ECLI:NL:RBMNE:2022:1575

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/16/504891 / FO RK 20-717
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in een complexe scheidingssituatie met grote weerstand van kinderen tegen contact met de vader

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 26 april 2022, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen verwikkeld in een geschil over de zorgregeling en kinderalimentatie. De vader verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekend bij hem zouden verblijven, terwijl de moeder dit verzoek afwees en een hogere alimentatie eiste. De rechter heeft de zaak in behandeling genomen na een eerdere uitstel op 13 oktober 2020, waarbij de ouders naar het traject 'Ouderschap Blijft' werden verwezen. Ondanks de inspanningen van de ouders om dichter bij elkaar te komen, heeft de moeder het traject vroegtijdig afgebroken, wat leidde tot een negatief beeld van de vader bij de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 maart 2022 hebben de kinderen hun wensen kenbaar gemaakt, waarbij beiden aangaven geen contact met hun vader te willen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om geen zorgregeling vast te stellen, gezien de sterke weerstand van de kinderen. De rechter heeft dit advies gevolgd en geen zorgregeling vastgesteld, met de opmerking dat de ouders de sleutel tot verandering in handen hebben. De vader heeft ook verzocht om een ondertoezichtstelling voor de kinderen, maar de rechter vond dit niet passend, aangezien de oplossing bij de ouders ligt.

Wat betreft de kinderalimentatie heeft de rechter vastgesteld dat de vader € 392,50 per kind per maand moet betalen, met ingang van 26 april 2022. De rechter heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en geconcludeerd dat de vader voldoende financiële middelen heeft om bij te dragen aan de kosten van de kinderen. De alimentatie moet steeds vóór de eerste van de maand worden betaald. De rechter heeft de overige verzoeken van de ouders afgewezen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/504891 / FO RK 20-717
Zorgregeling en kinderalimentatie
Beschikking van 26 april 2022
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. H.E. Brokers-van Dijk,
tegen
[de moeder] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. C. van der Mark.

1.De procedure

1.1.
De rechter heeft op 13 oktober 2020 de beslissing op de verzoeken uitgesteld omdat de ouders hebben besloten samen het traject Ouderschap Blijft te volgen.
1.2.
De rechter heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het eindverslag van [instelling] van 4 maart 2021;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 18 november 2021;
  • de aanvullende stukken van de vader (via F9) van 7 maart 2022;
  • de aanvullende stukken van de moeder van 8 maart 2022.
1.3.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 18 maart 2022. Daarbij waren de ouders aanwezig met hun advocaten en mevrouw [A] namens de Raad.
1.4.
De rechter heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , de kinderen van de ouders, gevraagd wat zij van het verzoek vinden. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben dat per brief laten weten.

2.Waar gaat de procedure over?

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2004 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 in [geboorteplaats] .
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
De rechter moet nog een (definitieve) beslissing nemen op de verzoeken van de ouders over de zorgregeling en de kinderalimentatie.
2.5.
De vader heeft de rechtbank verzocht om:
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] een weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, en de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen;
  • te bepalen dat de vader een bedrag van € 310,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de vrouw moet betalen, met ingang van 1 juli 2020.
2.6.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om het verzoek van de vader over de zorgregeling af te wijzen en te bepalen dat de vader een bedrag van € 425,- per kind per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen, met ingang van 1 oktober 2019.

3.De beoordeling

De zorgregeling
3.1.
De rechter zal het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen, afwijzen. Dat betekent dat er geen enkele zorgregeling zal gelden tussen de vader en de kinderen. De rechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De ouders zijn in oktober 2020 door de rechter verwezen naar het traject Ouderschap Blijft. Hoewel het in eerste instantie leek alsof de ouders dichter bij elkaar kwamen, is het traject toch vroegtijdig afgebroken door de moeder. Zij stelt dat zij alles heeft gedaan wat zij kon, maar dat het standpunt van de kinderen toch niet zou veranderen. De hulpverlening heeft toen geadviseerd om de Raad onderzoek te laten doen en om de kinderen professionele hulp te bieden bij het werken aan een gezonde relatie (op afstand) met de vader.
3.3.
Uit het onderzoek van de Raad volgt dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beiden heel stellig zijn in hun wens om geen enkel contact te hebben met de vader. Dit blijkt ook uit de brieven die zij aan de rechter hebben geschreven. De Raad adviseert de rechter daarom, mede gelet op de leeftijd van de kinderen, om geen zorgregeling vast te stellen. De Raad heeft daarbij wel opgemerkt dat de sleutel tot verandering van de situatie bij de ouders ligt. Beide ouders beïnvloeden de kinderen namelijk in deze scheidingscontext. De moeder is negatief (geweest) over de vader naar de kinderen en geeft hen geen emotionele toestemming tot contact met de vader. Dit heeft de moeder misschien niet expres gedaan, maar de kinderen hebben dat (onbewust) wel zo gevoeld. De vader heeft de kinderen te weinig erkenning gegeven voor hun emoties tijdens de heftige periode van de scheiding en hoe dat voor hen heeft gevoeld. Daarnaast heeft de vader (te snel) te hoge verwachtingen gehad bij het contact met de kinderen. Zolang beide ouders hier niet aan gaan werken, is contactherstel met de vader uitgesloten. Ter zitting heeft de Raad de ouders nog geadviseerd om een systeemtherapeut in te schakelen, die anders dan een psycholoog ook kijkt naar onderlinge verbanden binnen het systeem. Dit zou ook een goed gebaar zijn richting de kinderen, dat de ouders dit samen gaan doen. De vader staat hier voor open, maar de moeder heeft gezegd hier niet voor open te staan omdat zij te druk is en te veel andere dingen aan haar hoofd heeft.
3.4.
Op basis van het advies van de Raad en de mondelinge behandeling ziet de rechter geen andere mogelijkheid dan geen zorgregeling vast te stellen tussen de vader en de kinderen. Bij zowel [minderjarige 1 (voornaam)] als [minderjarige 2 (voornaam)] is er op dit moment geen enkele ruimte voor contact met de vader. De band tussen [minderjarige 1 (voornaam)] en de vader stond al onder druk doordat [minderjarige 1 (voornaam)] het gevoel had dat de vader [minderjarige 2 (voornaam)] prefereerde boven hem. Maar de hoofdoorzaak van de afwijzing van het contact met de vader door beide kinderen, is dat de ouders niet in staat zijn geweest om de problemen die tussen hen speelden bij de kinderen weg te houden. De rechter vindt het zeer zorgelijk dat de kinderen een extreem negatief beeld van de vader hebben. Dat is niet iets dat van nature ontstaat bij een kind, ook niet als de band met de ouder niet heel warm is. [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben niet de ruimte gevoeld om van allebei de ouders te houden, en hebben daardoor noodgedwongen een keuze moeten maken. Daarmee wijzen ze niet alleen hun vader af, maar in feite ook de helft van hun eigen identiteit. De kinderen hebben een overlevingsmechanisme ontwikkeld waarbij zij emoties en moeilijkheden wegdrukken, zodat zij rust hebben. De moeder stelt ook dat dat nu het belangrijkst is voor de kinderen: rust. Maar de rechter benadrukt dat dit een schijnrust is. Want het is niet de vraag óf de kinderen (later) last gaan krijgen van deze situatie, de vraag is wanneer dat gaat gebeuren en in welke vorm.
3.5.
De vader heeft ter zitting nog gevraagd of [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht gesteld kan worden, zodat via die weg kan worden gekeken of contactherstel mogelijk is. Voor [minderjarige 1 (voornaam)] heeft dat geen zin, omdat hij bijna meerderjarig is. De rechter vindt een ondertoezichtstelling net als de Raad echter niet passend. Een ondertoezichtstelling is namelijk gericht op hulp voor kinderen. De sleutel ligt echter bij de ouders. Daarbij denkt de rechter dat een ondertoezichtstelling nu teveel druk op [minderjarige 2 (voornaam)] zou leggen om weer contact te hebben met de vader, wat averechts zou kunnen werken.
3.6.
De rechter benadrukt tot slot dat deze uitkomst zeer onwenselijk is, maar het is kiezen tussen twee kwaden: het is niet in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om ze nu te dwingen tot omgang met de vader, maar geen omgang met de vader is ook schadelijk voor hen. Maar de middelen van de rechter om hier iets aan te veranderen, zijn uitgeput. De sleutel tot verandering is als gezegd in handen van de ouders.
Brief aan kinderen
3.7.
De rechter heeft de kinderen een brief gestuurd om hen te informeren over de uitspraak. In de brief aan [minderjarige 1 (voornaam)] is het volgende opgenomen:
In je brief schrijf je, kort gezegd, dat je geen contact of omgang met je vader wil. Je hebt het hoofdstuk ‘vader’ afgesloten en je zou heel ongelukkig worden als je hem weer zou moeten zien.
Mijn beslissing is dat ik geen omgang vaststel tussen jou en je vader. Je hoeft je vader dus niet te zien. Je schrijft terecht dat je bijna meerderjarig bent. Dan mag je zelf bepalen wat je wil in het contact met je vader. Het gaat dus nog maar over een korte periode.
Vanwege de weerstand die jij hebt tegen je vader en jouw leeftijd vind ik het niet in jouw belang dat je nu gedwongen wordt om dat contact te hebben.
Vind ik dit een goede beslissing? Nee, eigenlijk niet. Maar ik vind het de minst slechte beslissing. Je schrijft dat je het hoofdstuk ‘vader’ hebt afgesloten. Alleen kan je dat hoofdstuk eigenlijk niet afsluiten. Je vader is je vader, hoe oud je ook wordt en hoe slecht je band met hem ook is. Kinderen krijgen er op latere leeftijd vaak last van als ze een ouder helemaal niet zien. Ik maak me daar bij jou ook echt zorgen over. Ik gun het jou dat dat in de toekomst anders zal worden. Misschien kan het hoofdstuk ooit, door het nu te mogen sluiten, weer open.
In de brief aan [minderjarige 2 (voornaam)] is het volgende opgenomen:
In je brief schrijf je dat je erg teleurgesteld bent in je vader. Het is ruin twee jaar geleden zijn keuze geweest om bij het gezin weg te gaan, en hij had toen heel weinig tijd voor jullie. Dat kan jij niet begrijpen.
Nu wil je hem niet meer zien en wil je vooral rust. De laatste paar jaar heb je het prima zonder hem gered en je wil hem nu niet meer zien. Je zou er veel stress van krijgen als je hem wel zou moeten zien.
Mijn beslissing is dat ik geen omgang vaststel tussen jou en je vader. Je hoeft hem dus niet te zien. Ik heb in je brief, maar ook in het onderzoek dat de Raad voor de Kinderbescherming heeft gedaan, gelezen dat jij echt veel weerstand voelt tegen je vader. Ik maak me daar veel zorgen over. Ten eerste omdat ik me uit het gesprek dat we anderhalf jaar geleden hadden goed herinner dat je vertelde dat je voor de scheiding altijd een heel goede band had met je vader. Ten tweede omdat het voor de ontwikkeling van een kind niet goed is om met één van zijn of ouders helemaal geen contact te hebben.
Waarom beslis ik dan toch dat je geen contact hoeft te hebben met je vader? Dat doe ik omdat ik ook oog heb voor de weerstand die jij voelt. Dat, samen met jouw leeftijd, maakt dat ik denk dat het weinig zin heeft om jou te dwingen om je vader te zien. Dat neemt niet weg dat ik hoop dat er op een gegeven moment wel ruimte bij jou ontstaat om, op wat voor manier dan ook, contact te hebben met je vader. Dat gun ik jou namelijk erg.
Kinderalimentatie
3.8.
De rechter zal beslissen dat de vader een bedrag van € 392,50 per kind per maand aan kinderalimentatie aan de moeder moet betalen, vanaf 26 april 2022. Dit betekent dat een deel van het verzoek van de moeder wordt afgewezen. De rechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De ingangsdatum
3.9.
Voordat de rechter kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechter eerst beslissen vanaf welk moment de kinderalimentatie gaat gelden. De rechter vindt dat de vader de kinderalimentatie vanaf de datum van de beschikking moet betalen, omdat hij de afgelopen tijd volgens afspraak de voorlopige kinderalimentatie van € 310,- per kind per maand heeft doorbetaald. Dit is ook zo besproken tijdens de zitting op 15 september 2020.
De behoefte van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)]
3.10.
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt ook wel de ‘behoefte’ van het kind genoemd. De door de ouders gestelde behoefte van de kinderen lagen niet ver uit elkaar. De ouders hebben er ter zitting daarom mee ingestemd dat het verschil tussen de door hen gestelde behoefte wordt gedeeld. De rechter stelt de behoefte van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] daarom vast op een bedrag van (afgerond) € 542,- per kind per maand.
De draagkracht van beide ouders
3.11.
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt ook wel de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd.
De draagkracht van de vader
3.12.
De draagkracht van de vader berekent de rechter op € 1.019,- per maand. De rechter zal hierna uitleggen hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.13.
Voor het bepalen van de draagkracht kijkt de rechter eerst naar het inkomen van de vader. Voor het inkomen gaat de rechtbank uit van de jaaropgaaf van 2021. Daarin staat een inkomen van € 71.051,- bruto genoemd, waar de fiscale bijtelling voor de auto van de zaak van € 8.648,- op in mindering wordt gebracht. Dan resteert een inkomen van € 62.403,- bruto per jaar. De rechter heeft berekend dat dit voor de vader € 3.537,- netto per maand is. Die berekening is in de bijlage van deze beschikking opgenomen.
3.14.
Vervolgens bekijkt de rechter welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Daarvoor maakt de rechter gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’ die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. In die formule wordt ervan uitgegaan dat iemand 30% van zijn netto besteedbaar inkomen aan woonlasten mag uitgeven. Dat komt hier neer op (30% van € 3.537 =) € 1.061,- per maand. Daarnaast wordt rekening gehouden met een minimumbedrag voor overige vaste lasten van € 1.020,- per maand.
3.15.
Van het netto besteedbaar inkomen van de vader blijft dan een bedrag van (€ 3.537 - € 1.061 - € 1.020 =) € 1.456,- over. Daarvan is volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie 70% beschikbaar voor kinderalimentatie, dus € 1.019,- per maand. De overige 30% mag de vader vrij besteden (de ‘vrije ruimte’).
De draagkracht van de moeder
3.16.
De draagkracht van de moeder berekent de rechter op € 388,- per maand. De rechter zal uitleggen hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
3.17.
Ook bij de draagkracht van de vrouw kijkt de rechtbank eerst naar haar inkomen. Voor dat inkomen gaat de rechtbank uit van de meest recente loonstroken van de moeder. Omdat haar inkomen wisselend is, rekent de rechter met het gemiddelde van het brutosalaris van de loonstroken. Dit komt neer op € 1.689,- bruto per vier weken. De rechter rekent ook met 8% vakantietoeslag en met een bedrag aan (reservering voor) eindejaarsuitkering van € 71,- per vier weken. Dit volgt uit de cumulatieven van de loonstroken van de moeder. Ook houdt de rechter rekening met de pensioenpremies die de moeder betaalt. De rechter heeft berekend dat het inkomen van de moeder (inclusief kindgebonden budget) neerkomt op € 2.249,- netto per maand. Die berekening is in de bijlage van deze beschikking opgenomen.
3.18.
Vervolgens kijkt de rechter welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Op basis van de eerder genoemde ‘draagkrachtformule’ wordt voor de moeder gerekend met een woonlast van (30% van € 2.249 =) € 675,- per maand. Daarnaast wordt rekening gehouden met een minimum bedrag aan overige vaste lasten van € 1.020,- per maand.
3.19.
Van het netto besteedbaar inkomen van de moeder blijft dan een bedrag van (€ 2.249 - € 675 - € 1.020 =) € 554,- over. Daarvan is volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie 70% beschikbaar voor kinderalimentatie. Dat komt neer op een bedrag van € 388,- per maand. De overige 30% mag de moeder vrij besteden (de ‘vrije ruimte’).
De verdeling van de kosten
3.20.
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kind, dan moet de rechter berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt ook wel de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
3.21.
Zoals hiervoor is berekend, heeft de vader een draagkracht van € 1.019 ,- per maand en de moeder een draagkracht van € 388,- per maand. Samen hebben ze dus een draagkracht van € 1.407,- per maand. Dit is genoeg om alle kosten van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te betalen, want die zijn € 1.084,- per maand. Dit betekent dat de vader een deel van (€ 1.019 / € 1.407 x € 1.084 =) € 785,- per maand moet dragen. De moeder moet een deel van (€ 388 / € 1.407 x € 1.084 =) € 299,- per maand dragen.
De zorgkorting
3.22.
Tot slot krijgt normaal gesproken de ouder die kinderalimentatie moet betalen een korting op die alimentatie, omdat die ouder al een deel van de kosten betaalt op het moment dat het kind bij hem/haar verblijft. Dit wordt ook wel de ‘zorgkorting’ genoemd. In dit geval zal de rechter geen zorgkorting toepassen, omdat er geen zorgregeling wordt vastgesteld tussen de vader en de kinderen en omdat er ook daadwerkelijk geen omgang tussen hen is. De rechter begrijpt dat het niet de wens van de vader is om de kinderen niet te zien, maar dat neemt niet weg dat de vader feitelijk gezien de verblijfskosten niet heeft. De verwachting is ook niet dat daar binnenkort nog verandering in zal komen.
3.23.
Dit betekent dat de vader een bedrag van € 785,- per maand (€ 392,50 per kind per maand) aan kinderalimentatie moet betalen.
De alimentatie moet vooruit worden betaald
3.24.
De rechter zal beslissen dat de vader de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand moet betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.25.
De rechter zal de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing gevolgd moet worden, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beslist dat de vader met ingang van 26 april 2022 een bedrag van € 392,50 per kind per maand moet betalen aan de moeder, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ;
4.2.
beslist dat de vader vanaf vandaag deze alimentatie steeds vóór de eerste van de maand moet betalen;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, in samenwerking met mr. L.A. Nettekoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.