ECLI:NL:RBMNE:2022:160

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
C/16/533648 / KG ZA 22-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot voordracht voor deelname aan de Olympische Spelen door de Nederlandse Ski Vereniging

In deze zaak heeft eiseres, een atleet, een vordering ingesteld tegen de Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV) om haar voor te dragen aan het NOC*NSF voor deelname aan de Olympische Winterspelen 2022 in Beijing. Eiseres stelt dat zij, ondanks het niet voldoen aan de prestatie-eisen, recht heeft op voordracht vanwege bijzondere omstandigheden die zijn ontstaan door de Covid-19 pandemie. De voorzieningenrechter heeft op 21 januari 2022 de zaak behandeld en geconcludeerd dat de NSkiV in redelijkheid tot haar beslissing kon komen om eiseres niet voor te dragen. De rechter oordeelt dat de toetsing van de besluiten van een vereniging beperkt is en dat er geen sprake is van ongelijke behandeling van de leden. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar prestaties vergelijkbaar zijn met die van de atleten die wel zijn voorgedragen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.692,00. De rechter benadrukt dat de vrijheid van de vereniging bij haar besluitvorming een belangrijke rol speelt in deze uitspraak.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/533648 / KG ZA 22-21
Proces-verbaal van de zitting, gehouden op 21 januari 2022, houdende mondeling vonnis
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. C. Hellingman te Amsterdam,
tegen
de vereniging
NEDERLANDSE SKI VERENIGING,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.I. van Dijk en mr. A. van de Beek te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en NSkiV genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. J.P. Killian, voorzieningenrechter, en mr. C.E.M. Roeleveld, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • [eiseres]
  • mr. Hellingman, voornoemd
  • [A] , [functie 1] van NSkiV
  • [B] , [functie 2] van NSkiV
  • mr. Van de Beek, voornoemd.
Partijen blijven bij de eerder door hen ingenomen standpunten. De rechter wijst het volgende vonnis.

1.Waar gaat het over?

1.1.
[eiseres] wil deelnemen aan de Olympische Winterspelen 2022 in Beijing op het onderdeel [.] . Het Nederlandse nationale olympisch comité NOC*NSF beslist op voordracht van de nationale bond, in dit geval NSkiV, welke atleet aan de Spelen kan deelnemen. De uiterste aanmeldingsdatum voor atleten bij het NOC*NSF is 24 januari 2022.
1.2.
[eiseres] heeft de gestelde prestatie-eisen niet gehaald en zich daarmee in principe niet gekwalificeerd voor de Spelen. NSkiV heeft [eiseres] dan ook niet voorgedragen aan het NOC*NSF. Volgens [eiseres] heeft NSkiV twee andere atleten, [C] ( [..] ) en [D] ( [...] ) vanwege de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de Covid-19 pandemie wel voorgedragen bij het NOC*NSF voor deelname aan de Spelen, terwijl ook deze twee atleten niet hebben voldaan aan de prestatie-eisen. NOC*NSF heeft deze twee atleten ook geaccepteerd.
1.3.
[eiseres] is van mening dat ook haar een beroep toekomt op bijzondere omstandigheden vanwege de Covid-19 pandemie en begrijpt niet waarom NSkiV blijft weigeren haar voor te dragen bij het NOC*NSF.

2.De beoordeling

2.1.
De voorzieningenrechter mag alleen marginaal toetsen of NSkiV in redelijkheid en billijkheid tot haar beslissing om [eiseres] niet voor te dragen bij het NOC*NSF kon komen of maakt het beroep van [eiseres] op het gelijkheidsbeginsel dat anders oftewel hoever mag de rechter gaan in de toets als de stelling is dat de leden van de vereniging niet gelijk worden behandeld. De voorzieningenrechter blijft van oordeel dat ook dan de toets beperkt is.
2.2.
Is er dan sprake van een zo ernstige schending van het gelijkheidsbeginsel dat de betreffende beslissing van NSkiV niet in stand kan blijven. Volgens NSkiV was er wel sprake van een gelijke behandeling en heeft zij daarbij met name de norm gehanteerd dat sprake moest zijn van een perspectief op de kans van een sportief aansprekend resultaat. [eiseres] heeft betoogd dat sprake is van ongelijke behandeling, omdat zij vergelijkbaar heeft gepresteerd als in ieder geval [C] , terwijl zij daarvoor minder kansen/wedstrijden heeft gehad.
2.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de beslissing van NSkiV om [eiseres] niet voor te dragen bij het NOC*NSF niet volgt dat [eiseres] ongelijk behandeld is, omdat de prestaties tussen de deelnemers verschillend zijn, want [C] en [D] zijn in de kwalificatieperiode één of meerdere keren in de bovenste 50% van het deelnemersveld geëindigd, terwijl niet is gebleken dat [eiseres] dat heeft gepresteerd en [eiseres] heeft nooit een finale behaald. Met deze objectieve gegevens kon NSkiV onderscheid maken tussen de atleten en tot deze beslissing kon komen. Ook heeft [eiseres] aangevoerd dat zij door de Covid-19 pandemie zwaarder getroffen is dan de anderen en dat NSkiV daar onvoldoende oog voor heeft gehad bij de besluitvorming. Wellicht kan [eiseres] daarin worden gevolgd en had het op de weg van NSkiV gelegen om dat te betrekken bij de besluitvorming, maar de voorzieningenrechter vindt dit van onvoldoende gewicht om het beroep op het gelijkheidsbeginsel te honoreren.
2.4.
De conclusie is dan ook dat vanwege de beperkte toets en de vrijheid die NSkiV heeft bij haar besluitvorming de voorzieningenrechter geen gerechtvaardigde reden ziet om in te grijpen en haar alsnog op te dragen om [eiseres] voor te dragen bij het NOC*NSF.
2.5.
Dit betekent dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
2.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NSkiV worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00
2.7.
De nakosten zullen worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van NSkiV tot op heden begroot op € 1.692,00,
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
De rechter sluit de zitting.
Waarvan proces-verbaal,