4.3.1Inzake parketnummer 16.013998.21
Aangeefster [slachtoffer] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
Op vrijdag avond 15 januari 2021 om ongeveer 19.30 uur was ik op de [straat] in Woudenberg. Ik stond ongeveer 10 minuten op straat, toen er een jongen en een meisje langs kwamen lopen. Ik weet niet precies wat de aanleiding was, maar daarna werd er over en weer gescholden. Later heb ik gehoord dat het meisje [verdachte] zou heten. Ik zag dat [verdachte] en die jongen de tuin van een rijtjeshuis inliepen. [verdachte] was even uit mijn beeld, maar kwam met die jongen na iets van 10 seconden alweer uit de tuin en ze liepen terug naar ons groepje. Ik hoorde [A] roepen: "Ze heeft een mes!". Ik zag in een flits dat [verdachte] een mes in haar rechterhand ter hoogte van haar bovenbeen hield. Er ontstond een worteling tussen mij en [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] op een gegeven moment richting de grond ging en ik denk dat ze mij op dat moment in mijn bovenbeen stak. Ik voelde een prikkend gevoel als of er een naald in mijn been werd gestoken. Ik greep naar mijn been en ik voelde mijn hand warm worden van het bloed. Toen ik gestoken was heb ik hard geroepen: “Bel 112, ik ben gestoken!” [verdachte] rende toen weg.
In het dossier bevindt zich een geneeskundige verklaring. In deze geneeskundige verklaring valt – zakelijk weergegeven – het volgende te lezen.
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2004]
A.
Uitwendig waargenomen letsel:
Rechterbeen: bovenbeen, diepe wond tot fascie, 2,5 cm lang.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht:
15/01/2021
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat – zakelijk weergegeven – het volgende.
Op vrijdag 15 januari 2021, omstreeks 19.50 uur, hoorde ik dat er een melding was van een steekpartij op de [straat] in Woudenberg. Ter plaatse gekomen zag ik dat er een jonge dame op het muurtje zat. Ik zag dat er een redelijke hoeveelheid bloed op de grond lag. Ik zag dat haar donkerblauwe joggingbroek doordrenkt was met bloed. Ik zag dat dit haar rechterbovenbeen betrof.
Ik heb hierop aan het slachtoffer en haar vriend gevraagd wat de aanleiding is geweest voor de steekpartij. Ik hoorde dat zij zeiden dat er ruzie tussen [verdachte] en haar vriend en hen beiden. [verdachte] was hierbij naar de woning gelopen en kwam daarna weer terug. Eigenlijk direct na terugkomst werd het slt (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) door [verdachte] gestoken in haar been waarna [verdachte] en haar vriend weer wegliepen.
Terwijl [verdachte] (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) werd behandeld, vroeg ik haar en haar vriend naar hun personalia. Zij gave desgevraagd op te zijn genaamd:
[slachtoffer] , [voornamen]
geboren [2004] te Hongarije
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat – zakelijk weergegeven – het volgende.
Op vrijdag 15 januari 2021, omstreeks 19.59 uur, werd ik naar de [straat] in Woudenberg gestuurd in verband met en steekpartij. Onderweg kwamen wij een groep jeugd van ongeveer 5 personen tegen. Deze sprak ik aan en ik vroeg hun of zij wisten wat er gebeurd was. Ik hoorde één van hun zeggen dat ze bij de zaak betrokken waren geweest en dat ze alles hadden zien gebeuren. Hierop heb ik ze gezegd dat ze niet meer met elkaar mochten praten over de zaak en heb ik ze apart gezet.
De getuige die ik aansprak maakte zich bekend als [getuige 1] . Ik hoorde hem hierop het volgende verklaren:
- Ik zag dat [verdachte] en [B] een paar keer langs ons liepen;
- Ik zag dat [verdachte] en haar vriend vervolgens naar binnen gaan;
- Ik zag dat [verdachte] naar buiten kwam en ik zag dat zij een mes in haar hand had;
- Ik zag [verdachte] met het mes heen en weer zwaaien en ik zag dat zij het slachtoffer hierbij één keer raakte.
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat – zakelijk weergegeven – het volgende.
Op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 20.00 uur kreeg ik de melding dat er een steekpartij was geweest in Woudenberg op de [straat] . Ter plaatse zagen wij een aantal personen staan. Personen die getuige zijn geweest heb ik gevraagd om te blijven staan en heb ik apart van elkaar gehoord.
Ik sprak ter plaatse een persoon welke mij opgaf te zijn getuige [getuige 2] . Hij verklaarde mij dat hij:
- Zag dat deze persoon, een vrouw, naar buiten kwam met een mes in haar handen;
- Hoorde dat het slachtoffer schreeuwde dat zij gestoken was;
- Hoorde dat het slachtoffer bij het opstaan zei dat zij voelde dat zij bloed verloor;
- De wond van het slachtoffer heeft geprobeerd af te binden met een doek en heeft geprobeerd druk uit te oefenen op de wond.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard – zakelijk weergegeven – dat zij op 15 januari 2021 in Woudenberg met haar vuist geslagen en geduwd heeft tegen het lichaam van [slachtoffer] .
4.3.1.2 Overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank vindt, anders dan de raadsvrouw, dat op basis van de hierboven uitgeschreven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 15 januari 2021 in Woudenberg met een mes in het rechterbovenbeen van [slachtoffer] gestoken heeft.
Verdachte ontkent dat zij [slachtoffer] met een mes in haar been heeft gestoken. Ook ontkent verdachte dat zij een mes in haar handen heeft gehad. De rechtbank vindt deze verklaring echter ongeloofwaardig nu [getuige 1] en [getuige 2] het tegendeel verklaren en er geen realistische alternatieve verklaring is voor het ontstaan van het letsel bij [slachtoffer] . De verklaringen van deze getuigen sluiten aan bij de aangifte van [slachtoffer] en ook bij het letsel dat [slachtoffer] opgelopen heeft en waarover ook de verbalisanten relateren.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] voldoende betrouwbaar zijn en dus voor het bewijs gebruikt kunnen (en zullen) worden. De raadsvrouw wijst op diverse tegenstrijdigheden in de afgelegde getuigenverklaringen, maar de rechtbank vindt deze inconsistenties niet van dien aard dat deze afdoen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen. Op hoofdlijnen komen de verklaringen met elkaar overeen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank bovendien de omstandigheid dat de verklaringen kort na de steekpartij zijn afgelegd, alsmede het feit dat de verbalisanten de getuigen uit elkaar hebben gehaald en opgedragen hebben niet (meer) met elkaar te praten over de zaak.
Ook volgt de rechtbank de raadsvrouw niet in het verweer dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu geen sprake zou zijn van zwaar lichamelijk letsel. Aan verdachte is door de officier van justitie geen (voltooide) zware mishandeling ten laste gelegd. De vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel is daarom niet relevant en kan in het midden blijven. Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde is voldoende dat verdachte door met een mes in het bovenbeen van [slachtoffer] te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard daarmee zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte daar naar uiterlijke verschijningsvorm op gericht is geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat in het bovenbeen diverse spieren, pezen en bloedaderen lopen die kunnen worden doorgesneden, wanneer iemand hier met een mes insteekt. De steekwond in kwestie was een diepe steekwond tot op het bindweefsel. Door zodanig diep in het bovenbeen te steken ontstaat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. Door het slachtoffer in het been te steken, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Verdachte heeft dan ook het voorwaardelijke opzet gehad op de poging tot zware mishandeling (feit 1 primair). Dit feit zal de rechtbank onder rubriek 5 dan ook bewezen verklaren.
4.3.2Inzake parketnummer 01.064056.20
Verdachte bekent dat zij dit feit op deze tenlastelegging heeft gepleegd. Daarnaast vraagt de raadsvrouw van verdachte de rechtbank niet om verdachte van dit feit vrij te spreken. Om deze redenen schrijft de rechtbank niet uit wat in de bewijsmiddelen staat opgenomen, maar worden de bewijsmiddelen enkel opgesomd. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats in het dossier waar de bewijsstukken te vinden zijn.
- De aangifte van de heer [aangever] , namens [supermarkt] , gedaan op 11 maart 2020.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 22 december 2021.