ECLI:NL:RBMNE:2022:1546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
16-179156-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Inbraak in woning met geweld in vereniging, waarbij slachtoffer is verwond en vastgebonden.

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd. De zaak betreft een inbraak in een woning op 5 januari 2019, waarbij de verdachte samen met anderen met geweld goederen heeft gestolen en het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van geld en sieraden. De verdachte heeft tijdens de zitting via videoverbinding zijn standpunt toegelicht, en de rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van twee strafbare feiten: diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij het slachtoffer is vastgebonden en verwond met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 360 dagen jeugddetentie, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en bijzondere voorwaarden waaronder een locatiegebod met elektronische controle. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte moet vergoeden voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-179156-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] te [geboorteplaats] (Kenia),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,
hierna: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op de zittingen van 21 december 2021, 15 maart 2022 en 8 april 2022. Op 8 april 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Het onderzoek is op 22 april 2022 gesloten. [verdachte] was via videoverbinding bij de inhoudelijke behandeling van de zaak aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] zelf, zijn advocaat mr. R. Dijkstra, de officier van justitie mr. T. Tanghe, mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer] en mevrouw K. Janssen van de Raad voor de Kinderbescherming.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt [verdachte] ervan dat hij betrokken is geweest bij twee strafbare feiten. Deze verdenking staat beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
feit 1
op 5 januari 2019 in [woonplaats] samen met anderen heeft ingebroken in de woning aan de [adres] en daarbij met (bedreiging met) geweld goederen en geld van [slachtoffer] heeft gestolen;
feit 2
op 5 januari 2019 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer] met (bedreiging met) geweld heeft gedwongen tot afgifte van geld en ringen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte] vervolgen en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] de feiten heeft gepleegd zoals deze in de tenlastelegging staan opgenomen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het volgende. [verdachte] dient partieel te worden vrijgesproken van de gedachtestreepjes in de tenlastelegging over het uitschakelen van de stoppen, het roepen om geld en het zeggen "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon", het aan de haren naar boven trekken van het slachtoffer en haar mond dichtdrukken met een shirt en dat om haar hoofd vastknopen. Voor deze handelingen is onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig, nu enkel aangever hierover verklaart. [verdachte] ontkent dat hij deze handelingen heeft verricht. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient er voldoende steunbewijs aanwezig te zijn voor de verklaring van de aangever en dat is in deze zaak met betrekking tot deze handelingen niet het geval. [verdachte] dient daarom voor dit deel van de tenlastelegging partieel te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1 en feit 2
[verdachte] heeft op de zitting van 8 april 2022 onder meer het volgende verklaard:
Het klopt dat we hebben ingebroken en spullen hebben gestolen. We zijn via de achterkant met een breekijzer het huis binnen gegaan. We zijn in de woonkamer gaan kijken en troffen geld aan in een portemonnee. Wij probeerden de ringen van de bewoonster haar vingers te trekken. Het lukte niet en toen heeft zij dit zelf gedaan met een tang. Ik heb een mes uit het keukenblok gepakt. De bewoonster is hierdoor tijdens de worsteling gewond geraakt aan haar knie. We hebben een Playstation, sieraden (een paar ringen en kettingen), een speaker en een rugzak meegenomen. We hebben haar op het einde vastgebonden met riemen. [2]
Aangever [slachtoffer] heeft onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats] .
Op zaterdag 5 januari 2019 omstreeks 20.34 uur lag ik in mijn slaapkamer op bed te slapen. Ik hoorde dat er aan de voordeur werd aangebeld. Ik reageerde hier niet op, omdat ik niemand meer aan de deur verwachtte. Ik probeerde te slapen maar enkele minuten later hoorde ik gerommel aan de achterzijde van mijn woning. Even later hoorde ik de trap van de begane grond naar de eerste etage kraken.
Ik zag een onbekende donker getinte jongen (in het vervolg Dader 1 te noemen) de slaapkamer in komen. Vervolgens zag ik een tweede jongen (in het vervolg Dader 2 te noemen) de slaapkamer binnen komen. Ik riep tegen de jongens "What the fuck doen jullie hier". Het was hartstikke donker. Ik zag dat de dader een fietslampje van de Action in zijn handen had. Dit was het enige licht in de woning. Ik hoorde de jongens roepen om geld. Ik zei dat ik beneden geld had. Ik liep met de jongens naar de woonkamer. Daar stond mijn handtas en daarin zat mijn portemonnee met 50 euro briefgeld. Dit pakten de jongens aan. Ze wilden meer geld. Ik zei dat ik niet meer had. Ik werd aan mijn haren weer mee naar de slaapkamer genomen.
Boven in de slaapkamer pakte men een shirt dat in mijn mond werd gestopt en aan de achterzijde van mijn hoofd werd vastgeknoopt. Ik wilde niet op bed blijven liggen en probeerde op te staan. Ik zag dat een van de jongens naar beneden liep en vervolgens terug kwam met een keukenmes. Ik denk dat het mes uit de keukenla in de woning kwam. Ik zag dat de jongen het mes voor mij hield. [3]
Vervolgens ging een van de jongens proberen de ringen van mijn handen te krijgen. Ik kon wel janken van de pijn. De andere jongen doorzocht de woning. De ringen om mijn vingers hebben de jongens van mijn vingers proberen te trekken. Niet alle ringen gingen makkelijk af. Het deed pijn. Ik zei tegen de jongens dat dit met zeep wel zou gaan. Ik hoorde dat de jongens vanuit de badkamer iets van Nivea crème hadden gepakt om mijn vingers in te smeren om zo de ringen van mijn vingers te trekken. Het lukte nog steeds niet. Ik zei tegen de jongens dat zij beneden een kniptang uit de kist in de kelder moesten pakken, zodat de ringen er afgeknipt konden worden. […] Ik opende de kist en pakte de tang en knipte zelf de ringen van mijn vingers. Ik gaf de ringen aan de jongen en op dat moment dacht ik te kunnen vluchten de woning uit. Ik was bang dat ik gestoken zou worden met het mes en probeerde het mes van de jongen afhandig te maken. Er ontstond echter een worsteling waarbij wij op de grond terecht kwamen. Ik wist wel het mes af te pakken en onder het bankje te schuiven. Tijdens de worsteling raakte ik gewond aan mijn knie.
Ik werd vervolgens weer meegenomen naar de slaapkamer. Ik werd aan voeten en armen vastgebonden met twee riemen. Ik hoorde dat de jongens vervolgens de gehele woning hebben doorzocht en ongeveer 30 minuten binnen zijn geweest.
De jongens hebben een nieuwe Playstation 4, geld (50 euro uit portemonnee) en sieraden weggenomen.
Tevens viel mij op dat toen ik licht in de woning wilde aandoen dit niet ging. Bleek dat de jongens de stoppen hadden uitgeschakeld. Wat mij ook is bijgebleven, is dat één van de daders nog tegen mij zei: "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon" [4]
Ik droeg ten tijde van de overval 2 ringen, aan elke ringvinger één ring. [5]
Hij hield dat mes vast en af en toe richtte hij dat mes op mijn gezicht en mijn handen. [6]
Ik heb gezien dat ze met de deur van de meterkast bezig waren. [7]
Bij de aangiftes zit een bijlage waaruit blijkt dat ook de volgende goederen zijn meegenomen:
Rugzak
Razer Kraken USB Hoofdtelefoon
Playstation 4 spel Uncharted 4
JBL Flip 3
Diverse sieraden [8]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit.
Interpretatie van de bewijsmiddelen
Op grond van de hiervoor omschreven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van een rugzak, een Playstation en bijbehorend spel, een speaker, een hoofdtelefoon en meerdere sieraden. Daarnaast heeft [verdachte] zich schuldig gemaakt aan afpersing van een geldbedrag van 50 euro en van twee ringen.
Anders dan de advocaat van [verdachte] bepleit, vindt de rechtbank dat er wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte alle tenlastegelegde geweldshandelingen heeft begaan. De rechtbank stelt vast dat aangeefster vrijwel direct na het voorval concreet, gedetailleerd en betrouwbaar heeft verklaard en dat de kern van haar verklaring, te weten de diefstal met geweld en de afpersing, steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank stelt voorts vast dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering de gehele tenlastelegging betreft en niet ziet op een onderdeel daarvan, zodat niet elk afzonderlijk deel van de tenlastelegging dient te steunen op minimaal twee bewijsmiddelen. De rechtbank vindt dan ook dat er sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor alle tenlastegelegde handelingen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 5 januari 2019, te [woonplaats] , in een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen- een rugzak en- een Playstation en bijbehorend spel en- een speaker (merk JBL) en- een hoofdtelefoon en- meerdere sieradentoebehorende aan [slachtoffer] waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, en welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededader- zich naar voornoemde woning hebben begeven en voornoemde woning hebben betreden en- in die woning de stoppen hebben uitgeschakeld en- in die woning hebben geroepen om geld, en tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon” en- die [slachtoffer] aan haar haren naar boven hebben getrokken en- de mond van die [slachtoffer] hebben dichtgedrukt, althans hebben belet dat die[slachtoffer] iets kon zeggen en schreeuwen en (vervolgens) de mond van die [slachtoffer]hebben dichtgedrukt met een shirt en voornoemd shirt aan de achterzijde van het hoofd van die [slachtoffer] hebben vastgeknoopt en- een mes, aan die [slachtoffer] hebben getoonden (dreigend) in de richting van die [slachtoffer] hebben gehouden en- hebben getracht de ringen van de vingers van die [slachtoffer] te trekken en(vervolgens) die [slachtoffer] hebben gedwongen de ringen van haar vingers af te knippen en- met die [slachtoffer] in worsteling zijn gegaan en- (in de slaapkamer van voornoemde woning) de voeten en armen van die [slachtoffer] (metriemen) hebben vastgebonden en- de woning hebben doorzocht;
feit 2op 5 januari 2019, te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (te weten in totaal ongeveer 50 euro) en meerdere ringen, toebehorende aan die [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader- zich naar voornoemde woning hebben begeven en voornoemde woning hebben betreden en- (in die woning) de stoppen hebben uitgeschakeld en- (in die woning) hebben geroepen om geld, en tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon” en- die [slachtoffer] aan haar haren naar boven hebben getrokken en- de mond van die [slachtoffer] hebben dichtgedrukt, althans hebben belet dat die[slachtoffer] iets kon zeggen en schreeuwen en (vervolgens) de mond van die [slachtoffer]hebben dichtgedrukt met een shirt en voornoemd shirt aan de achterzijde van het hoofd van die [slachtoffer] hebben vastgeknoopt en- een mes, aan die [slachtoffer] hebben getoond en (dreigend) in de richting van die [slachtoffer] hebben gehouden en- hebben getracht de ringen van de vingers van die [slachtoffer] te trekken en(vervolgens) die [slachtoffer] hebben gedwongen de ringen van haar vingers af te knippen en- met die [slachtoffer] in worsteling zijn gegaan en- (in de slaapkamer van voornoemde woning) de voeten en armen van die [slachtoffer] (metriemen) hebben vastgebonden en- de woning hebben doorzocht.
[verdachte] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte] .

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door [verdachte] gepleegde feiten:
eendaadse samenloop van
feit 1
diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
feit 2
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van [verdachte] stelt zich op het standpunt dat [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar was en verzoekt aan de rechtbank om hem de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Daarnaast acht de advocaat een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte deze feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat voor een woningoverval bij jeugdigen vanaf 6 maanden jeugddetentie kan worden opgelegd. Indien er sprake is van strafverzwarende omstandigheden, zoals bijvoorbeeld bedreiging met een wapen, kan er telkens 1 maand jeugddetentie bij de straf worden opgeteld.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
[verdachte] heeft op 5 januari 2019 samen met een ander ingebroken in een woning in [woonplaats] . Zij hebben met geweld en bedreiging met geweld goederen van het slachtoffer afgenomen en haar gedwongen geld en ringen af te geven. Dat de bewoonster in de woning aanwezig was, heeft de jongens niet afgeschrokken. Integendeel, ze hebben haar vastgebonden, aan haar haren getrokken en een shirt in haar mond gestopt en vastgeknoopt achter haar hoofd. De jongens probeerden de kostbare ringen van het slachtoffer haar vingers te trekken, ondanks dat dit niet ging en haar pijn deed. Daarbij hebben ze zelfs geprobeerd om Nivea te gebruiken. Toen dit allemaal niet lukte, moest het slachtoffer eigenhandig met een tang de ringen van haar vingers knippen. [verdachte] heeft daarnaast ook nog een mes uit het keukenblok gehaald en tijdens een worsteling is het slachtoffer met dit mes verwond aan haar knie. Tenslotte hebben de jongens het slachtoffer bij haar voeten en handen vastgebonden met riemen en zo achter gelaten. Met deze laatste handeling hebben zij het slachtoffer weerloos gemaakt. [verdachte] heeft met zijn handelen noch respect getoond voor andermans eigendom, noch voor de persoonlijke leefomgeving en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt dit [verdachte] zeer kwalijk en neemt voornoemde omstandigheden in straf verzwarende zin mee.
De gevolgen van dit handelen zijn voor het slachtoffer zeer ingrijpend. Het slachtoffer is door twee jongens in haar eigen woning buiten spel gezet, bestolen en gewond geraakt. Het slachtoffer heeft geweld en angstgevoelens moeten ondergaan in haar eigen woning, een plaats waar iemand zich veilig moet voelen. Dat dit voorval enorme gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, komt naar voren in haar slachtofferverklaring: “Er zijn dingen met mij gedaan die ik nooit meer ga vergeten, die mij en mijn gezin hebben getekend voor het leven”.
Naast dat dit handelen zeer ingrijpend is voor het slachtoffer zorgt het ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt waar het slachtoffer woont en in de maatschappij in zijn algemeen. De rechtbank rekent [verdachte] dit aan.
[verdachte] heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van [verdachte]
Uit het strafblad van [verdachte] blijkt dat hij voordat hij dit feit heeft begaan niet was veroordeeld voor strafbare feiten. Nadien heeft hij wel meerdere veroordelingen op zijn naam. Het plegen van dit heftige feit en de schuldgevoelens die hij hierover zegt te hebben (gehad) hebben hem er kennelijk niet van weerhouden daarna nog strafbare feiten te plegen. Voor de strafbepaling in deze zaak weegt dit evenwel niet in strafverzwarende zin mee.
Door deskundigen is er onderzoek gedaan naar de persoon van [verdachte] . Op 9 maart 2022 is een enkelvoudig Pro Justitia Rapportage opgesteld door drs. T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog. Uit dit rapport blijkt dat er bij [verdachte] sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale persoonlijkheidstrekken. [verdachte] heeft een belaste en traumatiserende voorgeschiedenis. In de periode van het tenlastegelegde was er sprake van matig tot ernstig gebruik van alcohol, cannabis en lachgas. Sinds [verdachte] begeleid woont bij de [instelling] , heeft hij geen strafbare feiten meer gepleegd en heeft hij zichzelf aangegeven voor deze zaak. Om het recidiverisico te beperken is het van belang dat [verdachte] een stabiel en gestructureerd leven leidt met hulp van de [instelling] . Er is niet geadviseerd om het ten laste gelegde in een verminderde mate,
dan wel in het geheel, niet toe te rekenen. De rechtbank ziet hiertoe ook onvoldoende grond.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 5 april 2022 in een rapport advies gegeven aan de rechtbank. De Raad vindt een plaatsing bij de [instelling] noodzakelijk. Daarnaast adviseert de Raad om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, zodat [verdachte] zo snel mogelijk kan starten met de behandeling om te werken aan positieve gedragsverandering. De Raad ziet daarnaast meerwaarde in het opleggen van Elektronische Monitoring. [verdachte] kan zo langzaam terugkeren in de maatschappij en als het goed gaat steeds meer vrijheden terugkrijgen. De volgende bijzondere voorwaarden worden geadviseerd: houden aan reclasseringsbegeleiding, wonen binnen instelling de [instelling] en houden aan de regels daar, dagbesteding, vrijetijdsbesteding, locatiegebod met elektronische monitoring, ambulante behandeling, urinecontroles en meewerken aan hulpverlening. Bij emailbericht van 21 april 2022 heeft de Raad te kennen gegeven dat [verdachte] per 29 april 2022 terecht kan bij [instelling] .
De rechtbank overweegt ten aanzien van het feit dat [verdachte] zichzelf heeft gemeld bij de politie het volgende. [verdachte] heeft ongeveer anderhalf jaar na de overval de keuze gemaakt om naar de politie te gaan en zijn daad te bekennen, omdat hij last had van wroeging. Zonder deze beslissing van [verdachte] was de zaak misschien nooit opgelost geweest en had het slachtoffer geen duidelijkheid gekregen. Ook heeft hij spijt betuigd aan het slachtoffer. Het berouw van [verdachte] en zijn voornemen om aan zichzelf te werken komen op de rechtbank authentiek over. De rechtbank vindt het goed van [verdachte] dat hij zichzelf heeft gemeld en ziet hierdoor reden om een groter deel van de straf voorwaardelijk op te leggen dan normaal in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank vindt dat de ernst van de door [verdachte] gepleegde strafbare feiten een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. De rechtbank zal, gelet op het advies van de Raad, geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan [verdachte] reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank acht het van belang dat [verdachte] de hulp en begeleiding krijgt die hij nodig heeft en zal daarom een deel voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De rechtbank beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn, gelet op de Pro Justitia Rapportage waarin wordt aangegeven dat er een hoger recidiverisico bestaat indien [verdachte] niet begeleid kan wonen bij de [instelling] . Wat betreft de elektronische monitoring heeft de rechtbank de belangen van [verdachte] en het belang van recidivebeperking tegen elkaar afgewogen en komt tot het oordeel dat na de veroordeling met een periode van elektronische monitoring voor maximaal vier maanden kan worden volstaan.
Alles overwegende legt de rechtbank op een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen met aftrek, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. De rechtbank hiermee af van de vordering van de officier van justitie, omdat met deze straf in haar ogen voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het feit, afgewogen tegen de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] .

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten Breekijzer (G2334454), verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.VOORLOPIGE HECHTENIS

De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.

11.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.428,20. Dit bedrag bestaat uit € 928,20 materiële schade en € 2.500,-immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, nu deze goed is onderbouwd. De officier van justitie vordert daarnaast toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de dagen gijzeling worden bepaald op nihil.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat voert het volgende aan wat betreft de materiële schade. Met betrekking tot de tandartskosten is er sprake van een onvoldoende causaal verband, nu de benadeelde partij eerder al last had van bruxisme (tandenknarsen). De tandartskosten en de bijbehorende nota dienen daarom ook te worden afgewezen. Wat betreft de nota van het tapijt refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank.
De advocaat voert wat betreft de immateriële schade aan dat het bedrag gematigd dient te worden, kijkende naar vergelijkbare uitspraken.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden tot het na te melden bedrag. Gelet op de onderbouwing van de schadeposten en de gemotiveerde betwisting daarvan oordeelt de rechtbank als volgt.
Materiële schade
Het gevorderde bedrag aan materiële schade van € 928,20 bestaat uit de volgende kosten. De benadeelde partij vordert € 478,51 aan tandartskosten. De benadeelde partij zou last hebben van bruxisme (tandenknarsen). Door het voorval is ze erger gaan tandenknarsen, waardoor haar gebit beschadigd is. De tandarts heeft een verklaring opgesteld over het causale verband tussen het voorval en de gebitsschade, voor welke verklaring de tandarts een bedrag van € 96,11 in rekening heeft gebracht, welk bedrag de benadeelde partij ook aan materiële schade vordert. De rechtbank vindt deze verklaring van de tandarts aannemelijk, mede gelet op het tijdstip van de verergering van de klachten net na de gepleegde feiten, en acht deze kosten voor toewijzing vatbaar. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 353,58 voor het tapijt van de slaapkamer. Op dit tapijt is bloed terecht gekomen naar aanleiding van het voorval. Dit bloed is niet meer te verwijderen. Op het gevorderde bedrag is afschrijving toegepast. De rechtbank acht deze kosten redelijk en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank wijst dan ook de materiële schade van € 928,20 geheel toe.
Immateriële schade
De rechtbank wijst daarnaast de immateriële schade van € 2.500,- geheel toe. Nu [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft zij – op grond van artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek – recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De benadeelde partij heeft voorts gesteld dat zij slapeloze nachten en angst aan het voorval heeft overgehouden. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat ook deze nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat tevens een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 2.500,- passend. Daarbij is mede gelet op toegewezen bedragen in soortgelijken zaken.
De rechtbank wijst in het totaal toe een bedrag van € 3.428,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. [verdachte] moet deze schade aan de benadeelde partij vergoeden.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal de rechtbank [verdachte] veroordelen tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.428,20, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door [verdachte] niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling, omdat [verdachte] minderjarig is.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een jeugddetentie van
360 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de 360 dagen jeugddetentie een gedeelte van
135 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2)jaren vast;
Algemene voorwaarden
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Bijzondere voorwaarden
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] :
  • zich in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Utrecht en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in dit kader worden gegeven;
  • meewerkt aan het wonen binnen een instelling bij de [instelling] , zolang de reclassering en de [instelling] dit nodig achten;
  • zich houdt aan de regels bij de [instelling] (begeleid wonen);
  • zicht inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve dagbesteding (school/werk);
  • zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een positieve vrijetijdsbesteding;
  • zich, zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, houdt aan een locatiegebod op het adres [adres] te [woonplaats] dan wel het adres van [instelling] waar [verdachte] woont, inhoudende dat hij aldaar aanwezig is dagelijks tussen 22:30 uur en 08:00 uur. De tijden buiten deze uren kan betrokkene gebruiken om aan zichzelf en zijn toekomst te werken (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. [verdachte] werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod op voornoemd adres. De elektronische controle duurt na onherroepelijk worden van het vonnis maximaal vier maanden, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • meewerkt aan ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, te bepalen door de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan het afnemen van urinecontroles;
  • meewerkt aan aanvullende hulpverlening wanneer de reclassering dit nodig acht;
- waarbij aan de reclasseringsinstelling te weten Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Utrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd
:
1. STK Breekijzer (G2334454);
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf en [verdachte] bij [instelling] terecht kan, te weten per (uiterlijk) einde dag van 29 april 2022;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt [verdachte] tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt [verdachte] ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt [verdachte] de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.428,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2019 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
  • bepaalt dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechter en mr. A.J.R. Buisman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 22 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij, op of omstreeks 5 januari 2019, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen te weten (onder meer)
- een rugzak en/of
- een geldbedrag van in totaal ongeveer 50 euro en/of
- een of meerdere Playstation(s) en/of (bijbehorend(e)) spel(len) en/of
- een speaker (merk JBL) en/of
- een of meerdere hoofdtelefoon(s) en/of
- een of meerdere siera(a)d(en) en/of
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/die goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of voornoemde woning heeft/hebben betreden en/of
- ( in die woning) de stoppen heeft/hebben uitgeschakeld en/of
- ( in die woning) heeft/hebben geroepen om geld, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren naar boven heeft/hebben getrokken en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgedrukt, althans heeft/hebben belet dat die
[slachtoffer] iets kon zeggen en/of schreeuwen en/of (vervolgens) de mond van die [slachtoffer]
heeft/hebben dichtgedrukt met een shirt en/of voornoemd shirt aan de achterzijde van het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgeknoopt en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond
en/of (dreigend) in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- heeft/hebben getracht de ring(en) van de vinger(s) van die [slachtoffer] te trekken en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen de ring(en) van haar vinger(s) af te knippen en/of
- met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling is/zijn gegaan en/of
- ( in de slaapkamer van voornoemde woning) de voeten en/of armen van die [slachtoffer] (met
riemen) heeft/hebben vastgebonden en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2hij, op of omstreeks 5 januari 2019, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (te weten in totaal ongeveer 50 euro) en/of een of meerdere ring(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of voornoemde woning heeft/hebben betreden en/of
- ( in die woning) de stoppen heeft/hebben uitgeschakeld en/of
- ( in die woning) heeft/hebben geroepen om geld, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik weet dat je geld in huis hebt. Ik weet dit van je zoon.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] aan haar haren naar boven heeft/hebben getrokken en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben dichtgedrukt, althans heeft/hebben belet dat die
[slachtoffer] iets kon zeggen en/of schreeuwen en/of (vervolgens) de mond van die [slachtoffer]
heeft/hebben dichtgedrukt met een shirt en/of voornoemd shirt aan de achterzijde van het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgeknoopt en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond
en/of (dreigend) in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of
- heeft/hebben getracht de ring(en) van de vinger(s) van die [slachtoffer] te trekken en/of
(vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen de ring(en) van haar vinger(s) af te knippen en/of
- met die [slachtoffer] in gevecht/worsteling is/zijn gegaan en/of
- ( in de slaapkamer van voornoemde woning) de voeten en/of armen van die [slachtoffer] (met
riemen) heeft/hebben vastgebonden en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit - tenzij anders aangegeven - pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019006142 van 8 juli 2021, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 119. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 8 april 2022.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 25.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , pagina 26.
5.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 29.
6.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 32.
7.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , pagina 34.
8.Een geschrift betreffende lijst gestolen goederen, pagina 35.