander toestel blijken de ‘modified’, ‘created’ en ‘accessed’ datum/tijd gelijk te zijn. [7] Het is aannemelijk dat het filmpje is gemaakt met de Samsung telefoon in gebruik bij [verdachte] . [8]
De politie heeft nader onderzoek gedaan naar het aangetroffen filmpje op de telefoon van verdachte. Daarbij is gezocht naar een verklaring voor het gegeven dat het tijdstip van aanmaken (“created”) is gelegen vóór het moment waarop het filmpje is aangepast (“modified”). Uit dit onderzoek komt het volgende naar voren:
Het op de telefoon van [verdachte] aangetroffen videobestand ‘ [.] ’ heeft de bijzondere eigenschap dat het tijdstip van laatste wijziging van het bestand ligt vóór het tijdstip van aanmaak. Referentietests met Snapchat hebben uitgewezen dat deze eigenschap alleen voorkomt bij videobestanden die op het toestel zelf vanuit Snapchat zijn gefilmd, daarna naar ‘snaps' zijn opgeslagen en van daaruit via ‘snap exporteren’ en ‘downloaden’ nogmaals zijn opgeslagen. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat videobestand ‘ [.] ’ op de betreffende telefoon zelf is aangemaakt vanuit Snapchat en daarna op vermelde wijze is opgeslagen.. Bovendien is het zeer waarschijnlijk dat het videobestand vanuit Snapchat gedeeld is met een andere (chat)app, waarvan aantreffen van de vermelding van ‘ [.] ’ in het bestand ‘ [.] ’ in de tabel ‘ [.] ’ een aanwijzing is. [9]
Bewijsoverwegingen
Verdachte maker van filmpje
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet de maker van het op de telefoon van verdachte aangetroffen filmpje van de vuurwerkbom aan [adres] kan zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu voldoende vaststaat dat de video van de vuurwerkbom aan [adres] is gemaakt door verdachte met zijn eigen telefoon. Hoewel op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] dezelfde video is aangetroffen, heeft het proces-verbaal waarnaar de raadsvrouw verwijst slechts betrekking op de video en de bijbehorende gegevens zoals die zijn aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] . De bevindingen hieromtrent hebben geen betrekking op de video en de bijbehorende gegevens zoals die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte [verdachte] . De rechtbank stelt ook vast dat het tijdstip van ‘creation’ van de video op de telefoon van verdachte [verdachte] 03:17:36 uur is en het tijdstip van aanmaken van de video op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] 03:56 uur is, hetgeen erop wijst dat niet medeverdachte [medeverdachte] , maar verdachte [verdachte] de maker van het filmpje is.
Gelet op de hiervoor weergegeven bevindingen met betrekking tot het filmpje dat op de telefoon van verdachte is aangetroffen én het tijdstip waarop de vuurwerkbom is afgegaan, gaat de rechtbank er van uit dat het filmpje waarop de vuurwerkbom wordt geplaatst op [adres] met de telefoon van verdachte is gefilmd. Nu niet anderszins is gebleken, gaat de rechtbank er ook vanuit dat verdachte de filmer is geweest, en dus degene die de vuurwerkbom heeft geplaatst.
Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen sprake kan zijn van een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat naar haar oordeel sprake is van voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals het hier onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde zwaar lichamelijk letsel – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
In het licht van bovenstaand kader wordt het volgende overwogen. Verdachte is midden in de nacht naar de woning aan [adres] in [plaatsnaam] gegaan. Verdachte stopt vervolgens een vuurwerkbom, naar later blijkt bestaande uit enkele bij elkaar getapete Cobra’s 6, in de brievenbus en steekt dit aan. Uit het feit dat er losse stukken zwaar illegaal vuurwerk aan elkaar zijn getapet leidt de rechtbank af dat verdachte ook heeft nagedacht over de gevolgen die een dergelijke ontploffing teweeg kan brengen. Op het moment van de explosie waren aangever, zijn vrouw en zijn dochter aanwezig in de woning. Blijkens het rapport Forensisch Onderzoek aan de woning aan [adres] heeft de ontploffing een enorme schade veroorzaakt aan de woning. De rechtbank leidt uit dit rapport ook af dat door de explosie (die secundaire scherfwerking, zoals rondvliegende (grote) glasscherven, een drukgolf en hoge decibellen heeft veroorzaakt) een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de op dat moment in de woning aanwezige personen bestond. Die kans is door verdachte ook bewust aanvaard, gelet op deze handelswijze.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet als medepleger van de feiten kan worden aangemerkt. De rechtbank volgt de raadsvrouw in haar verweer en zal de verdachte, bij gebrek aan wettig bewijs, vrijspreken van het ten laste gelegde bestanddeel ‘medeplegen’, nu niet kan worden vastgesteld bij het plaatsen van deze vuurwerkbom ook een ander of anderen waren betrokken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 3 subsidiair:
op 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meer samengebonden stukken zwaar vuurwerk (te weten Cobra 6) heeft aangestoken en tot ontbranding heeft gebracht en vervolgens door de brievenbus van de woning aan [adres] heeft gedeponeerd waardoor deze in de hal van voornoemde woning is beland en aldaar tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. feit 4:
op 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door meer samengebonden stukken zwaar vuurwerk (te weten Cobra 6) aan te steken en tot ontbranding te brengen en vervolgens door de brievenbus van de woning aan [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en aldaar tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en in de woning aanwezige goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Eendaadse samenloop
Van eendaadse samenloop is sprake als een feit in méér dan een strafbepaling valt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake bij het onder 3 subsidiair en 4 bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de eendaadse samenloop van de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 3 subsidiair:
poging tot zware mishandeling met voorbedachten raad;
t.a.v. feit 4: o
pzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 3 maart 2022;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 januari 2022, opgemaakt door [B] , raadsonderzoeker.
De raadsonderzoeker heeft geen contact weten te krijgen met verdachte of zijn moeder. Zij acht begeleiding vanuit de jeugdreclassering in beginsel passend en mogelijk, omdat verdachte wordt verdacht van een ernstig delict en begeleiding door de jeugdreclassering, gelet op de lagere verstandelijke vermogens van verdachte, passender is dan begeleiding door de volwassenenreclassering. Verder onthoudt de raadsonderzoeker zich van het geven van een strafadvies, omdat verdachte niet is gesproken over onderhavig delict en de Raad voor de Kinderbescherming onvoldoende zicht heeft op de huidige situatie van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel en het opzettelijk teweegbrengen van een explosie door een vuurwerkbom door de brievenbus van [adres] te gooien. De vuurwerkbom is in de hal van de woning tot ontploffing gekomen en heeft grote schade veroorzaakt aan die woning. Het herstellen van de veroorzaakte schade heeft een jaar in beslag genomen. De ontploffing heeft ook op de bewoners van [adres] grote impact gehad, waaronder ook het veroorzaken van psychische klachten bij verschillende gezinsleden zoals PTSS, somatische-symptoomstoornissen en slaapproblemen. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij midden in de nacht de veiligheid van de bewoners op [adres] in gevaar heeft gebracht. Door het handelen van verdachte zijn niet alleen gevoelens van onrust en onveiligheid bij de bewoners van [adres] te weeg gebracht, maar ook in de samenleving en in het bijzonder in de desbetreffende straat.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Bij het bepalen van de duur hiervan houdt de rechtbank rekening met de straffen die worden opgelegd in soortgelijke zaken. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte eerder forse straffen en maatregelen opgelegd heeft gekregen. Om het leven van verdacht een positieve wending te geven is eerder een streng toezichtskader opgelegd (ITB Harde Kern) en is aan verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) opgelegd. Dat heeft onvoldoende effect gehad. Op dit moment, verdachte is inmiddels ook meerderjarig, ziet de rechtbank geen andere mogelijkheden dan het afstraffen van verdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 200 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om toezicht door de jeugdreclassering te koppelen aan de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.

9.BESLAG

Onder verdachte is op 6 juli 2021 een paar zwarte schoenen in beslag genomen (zoals vermeld op de beslaglijst onder G2845016). De rechtbank zal hiervan de teruggave gelasten aan verdachte.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[adres]
De bewoners van [adres] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en 2 ten laste gelegde, de hieronder vermelde bedragen:
- [slachtoffer 4] €5.000,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 3] €5.000,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 2] €868,07 aan materiële schade en €7.500,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 1] €12.286,79 aan materiële schade en €5.000,- aan immateriële schade.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en verzoekt de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en verzoekt de rechtbank om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaringen in hun vorderingen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen nu verdachte van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[adres]
De bewoners van [adres] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 en 4 ten laste gelegde, de hieronder vermelde bedragen:
- [slachtoffer 5] €1.163,25 aan materiële schade en €6.000,-,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 6] €3.229,98 aan materiële schade en €15.000,-,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 8] €345,40 aan materiële schade en €7.500,-,- aan immateriële schade;
- [slachtoffer 7] €7.5000,- aan immateriële schade.
10.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde en verzoekt de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
10.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 en 4 ten laste gelegde en verzoekt de rechtbank om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaringen in hun vorderingen.
10.6
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 5]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 subsidiair en feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost eigen risico ter hoogte van in totaal €367,61 en immateriële schade ter hoogte van in totaal €5.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag van €5.367,61 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €5.367,61, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 6]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 subsidiair en feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten niet vergoede behandelingen en eigen risico ter hoogte van in totaal €3.229,98 en immateriële schade ter hoogte van in totaal €7.500,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag van €10.729,98 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €10.729,98, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 8]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 subsidiair en feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd.
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost eigen risico ter hoogte van in totaal €345,40 en immateriële schade ter hoogte van in totaal €5.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag van €5.345,40 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 8] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €5.345,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 7]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 subsidiair en feit 4 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende met stukken onderbouwd.
De immateriële schade ter hoogte van in totaal €5.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 7] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling. Omdat verdachte minderjarig was tijdens het plegen van de feiten, wordt de betalingsverplichting niet aangevuld met gijzeling als hij niet betaalt.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 157 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals die artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3 subsidiair en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 200 dagen;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
100 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp:
 een paar zwarte schoenen (zoals vermeld op de beslaglijst onder G2845016);
Benadeelde partijen t.a.v. feiten 1 en 2:
- verklaart
[slachtoffer 4]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart
[slachtoffer 1]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart
[slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- verklaart
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partijen t.a.v. feiten 3 en 4:
- wijst de vordering van
[slachtoffer 5]toe tot een bedrag van €5.367,61;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 5.367,61 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van
[slachtoffer 6]toe tot een bedrag van €10.729,98;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 6] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat €10.729,98 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van
[slachtoffer 8]toe tot een bedrag van €5.345,40;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 8] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 8] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat €5.345,40 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- wijst de vordering van
[slachtoffer 7]toe tot een bedrag van €5.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [slachtoffer 7] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat €5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en mr. A.M.M. Lemmen, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2022.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of heeft aangestoken en/of tot ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] heeft gedeponeerd waardoor deze in de hal van voornoemde woning is beland en/of (aldaar) tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of heeft aangestoken en/of tot ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] heeft gedeponeerd waardoor deze in de hal van voornoemde woning is beland en/of (aldaar) tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een ontploffing teweeg te brengen door een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot
ontploffing kwam;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2 - hij op of omstreeks 8 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of in de woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3 - hij op of omstreeks 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval
in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of heeft aangestoken en/of tot ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] heeft gedeponeerd waardoor deze in de hal van voornoemde woning is beland en/of (aldaar) tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking heeft gebracht en/of heeft aangestoken en/of tot ontbranding heeft gebracht en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] heeft gedeponeerd waardoor deze in de hal van voornoemde woning is beland en/of (aldaar) tot ontploffing is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid
1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door een ontploffing teweeg te brengen door een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot ontploffing kwam;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4 - hij op of omstreeks 14 november 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Rhenen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een of meer samengebonden stuk(ken) (zwaar) vuurwerk (te weten Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan de [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of in de woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ,
in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 6 augustus 2021, genummerd 2020363543, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 1176. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , pagina 518.
3.Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), pagina 662.
4.Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), pagina 663.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1136.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1137.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1138.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1140.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 1144.