ECLI:NL:RBMNE:2022:1544

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
16.202758.21 en 16.213844.19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van één en hetzelfde slachtoffer met handel in hard- en softdrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte betrokken was bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van een slachtoffer. De feiten vonden plaats op 27 mei 2021 te Zeewolde, waar het slachtoffer tegen zijn wil werd meegenomen in een bestelbus. Tijdens deze rit werd hij mishandeld en gedwongen om geld af te geven. Het slachtoffer heeft uiteindelijk € 1.500,- moeten betalen, wat hij met hulp van zijn ouders heeft geregeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben bedreigd en mishandeld, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot zware mishandeling, maar hem wel schuldig bevonden aan de andere tenlastegelegde feiten. Daarnaast is de verdachte ook vervolgd voor de handel in hard- en softdrugs, die hij gedurende een periode van bijna vier jaar heeft gepleegd, grotendeels terwijl hij minderjarig was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 2.530,24, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.202758.21 en 16.213844.19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, S.J. Nijhof, advocaat te Apeldoorn, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] ,
mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat te Putten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De (nader omschreven) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte:
1. primair:op 27 mei 2021 te Zeewolde met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd heeft door hem onder meer mee te nemen naar het bos, geweld tegen hem te gebruiken, hem te bedreigen en hem te dwingen hen geld te betalen (€ 1.500,-),
subsidiairten laste gelegd als een bedreiging met de dood dan wel met zware mishandeling van [slachtoffer] ;
2.: in de periode van 27 mei 2021 tot en met 22 juni 2021 te Zeewolde, met een ander,
[slachtoffer] heeft gedwongen € 1.500 te betalen door hem te bedreigen en te mishandelen;
3. primair:op 27 mei 2021 te Zeewolde, met een ander, opzettelijk heeft geprobeerd om aan
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan / stompen, hem met een ploertendoder te slaan en hem te schoppen tegen de neus/wang/kaak toen [slachtoffer] op de grond lag;
subsidiairten laste gelegd als het mishandelen van [slachtoffer] ;
4.: in de periode van 22 juli 2021 tot en met 27 juli 2021 te Zeewolde heeft geprobeerd
[slachtoffer] af te persen door hem te dwingen een geldbedrag van € 400,- af te geven;
5.: in de periode van 21 augustus 2017 tot en met 29 juli 2021 te Zeewolde, met een of meer anderen, opzettelijk MDMA en/of cocaïne heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad;
6.: in de periode van 21 augustus 2017 tot en met 29 juli 2021 te Zeewolde, met een of meer anderen, opzettelijk hennep heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad.3 VOORVRAGEN

4.VRIJSPRAAK FEIT 4

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten, waaronder het onder 4 ten laste gelegde, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van onder meer het onder 4 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verklaring van aangever komt er in de kern op neer dat verdachte zou hebben geprobeerd om aangever te dwingen om aan hem, verdachte, € 400,- te betalen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door het proces-verbaal dat ziet op het bekijken van de camerabeelden in de Albert Heijn. Naar het oordeel van de rechtbank biedt dat proces-verbaal echter onvoldoende steun aan de verklaring van aangever. Uit dat proces-verbaal volgt eigenlijk niet veel meer dan dat zij elkaar toevallig ontmoetten in de Albert Heijn en dat aangever en verdachte elkaar toen kort hebben gesproken en over en weer bewegingen / gebaren hebben gemaakt. Verdachte en aangever geven allebei een andere invulling aan / verklaring over die ontmoeting. Beide verklaringen passen in hetgeen op die beelden te zien zou zijn. Dat verdachte in de richting van een pinapparaat zou wijzen, zoals de verbalisant heeft gerelateerd, lijkt een interpretatie. Verdachte heeft daar in elk geval een andere uitleg over gegeven. De rechtbank acht dit feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ook het onder 1 primair, 2, 3 primair, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 (primair en subsidiair), 2 en 3 (primair en subsidiair) ten laste gelegde. Ten aanzien van de feiten 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd; hij heeft desgevraagd verklaard dat wat in zijn pleitaantekeningen in de alinea’s 25 tot en met 28 is opgenomen ziet op de feiten 1 t/m 4 en dat de vermelding ‘feit 5/6’ daarboven een verschrijving betreft.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
Aangever [slachtoffer]heeft in zijn
aangifte onder meerverklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 was ik thuis in [woonplaats] . Ik hoorde enorm lawaai. Ik deed de deur open en zag daar twee personen die ik ken: [medeverdachte 1] en [verdachte] (deze laatste is geen familie van mij). Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen: "Je
moet met ons mee!" Ik zei dat ik eigenlijk niet kon. Ik hoorde [verdachte] toen ook zeggen: "Ga maar mee, want we moeten het ergens over hebben!" [verdachte] en [medeverdachte 1] liepen een beetje voor en ik liep enigszins ertussen of vlak achter. [medeverdachte 1] zat achter het stuur. Ik zat in het midden en [verdachte] aan de passagiers kant. We reden naar het huis van mijn ex, [A] , te [woonplaats] . Onderweg naar [A] werd de sfeer grimmig. Ik werd inmiddels best wel angstig. We kwamen bij [A] maar zij deed niet open. Ik werd door [verdachte] met zijn linkerhand, bij mijn rechter boven arm vastgepakt en mee getrokken uit de bus. Ik hoorde [verdachte] nog zeggen: "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lul!" Ik hoorde [medeverdachte 1] erachteraan zeggen: "Je bent sowieso de lul!" Ik was eigenlijk zo bang aan het worden dat ik eigenlijk helemaal niets meer deed. Ik dacht misschien helpt het als ik maar doe wat zij zeggen. Wij zijn toen naar het bos gereden achter de golfbaan. Ik dacht nog: "Dit is het einde, hier houdt het op mijn leven! " Ik kreeg nog in de bus van [verdachte] een elleboog in mijn gezicht, op mijn rechteroog. Dit ging opzettelijk en met veel kracht. Ik voelde enorme pijn vlak bij mijn rechteroog en neus. Ik hoorde [verdachte] alleen maar zeggen: "Uitstappen!" [medeverdachte 1] stapte al uit. Ik voelde hoe [verdachte] , met zijn arm, mijn nek omsloot en mij met kracht de auto uittrok. Ik werd op dat moment door [verdachte] bij mijn shirt gepakt. Tegelijkertijd zag ik hoe [verdachte] met zijn rechterhand een vuist maakte en mij hiermee een vuistslag recht in mijn gezicht gaf. Recht op mijn neus.
Ik lag dus op de grond ik keek omhoog en zag tot mijn grote schrik hoe [medeverdachte 1] met zijn rechtervoet uithaalde en mij schopte op mijn neus. Ik kreeg gelijk van [verdachte] ook nog een schop tegen mijn gezicht, deze kwam tegen mijn rechterwang en kaak. Ik voelde hoe ik een wond aan de binnenkant van mijn wang kreeg. [verdachte] schopte mij met zijn rechtervoet. Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "We kunnen het anders oplossen!" We kunnen je ook in je nakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag. Ik zei: "Is goed, als je maar stopt met slaan en me met rust laat!" Ik hoorde [verdachte] toen zeggen: "Ik wil dat je ons vijftienhonderd euro geeft. Ik zei: "dat moet dan maar, ik ga iets regelen'" Onderweg zei [medeverdachte 1] : "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er niet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!" Ze hebben mij uit de bus gezet bij fitnesscentrum Bodyplan. Ik ben toen teruggelopen naar mijn huis. Toen ik thuiskwam waren mijn ouders thuis. Ik heb mijn hele bovenstaande verhaal gedaan aan de politie.
Ik heb met hulp van mijn moeder geregeld dat er vijftienhonderd euro van de rekening van mijn oma gepind is om dit aan [medeverdachte 1] en [verdachte] te kunnen geven. Ik zou [verdachte] appen. Ik heb op 21 juni 2021 een app gestuurd naar [verdachte] . [verdachte] zei dat ik dinsdag 22 juni 2021 omstreeks 23:00 uur bij het bushokje, voor de Bodyplan, moest komen met het geld. Ik ben erheen gegaan, alleen. Ik zag daar [verdachte] staan. Ik heb toen het geld met angst en beven afgegeven. Het zat in een witte envelop. [2]
Aangever [slachtoffer]heeft
bij de rechter-commissarisonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ze begonnen onderweg vragen aan mij te stellen en agressief te doen. Voor ik het wist wilde [medeverdachte 1] mij een elleboog geven in mijn gezicht. lk weerde mij af naar links en ik kreeg een elleboog van [verdachte] van rechts. Vanaf dat moment voelde ik mij angstig en uitgeschakeld. Ik deed en zei niks meer. We zijn doorgereden het bos in. lk werd door [verdachte] uit de bus gehaald. [verdachte] hield mij vast en [medeverdachte 1] begon met slaan, klappen in mijn gezicht met de vuist, ik werd over de grond getrokken door [verdachte] . lk kreeg een schop in mijn buik en twee in mijn gezicht. Er werd overal geslagen en geschopt. [3]
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was op 27 mei 2021 met medeverdachte [medeverdachte 1] . Ik ben met medeverdachte [medeverdachte 1] , in zijn bestelbus, naar de woning van aangever gereden. We zijn vervolgens met aangever naar het huis van [A] gereden. Toen zij niet thuis was, zijn we met de bestelbus een rondje gaan rijden. We zijn gestopt bij het bos bij de golfbaan en we zijn daar uitgestapt. [4]
Getuige [getuige 1]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg op 27 mei 2021 om 20.38 uur een appje van [slachtoffer]
(aangever) dat mijn man en ik thuis moesten komen. Ik ben direct naar huis gegaan. Ik trof [slachtoffer] aan in ons huis. Ik zag dat [slachtoffer] heel erg nerveus was. Ik zag dat hij een rode neus had. Ik weet nog dat hij de hele tijd een snuivend geluid maakte met zijn neus. Volgens mij was zijn oog toen ook al blauw. Hij deed ook zijn mond open. Ik zag toen aan de binnenkant van zijn onderlip open wonden. Ik zag in zijn wangzak bloed zitten. De volgende ochtend zag ik dat de jukbeenderen van [slachtoffer] blauw waren.
zei toen hij thuis kwam dat hij in elkaar was geslagen en € 1.500,- moest betalen. Er is €1.500,- betaald in coupures van € 50,-. Dat geld heb ik contant gekregen van mijn moeder. Dit zat in een envelop. Ik overhandig u een identieke envelop als waar ik die €1.500,- in heb gestopt en aan [slachtoffer] heb gegeven. [5]
Getuige [getuige 2]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 rond 19.30 uur kwamen mijn vrouw en ik thuis. Ongeveer een uur later kwam [slachtoffer] thuis. Hij was helemaal in elkaar geslagen. Hij vertelde dat dit in het bos bij de golfbaan is gebeurd. Hij had ook een opgezwollen neus. De volgende dag konden wij het helemaal goed zien, hij was bont en blauw. Hij had ook een gat aan de binnenzijde van zijn wang. [slachtoffer] had verteld dat hij in elkaar was geslagen en dat dit in een bos was gebeurd en dat hij geld moest betalen. Hij vertelde dat hij €1.500,- moest betalen. Mijn vrouw heeft de €1.500,- in een envelop gestopt en aan [slachtoffer] gegeven. [6]
Getuige [getuige 2]heeft onder meer
bij de rechter-commissarisverklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn vrouw had een appje van [slachtoffer] gehad dat hij thuis was. Hij was helemaal overstuur. Hij was helemaal in de war. lk heb nog nooit iemand zo in de war en bang gezien.
lk weet dat hij het geld aan één persoon af heeft gegeven. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [verdachte] ) stond bij een parkeerplaats bij Bodyplan. [slachtoffer] had een telefoontje of appje gehad dat hij het daar en zo laat moest afgeven. Volgens mij was het bij de Bodyplan. Het was tussen 22:30 en 23:00 uur. [slachtoffer] en ik hebben afgesproken dat wanneer hij na een bepaalde tijd niet terug zou zijn, ik de politie zou bellen. [slachtoffer] was op tijd terug. [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het geld heeft overhandigd. [7]
Getuige [getuige 3]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Aangever kwam op 29 mei 2021 op het werk met behoorlijk wat letsel in zijn gezicht, namelijk twee blauwe ogen, een gespleten lip en een wond bij zijn neus. Het was voor mij heel duidelijk dat hij gevochten had. Hij vertelde mij dat hij thuis was opgehaald door twee mannen en vervolgens in elkaar was geslagen. Zijn ogen waren echt goed zwart/blauw, dit moet veel pijn hebben gedaan. [8]
Getuige [getuige 4]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Dat voorval met [slachtoffer] (
aangever) in het bos heb ik van [verdachte] en [medeverdachte 1] zelf gehoord.
Eigenlijk kwam het er op neer: Wij willen geld, en jij gaat het regelen. [medeverdachte 1] ging het een beetje stoer vertellen. [medeverdachte 1] zei dat hij gewoon niet zo moet zeiken, maar gewoon moet betalen. Hij zei niet waarom er betaald moest worden, want hij had eigenlijk geen reden. [9]
In een
Proces-verbaal van bevindingen ‘veiligstellen € 1.500,-‘ is onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats] werd contant geld in een witte envelop aangetroffen ter hoogte van
€ 1.500,- (30 biljetten van 50 euro). Het SIN nummer betreft AAHG0045NL. [10]
In een
Proces-verbaal vooronderzoek labis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Het geld met SIN AAHG0045NL is onderzocht op dactyloscopische sporen. Ik
zag dactyloscopische sporen, welke door mij geschikt werden bevonden voor een
vervolgonderzoek:
Spoornummer : PL0900-2021240504-168964
SIN : AA0I6201NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50euro biljet linkerzijde boven '50'
Bijzonderheden : Serienummer: '414'
Spoornummer : PL0900-2021240504-168967
SIN : AA0I6203NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50euro biljet linksboven tussen eu logo en 50
Bijzonderheden : Serienummer: '918'
In een
Proces-verbaal ‘herkenning dactyloscopisch spoor’is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een vergelijkend onderzoek tussen aangetroffen dactyloscopische sporen is het dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6201NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘414’) herkend op de rechterduim van [getuige 1] . [11]
In een
Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spooris onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6203NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘918) heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte [verdachte] . [12]
In een
Proces-verbaal Forensische visualisatieis onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een doorzoeking in de woning van deze verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) werd een envelop met een geldbedrag van vijftienhonderd euro aangetroffen.
De ouders van het slachtoffer hebben een envelop ter vergelijking aangeleverd bij de Forensische Opsporing. Ik zag dat beide enveloppen qua uiterlijk (vorm, formaat en kleur) visueel gelijkend waren. [13]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen feiten 5 en 6:
In een
Proces-verbaal van bevindingen‘onderzoek handel verdovende middelen [verdachte] ’ is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De twee mobiele telefoons van verdachte werden op 29 juli 2021 inbeslaggenomen. [14]
Onderzoek notitiesIn de mobiele telefoon werden 45 afzonderlijke notities aangetroffen welke kunnen worden gerelateerd aan de handel in hard- en softdrugs, gebaseerd op de volgende feiten en omstandigheden:
- het merendeel van de notities betreffen de aanduiding van een naam in combinatie met een getal;
- in enkele van deze notities wordt het getal voorafgegaan, dan wel gevolgd, door een euroteken "E", waardoor kan worden vermoed dat de weergegeven getallen geldbedragen betreffen;
- verschillende naam / getal weergaven waren tevens voorzien van termen als:
"hasj", "pep", "20gr wiet. 150 voor mij. 50 voor [naam 1] . En die investeren!", " [naam 1] . 5 pakjes van mij. 4 van tim".Voornoemde termen kunnen worden gerelateerd aan de handel in hard- en softdrugs, en geven ook een vermoeden van samenwerking met een persoon weergegeven met de naam " [naam 1] ".
Aanbiedingen / advertenties in notities:In de notities werden verschillende berichten aangetroffen welke in de vorm van een aanbieding / advertentie waren opgesteld. De aanbiedingen waren op de volgende data als notitie in de mobiele aangemaakt:
- 3-10-2018 / 1-12-2018;
- 25-4-2019 / 5-7-2019;
- 24-4-2020 / 27-4-2020;
In de aanbiedingen werd geadverteerd met de weergave van een envelop icoon, in combinatie met de weergave van een geldbedrag. Hierbij valt mij, verbalisant, op dat er in de berichten werd geadverteerd met een toenemend verhoudingsgewijs financieel voordeel naarmate er meer enveloppen werden weergegeven.
Op basis van mijn kennis en ervaring als taakaccenthouder drugs, waarbij ik meerdere drugsonderzoeken heb uitgevoerd, is het mij bekend dat met de term "envelopjes", doorgaans wikkels cocaïne worden bedoeld. De weergegeven geldbedragen komen daarbij overeen met de gehanteerde straatwaarde van wikkels cocaïne op basis van grammen. [15]
Verschillende naam / getal weergaven in de notities, kunnen op basis van de bevindingen in dit proces-verbaal worden gekoppeld aan de handel, dan wel tussenhandel / samenwerking in hard- en softdrugs.
In relatie tot voormelde notities, gelet op de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden, alsook uit onderzoek in verschillende aangetroffen chatgesprekken is gebleken, kan er, inzake de handel in hard- en softdrugs, ernstig worden vermoed dat er sprake was van (zogenaamd) "poffen", waarbij de notities derhalve mogelijk fungeerden als kasboek/boekhouding.
Onderzoek klantenbestandIk zag dat de aanbiedingen / advertenties aan 54 verschillende contactpersonen
te relateren aan gebruikersnamen en/of telefoonnummer, waren verstuurd. Ik zag dat de gebruikersnamen van verschillende van deze 54 contactpersonen waren voorzien van de term "klant". Vanwege de toevoeging van de term "klant" kan worden vermoed dat er sprake was van een koper / verkoper verstandhouding tussen de contactpersoon en de gebruiker van de mobiele telefoon. [16]
Handel [verdachte] / [B] :
lk zag dat er in de periode van 11 augustus 2018 tot en met 23 mei 2020, via de chatapplicatie What'sApp, werd gecommuniceerd tussen verdachte en [B] .
Ik, verbalisant, vermoed dat de relatie tussen [B] en verdachte een koper/verkoper relatie betrof, waarbij ik vermoed dat door verdachte, op verschillende momenten, harddrugs in de vorm van cocaïne, aan [B]
werd aangeboden en verkocht.
lk zag dat er op verschillende data, te weten: 1-12-2018, 24-12-2018, 17-1-2019 en 26-1-2019, verschillende aanbiedingen / advertenties waren verstuurd door verdachte aan [B] . [17]
Ik zag dat op 1-12-2018 een aanbieding / advertentie was verzonden welke identiek is aan de aanbieding aangetroffen in de notities van de telefoon. Op basis van de
context, waaronder termen als "witte kerst" en "alleen puur", kan ernstig worden vermoed dat door verdachte de harddrug cocaïne werd aangeboden, te relateren aan verschillende feestdagen.
Aanvullend kan op basis van aangetroffen terminologie in de chatgesprekken tussen verdachte en [B] , in relatie tot de context, ernstig worden vermoed dat er sprake was van handel in verdovende middelen. [18]
Aangaande alle What'sApp-gesprekken tussen verdachte en [B] , was te zien dat de gevoerde gesprekken op verschillende data, voornamelijk kort van duur waren, en doorgaans waren gericht op het bespreken van een ontmoeting (-splaats), met ontbreken van aanvullende sociale/persoonlijke inhoud. Het is mij, verbalisant, tevens gelet op de hiervoor weergegeven passages, op basis van mijn
kennis en ervaring als taakaccenthouder drugs, bekend dat dergelijke conversaties typerend zijn in/voor de handel in verdovende middelen, met als doel te resulteren in overdrachtsmomenten.
Op basis van de context van aangetroffen/uitgewisselde chatberichten tussen [B] en verdachte kan worden vermoed dat de gevoerde gesprekken voornamelijk, gemiddeld 1 maal per week plaatsvonden.
Samenwerking / deelnemingsvormen
Op basis van de context van passages uit de chatgesprekken tussen verdachte en [B] , kan worden vermoed dat er door verdachte ten behoeve van de handel in harddrugs werd samengewerkt met, onder andere, de personen onder de namen " [naam 1] " en " [naam 2] ". [19]
Passage handel [verdachte] / [contactpersoon 1]
In de telefoon werden WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen verdachte en de contactpersoon onder de naam " [contactpersoon 1] ", gevoerd in de periode van 9-6-2018 tot en met 28-1-2020. De daadwerkelijke identiteit van de contactpersoon " [contactpersoon 1] " betreft vermoedelijk [C] . Ik zag dat in voornoemde periode door " [contactpersoon 1] " 33 maal werd gevraagd om verschillende handelseenheden softdrugs, te weten: wiet en hasj, alsook harddrugs, te weten: XTC .Op basis van de context van de gesprekken kan sterk worden vermoed dat de gevoerde gesprekken leidden tot ontmoetingen en overdracht tussen verdachte en " [contactpersoon 1] ". [20]
Passage handel verdachte / “ [contactpersoon 2] ”
De handel in softdrugs bleek tevens uit chatgesprekken tussen [verdachte] en de
contactpersoon onder de naam " [contactpersoon 2] ", gevoerd in de periode: van 21-8-2017 tot en met 4-6-2019. [21]
Op basis van het onderzoek aan de chatgesprekken kan worden vermoed dat er tussen en de volgende personen, in enige mate, sprake was van een samenwerking / deelnemingsvorm: [D] , [E] , [F] , [G] , [H] , [I] en [J] . [22]
[medeverdachte 2]heeft onder meer verklaard (als verdachte), zakelijk weergegeven:
Ik heb vanaf dat ik 15 of 16 jaar was hasj en wiet gekocht bij [verdachte] . Het ging rond in Zeewolde dat hij drugs verkocht. Als ik bij hem drugs kocht, belde ik hem of stuurde ik hem een bericht. We spraken dan een tijdstip af en dan spraken we af bij een panna kooi in Zeewolde. De ene keer kocht ik 1 gram, de andere keer 2 of 3 gram. Soms ook wel meer gram, maar dan was het niet voor mij alleen.
Ik kocht vanaf 2018 XTC bij [verdachte] . Dit heb ik iets van 6 keer bij hem gekocht. De hoeveelheid verschilde. Ik heb wel eens 6 of 7 pillen bij hem gehaald. hij stuurde ook wel eens reclame, dan had hij wat nieuws. [23]
[medeverdachte 3]heeft onder meer verklaard (als verdachte), zakelijk weergegeven:
[verdachte] is de algemeen bekende coke dealer. Hij bracht het pakje coke zelf. Op een avond dacht ik: ik ga het kopen. Ik heb het nummer van [verdachte] gevraagd. Ik wist van zijn stiefmoeder dat hij drugsdealer was. Rond januari 2020 kocht ik voor het eerst drugs bij hem. Ik heb toen een jaar lang cocaïne gekocht. Ik heb alleen cocaïne gebruikt. Soms gebruikte ik de hele week door. Ik ben in mei 2021 gestopt. Hij heeft goed verdiend. [24]
Verdachteheeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Toen ik vijf jaar geleden van school ging, ben ik begonnen met het afleveren van drugs. Dat kan ongeveer 21 augustus 2017 zijn geweest dat ik ermee begonnen ben. Ik heb verschillende soorten drugs afgeleverd bij verschillende personen. Dit is doorgegaan tot het moment van mijn aanhouding op 27 juli 2021. Hiervoor werd gebruik gemaakt van mijn telefoon; het abonnement was ook op mijn naam afgesloten. Naar deze telefoon werd door klanten geappt. Ik heb met de telefoon wel eens drugsadvertenties naar klanten gestuurd. Ik deed het niet alleen; als ik niet kon gaf in de telefoon ook wel aan iemand anders, die de drugs dan afleverde. [25]
Bewijsoverwegingen feiten 1 tot en met 3:
Verdachte heeft deze feiten ontkend. Het verweer van de raadsman komt er in de kern op neer dat de verklaring van aangever over hetgeen op 27 mei 2021 heeft plaatsgevonden onvoldoende steun vindt in andere (onafhankelijke, betrouwbare) bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De rechtbank overweegt dat aangever op bepaalde onderdelen wisselend heeft verklaard. Bijvoorbeeld omtrent de precieze aanleiding dat verdachte en zijn medeverdachte bij de woning van aangever langs kwamen en omtrent de daarop volgende autorit, eerst naar getuige [A] en vervolgens naar het bos. Ook heeft aangever pas na geruime tijd aangifte gedaan en heeft hij zijn letsel niet door een arts laten vaststellen. De verklaringen van aangever zijn echter consistent daar waar het de kern van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten betreft: hij is door verdachte en zijn medeverdachte (op enig moment) tegen zijn wil meegenomen, onder meer naar een afgelegen plek (het bos nabij de golfbaan), waarbij er tijdens de autorit en na het uitstappen in/bij het bos door verdachten (fors) geweld tegen hem is gebruikt en hij is gedwongen om hen geld te betalen. Zou hij dat laatste niet doen, dan zou het slecht met hem aflopen. Het meenemen van aangever naar een afgelegen plek heeft reeds het karakter dat verdachten geen ‘pottenkijkers’ wilden; ook het aspect van dwang volgt daar reeds uit, zeker als wordt gekeken wat daar volgens aangever heeft plaatsgevonden en hoe hij thuis is aangetroffen door zijn ouders (bang, in de war en met letsel). Hier komt de rechtbank hieronder nog op terug.
De kern van de verklaring van aangever zoals hiervoor weergeven wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning ziet niet alleen op hetgeen hij aan anderen heeft verteld over het gebeurde – wat in grote lijnen met vorenstaande overeenkomt – maar ook wat getuigen bij en aan hem zien. In de eerste plaats het – al snel, kort na thuiskomst – geconstateerde letsel door onder meer zijn ouders (en enkele dagen erna door een collega). Verder zijn gemoedstoestand kort na het gebeurde: in de war en erg bang. Het door verdachte en de verdediging geschetste beeld van een gezellig autoritje, het roken van een sigaret, terwijl er rustig een en ander wordt besproken om ontstane misverstanden uit de wereld te helpen, strookt dan ook niet met de wijze waarop verdachte thuis wordt aangetroffen door zijn ouders kort nadat hij was afgezet door verdachten.
Verder wordt de verklaring van aangever dat hij geld moest betalen en ook daadwerkelijk heeft betaald, ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning kan onder meer worden gevonden in de verklaring van zijn beide ouders. Zij hebben verklaard een geldbedrag van € 1.500,- van henzelf in coupures van € 50,- in een envelop te hebben gedaan, zodat verdachte dat kon afgeven aan verdachten. In een visueel overeenkomende envelop is precies zo’n bedrag, in precies dezelfde coupures, aangetroffen in de woning van verdachte. Op een van die biljetten is een vingerafdruk van de moeder van aangever aangetroffen en op een ander biljet de vingerafdruk van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting voor het eerst een alternatieve verklaring over de herkomst van het geld afgelegd. Die verklaring is echter tegenstrijdig met hetgeen zijn moeder eerder bij de politie over die herkomst heeft afgelegd. De rechtbank acht beide verklaringen, gelet op hun tegenstrijdigheid en gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Zij is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag het door verdachten van aangever afgeperste geld is.
Conclusie
Vrijspraak feit 3 primair:
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er voldoende steun is voor de verklaring van aangever voor zover het de kern van de tenlastegelegde feiten betreft. Dit betekent echter niet dat er voor alle onderdelen van die verklaring voldoende steun in het dossier te vinden is. Vast staat dat aangever letsel heeft bekomen door toedoen van beide verdachten. Dat letsel is echter nimmer vastgesteld door een onafhankelijke deskundige, onder meer vanwege het feit dat verdachte – al dan niet uit angst – pas veel later aangifte heeft gedaan. Voorts ziet de rechtbank onvoldoende steun in het dossier voor het door verdachten toepassen van geweld met een ploertendoder. Hetgeen naar het oordeel van de rechtbank resteert, is dat er door verdachten fors geweld is toegepast jegens aangever waardoor hij letsel heeft bekomen. Uit de bewijsmiddelen kan echter onvoldoende volgen dat het toegepaste geweld een poging tot zware mishandeling betrof. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde en veroordelen voor de onder 3 subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Bewezenverklaring feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de door haar gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna onder 6 omschreven.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primairop 27 mei 2021 te Zeewolde tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,door- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Je moet met ons mee!" en "Ga maar mee want wemoeten het ergens over hebben!", en- met die [slachtoffer] naar een bestelbus te lopen en in te stappen en- naar de woning van de ex-vriendin van die [slachtoffer] te rijden en- aangekomen bij de woning van die ex-vriendin, die [slachtoffer] bij zijn bovenarm vast tepakken en mee te trekken uit die bestelbus en- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lul!" en"Je bent sowieso de lui" en- (weer) met die [slachtoffer] in die bestelbus te stappen en te gaan rijden en met deelleboog in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en naar het bos (gelegen achter de Golfbaan) te rijden en- aldaar tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Uitstappen!" en vervolgens een arm om denek van die [slachtoffer] te doen en die [slachtoffer] zo uit die bestelbus te trekken en- die [slachtoffer] bij zijn shirt te pakken en met kracht tegen de neus van die [slachtoffer] te stompen en
- vervolgens met kracht tegen de neus en wang en kaak van die [slachtoffer] teschoppen en- tegen die [slachtoffer] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!";
2.in de periode van 27 mei 2021 tot en met 22 juni 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten het bos gelegen achter de Golfbaan en andere locaties, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 1.500 Euro, door- die [slachtoffer] mee te nemen in een bestelbus en te mishandelen en te bedreigen en- tegen die [slachtoffer] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!";

3. subsidiair:

op 27 mei 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en
- met kracht tegen de neus van die [slachtoffer] te stompen en
- vervolgens met kracht tegen de neus en wang en kaak van die [slachtoffer] te schoppen;
5.in de periode van 21 augustus 2017 tot en met 29 juli 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6.in de periode van 21 augustus 2017 tot en met 29 juli 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk hennep en/of hasjiesj heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, zijnde hennep en hasjiesj middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 subsidiair, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
Ten aanzien van feit 5:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 6:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de door de reclassering in haar advies van 5 april 2022 geadviseerde bijzondere voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf onder oplegging van bijzondere voorwaarden zoals vervat in het reclasseringsadvies.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van één en het hetzelfde slachtoffer. Wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en brengt angst, bedreiging en onzekerheid met zich mee. Gedurende die vrijheidsberoving is het slachtoffer fors mishandeld en afgeperst: als hij geen € 1.500 zou betalen, zou het nog erger met hem aflopen. Deze hele situatie is bijzonder beangstigend geweest voor het slachtoffer, waarbij hij er ook fysiek niet zonder kleerscheuren vanaf is gekomen: hij werd thuis door zijn ouders angstig, in de war en bont en blauw aangetroffen nadat hij kort ervoor door verdachten was afgezet. Verdachten hebben bij het slachtoffer psychisch en lichamelijk hun sporen achtergelaten met hun daden.
Verder heeft verdachte zich gedurende bijna 4 jaren schuldig gemaakt aan de handel in soft- en harddrugs in Zeewolde. Verdachte heeft dit gedurende een doorlopende periode gedaan, en begon hier al mee toen hij nét 15 jaar oud was tot aan het moment dat hij werd aangehouden op 18-jarige leeftijd. Verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten dus voor een groot deel minderjarig.
De onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair gepleegde feiten heeft hij begaan met medeverdachte [medeverdachte 1] . Het is niet de eerste keer dat verdachte met zijn medeverdachte strafbare feiten pleegt. Uit het dossier volgt verder een sfeer dat verdachte en zijn medeverdachte zich in een milieu bevonden waarin criminaliteit aan de orde van de dag was en zij zich kennelijk onaantastbaar waanden. Uit diverse verklaringen volgt de angst om over verdachten een verklaring af te leggen. Dit is ook terug te lezen in diverse tapgesprekken, waarin verdachten dingen zeggen als ‘die durft toch niet te verklaren’.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden:
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte d.d. 24 december 2021, waaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder voor geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 5 april 2022, waarin onder meer diverse bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, contactverboden met slachtoffers (en enkele familieleden ervan), een locatieverbod, passende dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat en het risico op letselschade als gemiddeld. Verder wordt geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen;
- een psychologisch onderzoek pro Justitia van 1 november 2021 van GZ-psycholoog
B.E.W. Nieuwenhuizen en een namens voornoemde psycholoog opgesteld e-mailbericht naar aanleiding van vragen van de verdediging. Deze psycholoog komt onder meer tot de volgende bevindingen en conclusies. Er is bij verdachte sprake van een verstandelijke handicap in de vorm van een licht verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van een aandachtstekort,- en hyperactiviteitsstoornis, onoplettende type, en een stoornis in het gebruik van cannabis (in vroege gedwongen volledige remissie).
Verdachte voldoet eveneens aan een scheefgroei in zijn persoonlijkheid, passend
bij de kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis (trekken van). Deze verstandelijke handicap en stoornissen waren aanwezig ten tijde van het (onder 1 tot en met 3) tenlastegelegde, en hebben zijn gedragskeuzen en gedragingen ten tijde van die feiten beïnvloed. Gezien zijn cognitieve beperking is hij in verminderde mate in staat geweest om een andere gedragskeuze te maken en conform te handelen. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Vanuit zijn licht verstandelijke beperking, gecombineerd met de ADD-problematiek, is hij naïef en overziet hij situaties onvoldoende, waardoor hij minder in staat is om adequate gedragskeuzes te maken en daarnaar te handelen. Hij is sterk beïnvloedbaar en heeft een geringe frustratietolerantie. Hij beschikt over weinig oplossingsvaardigheden voor problemen en situaties waar hij mee geconfronteerd wordt. Daarnaast is er een
beperkt vertrouwen naar de wereld om hem heen, waardoor conflicten snel op de
loer liggen. Het inlevingsvermogen is beperkt en hij laat zich nauwelijks sturen.
De eerder beschreven scheefgroei in zijn persoonlijkheid, passend bij een antisociale persoonlijkheidsstoornis (trekken van), maakt dat hij zich niet conformeert
aan de sociale normen over wat volgens de wet is toegestaan. Er is tevens vanuit
deze ontwikkeling sprake van impulsief gedrag, prikkelgevoeligheid, agressiviteit
(geweldspleging) en onverantwoordelijk gedrag. Het gebruik van cannabis (in
vroege gedwongen volledige remissie) en misbruik van alcohol kan zijn agressieve
gedrag versterken.
Het risico op recidive van agressief gedrag bij ongewijzigde omstandigheden en
zonder adequate hulpverlening die aansluit bij zijn licht verstandelijke beperking,
naast extern toezicht, wordt als matig tot hoog beoordeeld.
Op basis van de uitkomsten van de ASR-wegingslijst kan gesteld worden dat verdachte, ondanks zijn beperkingen, momenteel meer functioneert als een jongvolwassene dan een jeugdige. Derhalve wordt geadviseerd om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen.
Het is van belang om als bijzondere voorwaarden, binnen een Reclasseringstoezicht, een intensief begeleidingstraject in te zetten, waarbij te denken valt aan een Cognitieve Vaardigheidstraining voor licht verstandelijk beperkten (CoVa-plus) via de Reclassering. In deze training leert verdachte om zijn cognitieve vaardigheden te versterken en zijn agressieve gedragingen te verminderen, om de kans op herhaling van
strafbaar gedrag zoveel mogelijk te verkleinen. Gezien het gegeven dat de negatieve consequenties van middelengebruik groot zijn bij verdachte, is het eveneens van belang om op dit gebied specialistische hulp in te zetten waarin het van belang is dat verdachte abstinent wordt en blijft van middelen, in het bijzonder cannabis. Ten aanzien van verdachte zijn ontwikkeling is het daarnaast van groot belang dat hij zijn (sociale) vaardigheden gaat uitbreiden, zodat hij zich niet zo makkelijk laat beïnvloeden en over meer oplossingsvaardigheden zal beschikken in moeilijke situaties. Daarnaast is het van belang om in te zetten op een behandeling gericht op het verminderen van zijn agressieregulatie probleem, aansluitend bij zijn licht verstandelijke beperking.
De op te leggen straf:
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan verder het volgende in ogenschouw genomen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) hebben geen oriëntatiepunten voor de afpersing zoals deze is gepleegd door verdachte. De rechtbank heeft daarom acht geslagen op de oriëntatiepunten die betrekking hebben op een straatroof (met licht geweld), waarbij – zonder recidive – een gevangenisstraf van 6 maanden tot uitgangspunt wordt genomen en in geval van recidive een gevangenisstraf van 8 maanden.
Voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn geen oriëntatiepunten van het LOVS voorhanden. De rechtbank heeft daarom gekeken naar straffen die in een soortgelijke strafzaken worden opgelegd. Voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving als de onderhavige worden doorgaans maandenlange gevangenisstraffen opgelegd.
Het vorenstaande in ogenschouw genomen, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden op zijn plaats voor de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair gepleegde en met elkaar samenhangende feiten.
Voor de zaken die zien op de drugshandel, heeft de rechtbank eveneens acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS. Voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat nemen deze oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden tot uitgangspunt. Verdachte heeft gedurende bijna 4 jaren gedeald. De rechtbank zal echter ten aanzien van de tijd dat verdachte minderjarig was, toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en ten aanzien van die periode derhalve geen straf opleggen. Immers, mocht hij destijds als minderjarige zijn berecht, zou een ander sanctiestelsel aan de orde zijn geweest, waarbij de (verdere) ontwikkeling van de minderjarige een grote rol van betekenis zou hebben gespeeld bij die strafoplegging. Inmiddels is verdachte meerderjarig en is het sanctiestel voor meerderjarigen van toepassing. Er is, zo volgt uit de voorhanden zijnde rapportages omtrent verdachte, nu geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij de strafoplegging blijft dus die periode waarin hij minderjarig was, buiten beschouwing.
De rechtbank heeft er in het nadeel van verdachte rekening mee gehouden dat hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank bij de strafoplegging sterk rekening met de persoon van verdachte, zoals die volgt uit voornoemde rapportages omtrent verdachte. De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog om hem verminderd toerekeningsvatbaar te achten over en laat dat in het voordeel van verdachte doorwerken in de op te leggen straf. Naast vergelding en een afschrikwekkend effect op anderen, dient de straf eraan bij te dragen dat voorkomen wordt dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten pleegt en door het opleggen van de geadviseerde bijzondere voorwaarden kan verdachte verder aan zichzelf werken, met zijn blik gericht op de toekomst.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op de wijze waarop de rechtbank de feiten heeft gewaardeerd, zoals hierboven uitgelegd. Daarnaast wordt verdachte van één van de feiten integraal vrijgesproken, terwijl de officier van justitie ook ten aanzien van dat feit van een veroordeling is uitgegaan. Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan echter niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, zoals door de verdediging is verzocht.
De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. De rechtbank neemt daarbij overigens niet alle contactverboden over die de reclassering heeft geadviseerd en ook het locatieverbod vindt de rechtbank – gelet op de op te leggen contactverboden – niet noodzakelijk. Naar het oordeel van de rechtbank kan er worden volstaan met contactverboden met het slachtoffer in deze zaak ( [slachtoffer] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook vindt de rechtbank, mede gelet op de op te leggen gevangenisstraf, dat kan worden volstaan met een proeftijd van 2 jaar in plaats van de door de officier van justitie gevorderde 3 jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden:
Verdachte heeft zich onmiskenbaar schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de inhoud van de hiervoor reeds opgenomen rapportages omtrent de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis:
De voorlopige hechtenis van verdachte is bij beslissing van de meervoudige raadkamer van deze rechtbank van 23 december 2021 geschorst met ingang van 24 december 2021. De thans op te leggen gevangenisstraf brengt met zich dat verdachte nog een aantal maanden gevangenisstraf zal moeten ondergaan. De officier van justitie heeft gevorderd het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen. De rechtbank overweegt daarover het volgende. Het nu opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de reeds ondergane voorlopige hechtenis te boven gaat, hoeft niet automatisch met zich te brengen dat verdachte vanaf het moment van de uitspraak wordt vastgezet. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de door hem opgelegde voorwaarden gehouden. Weliswaar is met deze veroordeling het strafvorderlijk belang toegenomen, maar de rechtbank ziet gelet op de persoonlijke omstandigheden en de stevige voorwaarden waar verdachte zich aan moet houden (zowel schorsingsvoorwaarden als de dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden) aanleiding de schorsing te continueren. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opheffen, zodat verdachte in vrijheid ofwel de oproep kan afwachten om de resterende gevangenisstraf uit te gaan zitten ofwel de terechtzitting in een eventueel hoger beroep af kan wachten.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.869,52. Dit bedrag bestaat uit € 1.869,52 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraken.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat er geen causaal verband bestaat tussen de schade die de ouders van de benadeelde partij hebben geleden door de aanschaf van het camerasysteem en het door verdachte gepleegde feit. De benadeelde partij moet volgens de raadsman in dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.. De gevorderde reiskosten in verband met psychische hulp zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is er bewust voor gekozen deze niet te onderbouwen met medische stukken. Duidelijk is dat de benadeelde partij al psychisch belast was voordat de feiten zouden zijn gepleegd. Er is geen rechtstreeks verband, zodat ook deze schadepost afgewezen dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte is veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde, te weten de feiten waarvan de benadeelde partij [slachtoffer] stelt schade te hebben geleden, en de rechtbank die vordering niet als een onevenredige belasting van het strafgeding beoordeelt, komt de rechtbank tot een inhoudelijke beoordeling van die vordering en de daarin opgenomen schadeposten.
Toegewezen materiële schadeposten:
De in voldoende mate onderbouwde en niet door verdachte (en zijn raadsman) inhoudelijk weersproken schadeposten ‘afgeperst geld’ (ad € 1.500,-) en de reiskosten ad € 30,24, liggen voor toewijzing gereed. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van voornoemde bedragen dan ook toewijzen.
Afgewezen materiële schadeposten
Van de door / namens verdachte betwiste ‘reiskosten psychologische hulp’ is onvoldoende onderbouwd dat deze gevorderde schadepost rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten waardoor die schade zou zijn geleden. De rechtbank wijst deze schadepost daarom af.
Van de door / namens verdachte betwiste schadepost ‘verplaatste schade / kosten camerasysteem’ is evenmin gebleken dat deze rechtstreeks verband houdt met de thans bewezenverklaarde feiten, zodat ook deze schadepost zal worden afgewezen. De noodzaak voor de ouders van aangever om hun woning te beveiligen volgt immers niet uit de ten aanzien van hun zoon bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade:
Vast staat dat de benadeelde partij, door de aard van de normschending, immateriële schade heeft geleden. Dit volgt onder meer uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte heeft verdachte pijn en letsel bekomen en heeft hij door hun handelen angstige momenten beleefd. De benadeelde partij onderging reeds voor de bewezenverklaarde feiten psychische behandelingen. Uit de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing blijkt niet in welke mate die psychische schade is toegenomen na het plegen van de feiten. Desgevraagd is namens de benadeelde partij ter terechtzitting van 8 april 2022 aangegeven dat er uit privacyoverwegingen bewust voor is gekozen geen verdere medische stukken ter onderbouwing over te leggen en dat deze ook niet alsnog zullen worden overgelegd. De rechtbank zal daarom de schade begroten op basis van de thans voorhanden zijnde stukken en begroot die schade – gelet op vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegewezen – op een bedrag van € 1.000,-. De gevorderde immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Totaal toegewezen bedrag:
De rechtbank zal de vordering tot het (totaal)bedrag van € 2.530,24 (€ 1.500,- + € 30,24 +
€ 1.000,-) hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf
27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.530,24, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank van 7 november 2019 (parketnummer 16-213844-19) is verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden, met dien verstande dat geen vervangende jeugddetentie maar vervangende hechtenis zal worden bevolen indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 63, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Toepassing artikel 9a Sr voor feiten gepleegd als minderjarige
* ten aanzien van de feiten 5 en 6, voor zover gepleegd in de periode van 21 augustus 2017 tot en met 11 augustus 2020:
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Oplegging straf en maatregel
* ten aanzien van de feiten 1 primair, 2, 3 subsidiair en de feiten 5 en 6, voor zover gepleegd in de periode van 12 augustus 2020 tot en met 29 juli 2021:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
* [slachtoffer] , geboren op [1992] te [woonplaats] ;
* [medeverdachte 1] , geboren op [1998] te [woonplaats] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich binnen drie dagen na de uitspraak van dit vonnis meldt bij Reclassering
Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* zich onder behandeling zal stellen bij forFACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* mee zal werken aan het vinden van werk en/of het volgen van een opleiding en/of zich door een jobcoach laat begeleiden bij het vinden en/of houden van een passende dagbesteding;
* mee zal werken aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd,
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Voorlopige hechtenis
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot het opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 2.530,24. Dit bedrag bestaat uit € 1.530,24 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.530,24 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-213844-19
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter van deze rechtbank bij vonnis van 7 november 2019 opgelegde voorwaardelijke
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. N. van Esch en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2022.
Mrs. Laanstra, Van Esch en Weistra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders inNederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,door- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Je moet met ons mee!" en/of "Ga maar mee want wemoet het ergens over hebben!", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of- met die [slachtoffer] tussen hen in naar een bestelbus te lopen en/of in te stappen en/of- naar de woning van de ex-vriendin van die [slachtoffer] te rijden en/of (daarbij) tegen die[slachtoffer] te zeggen hoe zij kon weten dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte, in cokehandelde en/of "Als je niet vertelt hoe zij dit weet, slaan we je in elkaar!" en/of- aangekomen bij de woning van die ex-vriendin, die [slachtoffer] bij zijn bovenarm vast tepakken en/of mee te trekken uit die bestelbus en/of daarbij een ploertendoder te pakkenen/of te duwen en/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lui!" en/of"Je bent sowieso de lui!" en/of- (weer) met die [slachtoffer] in die bestelbus te stappen en/of te gaan rijden en/of met deelleboog in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten en/of naar het bos(gelegen achter de Golfbaan) te rijden en/of- (aldaar) tegen die [slachtoffer] te zeggen: "Uitstappen!" en/of (vervolgens) een arm om denek van die [slachtoffer] te doen en die [slachtoffer] zo uit die bestelbus te trekken en/of- die [slachtoffer] bij zijn shirt te pakken en/of (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer]te slaan/stompen en/of met die ploertendoder te slaan in de zij en/of op/tegen deknie, althans op/tegen het lichaam ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond isgevallen en/of- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer] teschoppen/trappen en/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en/of "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en/of "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
1. subsidiairhij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders inNederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zwaremishandeling,door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:- "Als je niet vertelt hoe zij dit weet, slaan we je in elkaar!" en/of- "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lui!" en/of "Je bent sowieso de lui!" en/of- "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er niet aan houdt, dan halen we jeop, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;2.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2021 tot en met22 juni 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in Nederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,op de openbare weg, te weten het bos gelegen achter de Golfbaan en/of andere locaties,(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer]heeft gedwongen tot de afgifte van 1.500 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel often dele aan [slachtoffer] toebehoorde(n) door- die [slachtoffer] mee te nemen in een bestelbus en/of (zwaar) te mishandelen en/of tebedreigen en/of- tegen die [slachtoffer] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en/of "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en/of "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
3. primair:hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders inNederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,meerdere malen, althans eenmaal- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebbengeslagen/gestompt/gestoot en/of- (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen/gestompt en/ofmet een ploertendoder geslagen in de zij en/of op/tegen de knie, althans op/tegen hetlichaam ten gevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer]heeft/hebben geschopt/getraptterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair:hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders inNederlandtezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[slachtoffer] heeft mishandeld doormeerdere malen, althans eenmaal- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten en/of- (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer] te slaan/stompen en/of met dieploertendoder te slaan in de zij en/of op/tegen de knie, althans op/tegen het lichaam tengevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen en/of- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer] teschoppen/trappen;
4.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 juli 2021 tot en met27 juli 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in Nederland(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerkom zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer] heeft gedwongen tot deafgifte van 400 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer]toebehoorde(n)- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd “Ik moet je spreken” en/of “Ik krijg nog geldvan je!” en/of “Gewoon en anders komen we je weer ophalen!” en/of “Morgenavond 19.00uur bel ik je op!” en/of “Geef je telefoon, geef je telefoon!”, althans woorden van gelijke(dreigende) aard of strekking en/of- die [slachtoffer] meerdere malen (anoniem) te bellen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2017 tot enmet 29 juli 2021 te Zeewolde en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijkheeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/ofafgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne,zijnde (telkens) MDMA en/of cocaïne, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 augustus 2017 tot enmet 29 juli 2021 te Zeewolde en/of elders in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen(telkens) opzettelijkheeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/ofafgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of een gebruikelijk vast mengsel vanhennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen anderesubstanties zijn toegevoegd,zijnde telkens hennep en/of hasjiesj, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 december 2021, genummerd 2021240504, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 943. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 36 tot en met 39.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 3 februari 2022 (RC-nummers 21/2951 en 16/2952), pagina 3.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.
5.Pagina’s 118 tot en met 121.
6.Pagina’s 47 tot en met 49.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 3 februari 2022 (RC-nummers 21/2951 en 16/2952), pagina’s 3 en 4.
8.Pagina’s 188 en 189.
9.Pagina 258.
10.Pagina 82.
11.Pagina 268.
12.Pagina 270.
13.Pagina’s 603 en 604.
14.Pagina 636.
15.Pagina 639.
16.Pagina 640.
17.Pagina 641.
18.Pagina 642.
19.Pagina 646.
20.Pagina 656.
21.Pagina 656.
22.Pagina 666.
23.Pagina’s 715 tot en met 718.
24.Pagina’s 726 tot en met 728.
25.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.