Op 26 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van inbraak in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident op 6 januari 2022 te Veenendaal, waarbij de verdachte samen met een ander goederen van een slachtoffer heeft gestolen door middel van braak. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 12 april 2022, waar de officier van justitie, mr. M.S. Martherus-Meijers, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. E.D. van Elst, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met een ander in de deuropening van de kelderbox werd aangetroffen met goederen die afkomstig waren van het slachtoffer. De rechtbank achtte de poging tot inbraak wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf werd verschaft door middel van braak.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de oudste rechter en de griffier waren niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.