4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 1 tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2022, inhoudende dat hij in de periode tussen 7 april en 28 april 2021 een revolver en bijbehorende munitie in de kast in zijn slaapkamer had verstopt;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1]blijkt onder meer het volgende:
In dit proces-verbaal wordt de inhoud besproken van de getapte telefoonlijnen en de OVC-
gesprekken die vermoedelijk in relatie staan tot het strafbare feit en de niet-natuurlijke dood van [slachtoffer] .
Er zijn tapgesprekken gebruikt van de volgende taplijnen:
Taplijn Telefoonnummer Gebruiker
TA003 [telefoonnummer] [A] (vader van verdachte [medeverdachte] ) […]
Taplijn Datum & Tijd Sessienummer
TA003 9 mei 2021 te 21:41:36 uur 205
[naam] wordt gebeld door [verdachte] en vraagt naar [medeverdachte] .
[medeverdachte] komt aan de lijn […].
[verdachte] : Wat gebeurde? Hoe is het gegaan? Hoe, met je wat wil je weten?
[medeverdachte] : Gewoon moesten weer allerlei vragen.
[verdachte] : Welke vragen?
[medeverdachte] : Even kijken weer een paar van dezelfde? En over euuh...(ntv)...waar die tellie was?
[verdachte] : Ja?
[…]
[verdachte] : Waar is die dan?
[medeverdachte] : Bij mij.
[…]
[verdachte] = ( [verdachte] )
[medeverdachte] = [medeverdachte]
[…]
[medeverdachte] : Moet je deze tellie ergens weg doen?
[verdachte] : Ja, is goed.
[medeverdachte] : Joe.
[verdachte] : Leg die onder mijn matras, ja.
[medeverdachte] : Joe, joe. […]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft onder meer het volgende verklaard:
Gesprek sessienr: 205, taplijn TA003, op 09-05-2021 om 21:41:36 uur.
O: Dit is een gesprek tussen jou en je broer [verdachte] . Eerder op die dag ben je ’s middags door ons als getuige gehoord. [verdachte] vraagt aan jou hoe dit is gegaan.
O: Jij zegt tegen [verdachte] dat ‘die tellie’ bij jou is. Jij zegt tegen [verdachte] dat ‘die tellie’ weggedaan moet worden. [verdachte] zegt tegen jou dat je ‘die tellie’ onder zijn matras moet leggen. Uit dit gesprek blijkt dat je dit gaat doen. Onze conclusie is dat je weet waar die telefoon is gebleven.
V: Waar is de telefoon van [slachtoffer] nu?
A: Het ging om de telefoon van [slachtoffer] . Ik wilde de familie niet belasten met wat jullie op de telefoon konden aantreffen. Ik wist niet of jullie wat zouden vinden. […] Ik weet niet of er afbeeldingen van het vuurwapen op de telefoon van [slachtoffer] stonden. […]
Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 2] blijkt onder meer het volgende:
Op dinsdag 1 juni 2021 tussen 07:04 uur en 09:50 uur, was ik als perceelcoördinator aanwezig bij de doorzoeking van de woning aan de [adres] in [woonplaats] .
Ik zag dat de badkamer tegenover de trap is gelegen en dat er links van de badkamer een trap naar de tweede verdieping was. Ik zag dat rechts van de badkamer de derde slaapkamer was. Dit betrof de slaapkamer van [verdachte] .
In de derde slaapkamer [...] zag [ik] dat er een iPhone lag met een zwart hoesje. […] Ik zag dat er een Nederlandse Identiteitskaart en een ING bankpas ten name van [slachtoffer] tussen het hoesje en de telefoon zaten. Ik zag op de achterzijde van de telefoon dat het een zilverkleurige iPhone S betrof, model A1688. […] [ik] raadpleegde de website van Apple Support, waaruit blijkt dat een iPhone met model A1688 een iPhone 6S betrof […].
Bewijsoverweging
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] , in de periode 9 mei 2021 tot en met 1 juni 2021 te Amersfoort, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de iPhone 6s, met in het hoesje een ING bankpas en Nederlandse identiteitskaart van [slachtoffer] . De telefoon van [slachtoffer] is bij zijn overlijden achtergebleven op de slaapkamer van [medeverdachte] . Op 9 mei 2021 geeft verdachte aan [medeverdachte] de opdracht de telefoon, waarin de pasjes zaten, onder zijn matras te verstoppen. [slachtoffer] telefoon is door de politie aangetroffen op de slaapkamer van verdachte. Hiermee heeft naar het oordeel van de rechtbank een wegnemingshandeling plaatsgevonden, waardoor verdachte als heer en meester over de goederen beschikte. Het oogmerk op het wegnemen van voornoemde goederen volgt uit de verklaring van [medeverdachte] , waarin hij verklaart dat hij de familie van [slachtoffer] niet wilde belasten met wat de politie op de telefoon zou aantreffen en de bevindingen uit het tapgesprek, waarin verdachte de opdracht geeft tot het verstoppen, oftewel: het wegnemen. Het was immers de bedoeling van verdachten dat de telefoon niet gevonden zou worden, omdat zij vreesden voor de inhoud ervan. Er is sprake van nauwe en bewuste samenwerking, nu verdachten hebben overlegd over het verstoppen en de locatie daarvan. Dat de telefoon tijdens de doorzoeking van de woning op 1 juni 2021 op een kast in de kamer van verdachte wordt aangetroffen en niet onder het matras, doet aan het voorgaande niet af. Er is op dat moment al sprake van een voltooide diefstal.
Partiële vrijspraak periode 28 april 2021 tot en met 8 mei 2021
Nu uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat de telefoon met pasjes niet eerder dan 9 mei 2021 is weggenomen, spreekt de rechtbank verdachte partieel vrij van de periode voorafgaand aan 9 mei 2021.
Bewijsmiddelen
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 tenlastegelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2022, inhoudende dat hij op 1 juni 2021 te Amersfoort 1,16 gram heroïne aanwezig had;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Onderzoek verdovende middelen van 2 juni 2021, genummerd PL0900-2021131369-29, opgemaakt door politie Midden-Nederland, houdende het onderzoek naar de bij verdachte aangetroffen bolletjes met een gewicht van 1,16 gram, welke positief testen voor heroïne, doorgenummerde pagina 217-219.
Vrijspraak feit 4
De rechtbank is, met de raadsvrouw, van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt ten aanzien van feit 4 en zal verdachte hiervan vrijspreken. Hoewel de bij verdachte aangetroffen voorwerpen vragen oproepen en een aantal voorwerpen duidelijk drugsgerelateerd (kunnen) zijn, duiden sommige van die voorwerpen juist op drugshandel in het verleden: oude berichten in de Nokia telefoon, betaalpassen van anderen dan verdachte die mogelijk als onderpand dienen/hebben gediend. De rechtbank acht de aangetroffen voorwerpen in onderling verband en samenhang bezien, gelet op de geringe hoeveelheid verdovende middelen, onvoldoende om tot een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen van de Opiumwet te komen. Hiervoor is namelijk vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft op het voorbereiden of bevorderen van een feit zoals bedoeld in artikel 10, derde of vierde lid, van de Opiumwet en dit opzet kan op basis van het dossier en de aangetroffen goederen niet worden vastgesteld.