In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 21 augustus 2021 betrokken was bij een incident bij een tankstation in Dronten. De verdachte werd primair beschuldigd van opzettelijke brandstichting, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldiging. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte opzet had op de ontploffing en brand. De verdachte had eerder gasflessen bijgevuld zonder incidenten en had zelf brandwonden opgelopen tijdens het voorval, wat erop wees dat hij geen opzet had gehad.
De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan culpoze brandstichting. Het bijvullen van een niet-beveiligde gasfles in de nabijheid van een open vlam werd gekwalificeerd als grovelijk onvoorzichtig. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren op, waarbij de benadeelde partij, een bedrijf dat schade had geleden, niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering wegens gebrek aan bewijs van vertegenwoordiging.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn fysieke en mentale klachten als gevolg van het incident, en concludeerde dat een onvoorwaardelijke taakstraf passend was. De uitspraak benadrukt de ernst van de gevolgen van onvoorzichtig handelen in situaties met brandgevaar.