ECLI:NL:RBMNE:2022:1560

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
537569 / HA RK 22-92
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens onterecht verzoek tegen rolrechter

Op 20 april 2022 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, ingediend op 13 april 2022. Verzoekster vroeg om wraking van mr. H.A.M. Pinckaers, die op dat moment fungeerde als rolrechter in de hoofdzaak met zaaknummer 9496576 UC EXPL 21-7331. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek beoordeeld.

De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek is ingediend tegen een rolrechter, die niet kan worden aangemerkt als de behandelend rechter. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen rechters die de zaak daadwerkelijk behandelen. De rolrechter had op het moment van de beslissing over het uitstel voor het nemen van dupliek nog geen inhoudelijke bemoeienis met de zaak gehad.

Daarnaast werd opgemerkt dat de rechter zich niet eerder bekend had kunnen maken als behandelend rechter, omdat de hoofdzaak pas op 17 maart 2022 aan haar was toegewezen. De wrakingskamer concludeerde dat de gronden voor het wrakingsverzoek niet voldoende waren om de onpartijdigheid van de rechter in twijfel te trekken. Daarom werd verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, en de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 537569 / HA RK 22-92
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 20 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 13 april 2022 per e-mail een verzoek ingediend tot wraking van mr. H.A.M. Pinckaers (hierna: de rechter) in de zaak met zaaknummer 9496576 UC EXPL 21-7331 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar verzoek tot wraking gebaseerd op het volgende. De rechter heeft maandenlang geweigerd om zich bekend te maken als de behandelend rechter van de hoofdzaak. Verder heeft verzoekster gevraagd om uitstel voor het nemen van dupliek. De rechter heeft iedere keer slechts één maand uitstel verleend, maar dat doet geen recht aan de medische situatie van verzoekster.
2.2.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een rechter die de zaak behandelt. In dit geval ziet het wrakingsverzoek op de beslissing van de rechter in haar hoedanigheid van rolrechter. Een rolrechter kan niet worden aangemerkt als behandelend rechter. De wrakingskamer verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 1 april 2022 (vindplaats: ECLI:NL:HR:2022:492, rechtsoverweging 2.3). Verder geldt dat het niet vanzelfsprekend is dat een rolrechter ook de behandelend rechter zal zijn. Dat de rechter in dit geval uiteindelijk ook de behandelend rechter zal zijn, maakt het voorgaande dus niet anders. Op het moment dat de rechter als rolrechter de beslissing nam over het uitstel voor het nemen van dupliek, had zij (nog) geen enkele inhoudelijke bemoeienis (gehad) met de zaak.
2.3.
Dat de rechter eerder zou hebben geweigerd zich bekend te maken als behandelend rechter is geen grond voor wraking want dit is geen feit of omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Overigens is de hoofdzaak pas op 17 maart 2022 aan de rechter toegewezen. Vóór die datum was zij dus niet de behandelend rechter en had zij dus niet als zodanig bekend kunnen worden gemaakt aan verzoekster.
2.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoekster niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek. Dat betekent dat de wrakingskamer aan verdere bespreking van de gronden van het wrakingsverzoek niet toekomt.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter tegen wie het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer 9496576 UC EXPL 21-7331 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. M.M. Janssen en mr. H.J. Bos als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.