5.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelenfeiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
Aangever [slachtoffer]heeft in zijn
aangifte onder meerverklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 was ik thuis in [woonplaats] . Ik hoorde enorm lawaai. Ik deed de deur open en zag daar twee personen die ik ken: [medeverdachte 1] en [verdachte] (deze laatste is geen familie van mij). Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen: "Je
moet met ons mee!" Ik zei dat ik eigenlijk niet kon. Ik hoorde [verdachte] toen ook zeggen: "Ga maar mee, want we moeten het ergens over hebben!" [verdachte] en [medeverdachte 1] liepen een beetje voor en ik liep enigszins ertussen of vlak achter. [medeverdachte 1] zat achter het stuur. Ik zat in het midden en [verdachte] aan de passagiers kant. We reden naar het huis van mijn ex, [A] , te [woonplaats] . Onderweg naar [A] werd de sfeer grimmig. Ik werd inmiddels best wel angstig. We kwamen bij [A] maar zij deed niet open. Ik werd door [verdachte] met zijn linkerhand, bij mijn rechter boven arm vastgepakt en mee getrokken uit de bus. Ik hoorde [verdachte] nog zeggen: "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lul!" Ik hoorde [medeverdachte 1] erachteraan zeggen: "Je bent sowieso de lul!" Ik was eigenlijk zo bang aan het worden dat ik eigenlijk helemaal niets meer deed. Ik dacht misschien helpt het als ik maar doe wat zij zeggen. Wij zijn toen naar het bos gereden achter de golfbaan. Ik dacht nog: "Dit is het einde, hier houdt het op mijn leven! " Ik kreeg nog in de bus van [verdachte] een elleboog in mijn gezicht, op mijn rechteroog. Dit ging opzettelijk en met veel kracht. Ik voelde enorme pijn vlak bij mijn rechteroog en neus. Ik hoorde [verdachte] alleen maar zeggen: "Uitstappen!" [medeverdachte 1] stapte al uit. Ik voelde hoe [verdachte] , met zijn arm, mijn nek omsloot en mij met kracht de auto uittrok. Ik werd op dat moment door [verdachte] bij mijn shirt gepakt. Tegelijkertijd zag ik hoe [verdachte] met zijn rechterhand een vuist maakte en mij hiermee een vuistslag recht in mijn gezicht gaf. Recht op mijn neus.
Ik lag dus op de grond ik keek omhoog en zag tot mijn grote schrik hoe [medeverdachte 1] met zijn rechtervoet uithaalde en mij schopte op mijn neus. Ik kreeg gelijk van [verdachte] ook nog een schop tegen mijn gezicht, deze kwam tegen mijn rechterwang en kaak. Ik voelde hoe ik een wond aan de binnenkant van mijn wang kreeg. [verdachte] schopte mij met zijn rechtervoet. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "We kunnen het anders oplossen!" We kunnen je ook in je nakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag. Ik zei: "Is goed, als je maar stopt met slaan en me met rust laat!" Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Ik wil dat je ons vijftienhonderd euro geeft. Ik zei: "dat moet dan maar, ik ga iets regelen'" Onderweg zei [medeverdachte 1] : "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er niet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!" Ze hebben mij uit de bus gezet bij fitnesscentrum Bodyplan. Ik ben toen teruggelopen naar mijn huis. Toen ik thuiskwam waren mijn ouders thuis. Ik heb mijn hele bovenstaande verhaal gedaan aan de politie.
Ik heb met hulp van mijn moeder geregeld dat er vijftienhonderd euro van de rekening van mijn oma gepind is om dit aan [medeverdachte 1] en [verdachte] te kunnen geven. Ik zou [verdachte] appen. Ik heb op 21 juni 2021 een app gestuurd naar [verdachte] . [verdachte] zei dat ik dinsdag 22 juni 2021 omstreeks 23:00 uur bij het bushokje, voor de Bodyplan, moest komen met het geld. Ik ben erheen gegaan, alleen. Ik zag daar [verdachte] staan. Ik heb toen het geld met angst en beven afgegeven. Het zat in een witte envelop.
Aangever [slachtoffer]heeft
bij de rechter-commissarisonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ze begonnen onderweg vragen aan mij te stellen en agressief te doen. Voor ik het wist wilde [medeverdachte 1] mij een elleboog geven in mijn gezicht. lk weerde mij af naar links en ik kreeg een elleboog van [verdachte] van rechts. Vanaf dat moment voelde ik mij angstig en uitgeschakeld. Ik deed en zei niks meer. We zijn doorgereden het bos in. lk werd door [verdachte] uit de bus gehaald. [verdachte] hield mij vast en [medeverdachte 1] begon met slaan, klappen in mijn gezicht met de vuist, ik werd over de grond getrokken door [verdachte] . lk kreeg een schop in mijn buik en twee in mijn gezicht. Er werd overal geslagen en geschopt.
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was op 27 mei 2021 met medeverdachte [medeverdachte 1] . Ik ben met medeverdachte [medeverdachte 1] , in zijn bestelbus, naar de woning van aangever gereden. We zijn vervolgens met aangever naar het huis van [A] gereden. Toen zij niet thuis was, zijn we met de bestelbus een rondje gaan rijden. We zijn gestopt bij het bos bij de golfbaan en we zijn daar uitgestapt.
Getuige [getuige 1]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg op 27 mei 2021 om 20.38 uur een appje van [slachtoffer]
(aangever) dat mijn man en ik thuis moesten komen. Ik ben direct naar huis gegaan. Ik trof [slachtoffer] aan in ons huis. Ik zag dat [slachtoffer] heel erg nerveus was. Ik zag dat hij een rode neus had. Ik weet nog dat hij de hele tijd een snuivend geluid maakte met zijn neus. Volgens mij was zijn oog toen ook al blauw. Hij deed ook zijn mond open. Ik zag toen aan de binnenkant van zijn onderlip open wonden. Ik zag in zijn wangzak bloed zitten. De volgende ochtend zag ik dat de jukbeenderen van [slachtoffer] blauw waren.
zei toen hij thuis kwam dat hij in elkaar was geslagen en € 1.500,- moest betalen. Er is €1.500,- betaald in coupures van € 50,-. Dat geld heb ik contant gekregen van mijn moeder. Dit zat in een envelop. Ik overhandig u een identieke envelop als waar ik die €1.500,- in heb gestopt en aan [slachtoffer] heb gegeven.
Getuige [getuige 2]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 rond 19.30 uur kwamen mijn vrouw en ik thuis. Ongeveer een uur later kwam [slachtoffer] thuis. Hij was helemaal in elkaar geslagen. Hij vertelde dat dit in het bos bij de golfbaan is gebeurd. Hij had ook een opgezwollen neus. De volgende dag konden wij het helemaal goed zien, hij was bont en blauw. Hij had ook een gat aan de binnenzijde van zijn wang. [slachtoffer] had verteld dat hij in elkaar was geslagen en dat dit in een bos was gebeurd en dat hij geld moest betalen. Hij vertelde dat hij €1.500,- moest betalen. Mijn vrouw heeft de €1.500,- in een envelop gestopt en aan [slachtoffer] gegeven.
Getuige [getuige 2]heeft onder meer
bij de rechter-commissarisverklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn vrouw had een appje van [slachtoffer] gehad dat hij thuis was. Hij was helemaal overstuur. Hij was helemaal in de war. lk heb nog nooit iemand zo in de war en bang gezien.
lk weet dat hij het geld aan één persoon af heeft gegeven. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte] ) stond bij een parkeerplaats bij Bodyplan. [slachtoffer] had een telefoontje of appje gehad dat hij het daar en zo laat moest afgeven. Volgens mij was het bij de Bodyplan. Het was tussen 22:30 en 23:00 uur. [slachtoffer] en ik hebben afgesproken dat wanneer hij na een bepaalde tijd niet terug zou zijn, ik de politie zou bellen. [slachtoffer] was op tijd terug. [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het geld heeft overhandigd.
Getuige [getuige 3]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Aangever kwam op 29 mei 2021 op het werk met behoorlijk wat letsel in zijn gezicht, namelijk twee blauwe ogen, een gespleten lip en een wond bij zijn neus. Het was voor mij heel duidelijk dat hij gevochten had. Hij vertelde mij dat hij thuis was opgehaald door twee mannen en vervolgens in elkaar was geslagen. Zijn ogen waren echt goed zwart/blauw, dit moet veel pijn hebben gedaan.
Getuige [getuige 4]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Dat voorval met [slachtoffer] (
aangever) in het bos heb ik van [verdachte] en [medeverdachte 1] zelf gehoord.
Eigenlijk kwam het er op neer: Wij willen geld, en jij gaat het regelen. [medeverdachte 1] ging het een beetje stoer vertellen. [medeverdachte 1] zei dat hij gewoon niet zo moet zeiken, maar gewoon moet betalen. Hij zei niet waarom er betaald moest worden, want hij had eigenlijk geen reden.
In een
Proces-verbaal van bevindingen ‘veiligstellen € 1.500,-‘ is onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats] werd contant geld in een witte envelop aangetroffen ter hoogte van
€ 1.500,- (30 biljetten van 50 euro). Het SIN nummer betreft AAHG0045NL.
In een
Proces-verbaal vooronderzoek labis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Het geld met SIN AAHG0045NL is onderzocht op dactyloscopische sporen. Ik
zag dactyloscopische sporen, welke door mij geschikt werden bevonden voor een
vervolgonderzoek:
Spoornummer : PL0900-2021240504-168964
SIN : AA0I6201NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50euro biljet linkerzijde boven '50'
Bijzonderheden : Serienummer: '414'
Spoornummer : PL0900-2021240504-168967
SIN : AA0I6203NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50euro biljet linksboven tussen eu logo en 50
Bijzonderheden : Serienummer: '918'
In een
Proces-verbaal ‘herkenning dactyloscopisch spoor’is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een vergelijkend onderzoek tussen aangetroffen dactyloscopische sporen is het dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6201NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘414’) herkend op de rechterduim van [getuige 1] .
In een
Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spooris onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6203NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘918) heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte [verdachte] .
In een
Proces-verbaal Forensische visualisatieis onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een doorzoeking in de woning van deze verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) werd een envelop met een geldbedrag van vijftienhonderd euro aangetroffen.
De ouders van het slachtoffer hebben een envelop ter vergelijking aangeleverd bij de Forensische Opsporing. Ik zag dat beide enveloppen qua uiterlijk (vorm, formaat en kleur) visueel gelijkend waren.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feiten 5 en 6:
In een
Proces-verbaal van bevindingen‘onderzoek handel verdovende middelen [verdachte] ’ is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De twee mobiele telefoons van verdachte werden op 29 juli 2021 inbeslaggenomen.
Onderzoek notitiesIn de mobiele telefoon werden 45 afzonderlijke notities aangetroffen welke kunnen worden gerelateerd aan de handel in hard- en softdrugs, gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
- het merendeel van de notities betreffen de aanduiding van een naam in combinatie met een getal;
- in enkele van deze notities wordt het getal voorafgegaan, dan wel gevolgd, door een euroteken "E", waardoor kan worden vermoed dat de weergegeven getallen geldbedragen betreffen;
- verschillende naam / getal weergaven waren tevens voorzien van termen als:
"hasj", "pep", "20gr wiet. 150 voor mij. 50 voor [naam 1] . En die investeren!", " [naam 1] . 5 pakjes van mij. 4 van tim".Voornoemde termen kunnen worden gerelateerd aan de handel in hard- en softdrugs, en geven ook een vermoeden van samenwerking met een persoon weergegeven met de naam " [naam 1] ".
Aanbiedingen / advertenties in notities:In de notities werden verschillende berichten aangetroffen welke in de vorm van een aanbieding / advertentie waren opgesteld. De aanbiedingen waren op de volgende data als notitie in de mobiele aangemaakt:
- 3-10-2018 / 1-12-2018;
- 25-4-2019 / 5-7-2019;
- 24-4-2020 / 27-4-2020;
In de aanbiedingen werd geadverteerd met de weergave van een envelop icoon, in combinatie met de weergave van een geldbedrag. Hierbij valt mij, verbalisant, op dat er in de berichten werd geadverteerd met een toenemend verhoudingsgewijs financieel voordeel naarmate er meer enveloppen werden weergegeven.
Op basis van mijn kennis en ervaring als taakaccenthouder drugs, waarbij ik meerdere drugsonderzoeken heb uitgevoerd, is het mij bekend dat met de term "envelopjes", doorgaans wikkels cocaïne worden bedoeld. De weergegeven geldbedragen komen daarbij overeen met de gehanteerde straatwaarde van wikkels cocaïne op basis van grammen.
Verschillende naam / getal weergaven in de notities, kunnen op basis van de bevindingen in dit proces-verbaal worden gekoppeld aan de handel, dan wel tussenhandel / samenwerking in hard- en softdrugs.
In relatie tot voormelde notities, gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, alsook uit onderzoek in verschillende aangetroffen chatgesprekken is gebleken, kan er, inzake de handel in hard- en softdrugs, ernstig worden vermoed dat er sprake was van (zogenaamd) "poffen", waarbij de notities derhalve mogelijk fungeerden als kasboek/boekhouding.
Onderzoek klantenbestandIk zag dat de aanbiedingen / advertenties aan 54 verschillende contactpersonen
te relateren aan gebruikersnamen en/of telefoonnummer, waren verstuurd. Ik zag dat de gebruikersnamen van verschillende van deze 54 contactpersonen waren voorzien van de term "klant". Vanwege de toevoeging van de term "klant" kan worden vermoed dat er sprake was van een koper / verkoper verstandhouding tussen de contactpersoon en de gebruiker van de mobiele telefoon.
Handel [verdachte] / [B] :
lk zag dat er in de periode van 11 augustus 2018 tot en met 23 mei 2020, via de chatapplicatie What'sApp, werd gecommuniceerd tussen verdachte en [B] .
Ik, verbalisant, vermoed dat de relatie tussen [B] en verdachte een koper/verkoper relatie betrof, waarbij ik vermoed dat door verdachte, op verschillende momenten, harddrugs in de vorm van cocaïne, aan [B]
werd aangeboden en verkocht.
lk zag dat er op verschillende data, te weten: 1-12-2018, 24-12-2018, 17-1-2019 en 26-1-2019, verschillende aanbiedingen / advertenties waren verstuurd door verdachte aan [B] .
Ik zag dat op 1-12-2018 een aanbieding / advertentie was verzonden welke identiek is aan de aanbieding aangetroffen in de notities van de telefoon. Op basis van de
context, waaronder termen als "witte kerst" en "alleen puur", kan ernstig worden vermoed dat door verdachte de harddrug cocaïne werd aangeboden, te relateren aan verschillende feestdagen.
Aanvullend kan op basis van aangetroffen terminologie in de chatgesprekken tussen verdachte en [B] , in relatie tot de context, ernstig worden vermoed dat er sprake was van handel in verdovende middelen.
Aangaande alle What'sApp-gesprekken tussen verdachte en [B] , was te zien dat de gevoerde gesprekken op verschillende data, voornamelijk kort van duur waren, en doorgaans waren gericht op het bespreken van een ontmoeting (-splaats), met ontbreken van aanvullende sociale/persoonlijke inhoud. Het is mij, verbalisant, tevens gelet op de hiervoor weergegeven passages, op basis van mijn
kennis en ervaring als taakaccenthouder drugs, bekend dat dergelijke conversaties typerend zijn in/voor de handel in verdovende middelen, met als doel te resulteren in overdrachtsmomenten.
Op basis van de context van aangetroffen/uitgewisselde chatberichten tussen [B] en verdachte kan worden vermoed dat de gevoerde gesprekken voornamelijk, gemiddeld 1 maal per week plaatsvonden.
Samenwerking / deelnemingsvormen
Op basis van de context van passages uit de chatgesprekken tussen verdachte en [B] , kan worden vermoed dat er door verdachte ten behoeve van de handel in harddrugs werd samengewerkt met, onder andere, de personen onder de namen " [naam 1] " en " [naam 2] ".
Passage handel [verdachte] / [contactpersoon 1]
In de telefoon werden WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en de contactpersoon onder de naam " [contactpersoon 1] ", gevoerd in de periode van 9-6-2018 tot en met 28-1-2020. De daadwerkelijke identiteit van de contactpersoon " [contactpersoon 1] " betreft vermoedelijk [C] . Ik zag dat in voornoemde periode door " [contactpersoon 1] " 33 maal werd gevraagd om verschillende handelseenheden softdrugs, te weten: wiet en hasj, alsook harddrugs, te weten: XTC .Op basis van de context van de gesprekken kan sterk worden vermoed dat de gevoerde gesprekken leidden tot ontmoetingen en overdracht tussen verdachte en " [contactpersoon 1] ".
Passage handel verdachte / “ [contactpersoon 2] ”
De handel in softdrugs bleek tevens uit chatgesprekken tussen [verdachte] en de
contactpersoon onder de naam " [contactpersoon 2] ", gevoerd in de periode: van 21-8-2017 tot en met 4-6-2019.
Op basis van het onderzoek aan de chatgesprekken kan worden vermoed dat er tussen en de volgende personen, in enige mate, sprake was van een samenwerking / deelnemingsvorm: [D] , [E] , [F] , [G] , [H] , [I] en [J] .
[medeverdachte 2]heeft onder meer verklaard (als verdachte), zakelijk weergegeven:
Ik heb vanaf dat ik 15 of 16 jaar was hasj en wiet gekocht bij [verdachte] . Het ging rond in Zeewolde dat hij drugs verkocht. Als ik bij hem drugs kocht, belde ik hem of stuurde ik hem een bericht. We spraken dan een tijdstip af en dan spraken we af bij een panna kooi in Zeewolde. De ene keer kocht ik 1 gram, de andere keer 2 of 3 gram. Soms ook wel meer gram, maar dan was het niet voor mij alleen.
Ik kocht vanaf 2018 XTC bij [verdachte] . Dit heb ik iets van 6 keer bij hem gekocht. De hoeveelheid verschilde. Ik heb wel eens 6 of 7 pillen bij hem gehaald. hij stuurde ook wel eens reclame, dan had hij wat nieuws.
[medeverdachte 3]heeft onder meer verklaard (als verdachte), zakelijk weergegeven:
[verdachte] is de algemeen bekende coke dealer. Hij bracht het pakje coke zelf. Op een avond dacht ik: ik ga het kopen. Ik heb het nummer van [verdachte] gevraagd. Ik wist van zijn stiefmoeder dat hij drugsdealer was. Rond januari 2020 kocht ik voor het eerst drugs bij hem. Ik heb toen een jaar lang cocaïne gekocht. Ik heb alleen cocaïne gebruikt. Soms gebruikte ik de hele week door. Ik ben in mei 2021 gestopt. Hij heeft goed verdiend.
Verdachteheeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen ik vijf jaar geleden van school ging, ben ik begonnen met het afleveren van drugs. Dat kan ongeveer 21 augustus 2017 zijn geweest dat ik ermee begonnen ben. Ik heb verschillende soorten drugs afgeleverd bij verschillende personen. Dit is doorgegaan tot het moment van mijn aanhouding op 27 juli 2021. Hiervoor werd gebruik gemaakt van mijn telefoon; het abonnement was ook op mijn naam afgesloten. Naar deze telefoon werd door klanten geappt. Ik heb met de telefoon wel eens drugsadvertenties naar klanten gestuurd. Ik deed het niet alleen; als ik niet kon gaf in de telefoon ook wel aan iemand anders, die de drugs dan afleverde.
Bewijsoverwegingen feiten 1 tot en met 3:
Verdachte heeft deze feiten ontkend. Het verweer van de raadsman komt er in de kern op neer dat de verklaring van aangever over hetgeen op 27 mei 2021 heeft plaatsgevonden onvoldoende steun vindt in andere (onafhankelijke, betrouwbare) bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank overweegt dat aangever op bepaalde onderdelen wisselend heeft verklaard. Bijvoorbeeld omtrent de precieze aanleiding dat verdachte en zijn medeverdachte bij de woning van aangever langs kwamen en omtrent de daarop volgende autorit, eerst naar getuige [A] en vervolgens naar het bos. Ook heeft aangever pas na geruime tijd aangifte gedaan en heeft hij zijn letsel niet door een arts laten vaststellen. De verklaringen van aangever zijn echter consistent daar waar het de kern van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten betreft: hij is door verdachte en zijn medeverdachte (op enig moment) tegen zijn wil meegenomen, onder meer naar een afgelegen plek (het bos nabij de golfbaan), waarbij er tijdens de autorit en na het uitstappen in/bij het bos door verdachten (fors) geweld tegen hem is gebruikt en hij is gedwongen om hen geld te betalen. Zou hij dat laatste niet doen, dan zou het slecht met hem aflopen. Het meenemen van aangever naar een afgelegen plek heeft reeds het karakter dat verdachten geen ‘pottenkijkers’ wilden; ook het aspect van dwang volgt daar reeds uit, zeker als wordt gekeken wat daar volgens aangever heeft plaatsgevonden en hoe hij thuis is aangetroffen door zijn ouders (bang, in de war en met letsel). Hier komt de rechtbank hieronder nog op terug.
De kern van de verklaring van aangever zoals hiervoor weergeven wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning ziet niet alleen op hetgeen hij aan anderen heeft verteld over het gebeurde – wat in grote lijnen met vorenstaande overeenkomt – maar ook wat getuigen bij en aan hem zien. In de eerste plaats het – al snel, kort na thuiskomst – geconstateerde letsel door onder meer zijn ouders (en enkele dagen erna door een collega). Verder zijn gemoedstoestand kort na het gebeurde: in de war en erg bang. Het door verdachte en de verdediging geschetste beeld van een gezellig autoritje, het roken van een sigaret, terwijl er rustig een en ander wordt besproken om ontstane misverstanden uit de wereld te helpen, strookt dan ook niet met de wijze waarop verdachte thuis wordt aangetroffen door zijn ouders kort nadat hij was afgezet door verdachten.
Verder wordt de verklaring van aangever dat hij geld moest betalen en ook daadwerkelijk heeft betaald, ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning kan onder meer worden gevonden in de verklaring van zijn beide ouders. Zij hebben verklaard een geldbedrag van € 1.500,- van henzelf in coupures van € 50,- in een envelop te hebben gedaan, zodat verdachte dat kon afgeven aan verdachten. In een visueel overeenkomende envelop is precies zo’n bedrag, in precies dezelfde coupures, aangetroffen in de woning van verdachte. Op een van die biljetten is een vingerafdruk van de moeder van aangever aangetroffen en op een ander biljet de vingerafdruk van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting voor het eerst een alternatieve verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. Die verklaring is echter tegenstrijdig met hetgeen zijn moeder eerder bij de politie over die herkomst heeft afgelegd. De rechtbank acht beide verklaringen, gelet op hun tegenstrijdigheid en gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Zij is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag het door verdachten van aangever afgeperste geld is.
Vrijspraak feit 3 primair:
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er voldoende steun is voor de verklaring van aangever voor zover het de kern van de tenlastegelegde feiten betreft. Dit betekent echter niet dat er voor alle onderdelen van die verklaring voldoende steun in het dossier te vinden is. Vast staat dat aangever letsel heeft bekomen door toedoen van beide verdachten. Dat letsel is echter nimmer vastgesteld door een onafhankelijke deskundige, onder meer vanwege het feit dat verdachte – al dan niet uit angst – pas veel later aangifte heeft gedaan. Voorts ziet de rechtbank onvoldoende steun in het dossier voor het door verdachten toepassen van geweld met een ploertendoder. Hetgeen naar het oordeel van de rechtbank resteert, is dat er door verdachten fors geweld is toegepast jegens aangever waardoor hij letsel heeft bekomen. Uit de bewijsmiddelen kan echter onvoldoende volgen dat het toegepaste geweld een poging tot zware mishandeling betrof. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde en veroordelen voor de onder 3 subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Bewezenverklaring feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de door haar gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna onder 6 omschreven.