In deze zaak heeft eiseres, die eerder een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW), een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte. Het Uwv heeft haar aanvraag beoordeeld en vastgesteld dat zij 4,63% arbeidsongeschikt is, wat leidde tot een weigering van de WIA-uitkering. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, waarna het Uwv haar arbeidsongeschiktheid opnieuw heeft beoordeeld en vastgesteld op 16,71%. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 13 april 2022 de zaak behandeld. Eiseres was niet aanwezig, maar het Uwv was vertegenwoordigd door een gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv zou kunnen weerleggen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% blijft. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder.