6.1Op de zitting is gebleken dat in de verkoop van de referentiewoning [adres] (referentiewoning 2) twee percelen weiland zijn betrokken. Met partijen is op de zitting een herberekening gemaakt waarbij verweerder uitgaat van een vierkante meterprijs van € 5,- voor het weiland. De rechtbank vindt dit een aannemelijke waarde. Uitgaande daarvan is de woningwaarde per vierkante meter van de referentiewoning 2 € 870,-, zoals door de taxateur op de zitting toegelicht en op zichzelf niet is betwist. Uitgaande van die woningwaarde van de referentiewoning 2 en de woningwaarde van € 958,- van de referentiewoning de [adres] (referentiewoning 3) vindt de rechtbank de woningwaarde van € 837,- van de woning aannemelijk gemaakt.
Voorzieningen en onderhoud
7. Eiser stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de staat van onderhoud en voorzieningen in de referentiewoningen. De referentiewoningen wijken volgens eiser af op secundaire kenmerken en objectkenmerken. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Referentiewoning 2 en 3 scoren gelijk met betrekking tot de bouwkundige kwaliteit, staat van onderhoud en voorzieningen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Volgens eiser is er onvoldoende rekening gehouden met de ligging van de woning, vanwege de direct daarnaast gelegen provinciale weg [provinciale weg] . Eiser stelt dat de overlast die ervaren wordt door de [provinciale weg] een negatieve invloed heeft op de waarde van de woning. De rechtbank beoordeelt de ligging in het kader van de grondwaarde. Verweerder stelt dat referentiewoning 3 ook een drukke doorgaande weg is gelegen, namelijk [adres] . De taxateur heeft toegelicht dat op die weg veel landbouwverkeer is door het agrarisch gebied waarin het is gelegen. De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen. De [adres] heeft een andere verkeersfunctie dan de [provinciale weg] . Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ligging van de woning gelijk is aan de ligging van de referentieobjecten. De ligging van de woning heeft een waardedrukkend effect en verweerder had dat moeten corrigeren in de grondwaarde. Verweerder heeft de waarde niet aannemelijk gemaakt. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal de uitspraak op bezwaar vernietigen.
9. Verweerder heeft de waarde niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft in bezwaar wel een taxatierapport overgelegd, maar in beroep wordt deze waarde niet meer voorgestaan. De voorgestane waarde is nu € 418.000,-. Eiser heeft de waarde niet onderbouwd en daarom de waarde niet aannemelijk gemaakt. Rekening houdend met een correctie van de grondwaarde van 10% zal de rechtbank de waarde schattenderwijs vaststellen op € 429.000,-. De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert.
10. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. De proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.082,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 541,- en wegingsfactor 1). Eiser heeft in de bezwaarfase al een vergoeding gehad voor de kosten van het taxatierapport.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.