ECLI:NL:RBMNE:2022:1543

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
16.202638.21 en 16.118609.19 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van één en hetzelfde slachtoffer met vrijspraak van andere feiten

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2022 uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van een slachtoffer. De feiten vonden plaats op 27 mei 2021 te Zeewolde, waar de aangever tegen zijn wil werd meegenomen in een bestelbus. Tijdens deze rit werd hij mishandeld en gedwongen om € 1.500,- te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer hebben bedreigd en mishandeld, waarbij het slachtoffer fysiek letsel opliep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder bedreiging van een agent en het voorhanden hebben van goederen bestemd voor hennepteelt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met diverse bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft vastgesteld op € 2.530,24 en voor [slachtoffer 2] op € 750,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.202638.21 en 16.118609.19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman,
mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, alsmede hetgeen door/namens de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De (nader omschreven) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er op neer dat verdachte:
1. primair:op 27 mei 2021 te Zeewolde met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid beroofd heeft door hem onder meer mee te nemen naar het bos, geweld tegen hem te gebruiken, hem te bedreigen en hem te dwingen hen geld te betalen (€ 1.500,-),
subsidiairten laste gelegd als een bedreiging met de dood dan wel met zware mishandeling van [slachtoffer 1] ;
2.: in de periode van 27 mei 2021 tot en met 22 juni 2021 te Zeewolde, met een ander,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen € 1.500 te betalen door hem te bedreigen en te mishandelen;
3. primair:op 27 mei 2021 te Zeewolde, met een ander, opzettelijk heeft geprobeerd om aan
[slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan / stompen, hem met een ploertendoder te slaan en hem te schoppen tegen de neus/wang/kaak toen [slachtoffer 1] op de grond lag;
subsidiairten laste gelegd als het mishandelen van [slachtoffer 1] ;
4.: op 29 juli 2021 te Bunschoten stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten lampen en/of een schakelbord en/of droognetten en/of lamparmaturen en/of plantenvoeding, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
5.:op 2 juni 2021 te Zeewolde opzettelijk heeft geprobeerd aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door die [slachtoffer 2] met een lachgascilinder tegen
het hoofd te slaan,
subsidiairten laste gelegd als de mishandeling van [slachtoffer 2] ;
6.: op 1 september 2021 te Alphen aan den Rijn [rechercheur] (rechercheur) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door in een telefoongesprek met zijn vriendin te zeggen: "ik moet die wout eens tegen komen ik sla zijn tanden uit zijn bek".

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK FEITEN 4 EN 6

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten, waaronder ook de feiten 4 en 6, wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle feiten, waaronder ook het onder 4 en 6 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 4:
De in de loods aangetroffen goederen, zoals vermeld op de tenlastelegging, houden onmiskenbaar verband met het telen van hennep. Deze goederen werden in de hoek van het pand aangetroffen, waren geseald in plasticfolie en bovendien stonden er grote kartonnen dozen voor. Verbalisanten konden pas zien wat voor goederen het waren nadat deze van de plasticfolie werden ontdaan.
Verdachte heeft ontkend dat hij wist wat voor goederen dit waren. Hij heeft bovendien met naam en toenaam aangegeven van wie die spullen wel zouden zijn. Uit het dossier volgt verder dat ook anderen – waaronder de door verdachte genoemde persoon – toegang hadden tot die loods en daarvan een sleutel hadden. Gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte wist van de op de tenlastelegging vermelde goederen, zodat de rechtbank hem vrij zal spreken van het hem onder 4 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 6:
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier niet volgen dat verdachte de betreffende rechercheur opzettelijk heeft bedreigd. Hij heeft bepaalde uitlatingen uit boosheid gedaan tijdens een (door de politie afgeluisterd) telefoongesprek met zijn vriendin, terwijl hij dacht dat hij op dat moment vrijelijk met haar kon communiceren. Dit betrof geen persoonlijke bedreiging tegen die rechercheur (verdachte noemt de persoon zelfs ‘hij’, terwijl het een ‘zij’ betreft: hij heeft geen idee welke agent het betreft). Hij hoefde er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen rekening mee te houden dat die gedane uitlating tijdens dat telefoongesprek bij die persoon terecht zou komen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het hem onder 6 tenlastegelegde.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2, 3 primair en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 (primair en subsidiair), 2, 3 (primair en subsidiair) en 5 (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
Aangever [slachtoffer 1]heeft in zijn
aangifte onder meerverklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 was ik thuis in Zeewolde. Ik hoorde enorm lawaai. Ik deed de deur open en zag daar twee personen die ik ken: [verdachte] en [medeverdachte] (deze laatste is geen familie van mij). Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Je
moet met ons mee!" Ik zei dat ik eigenlijk niet kon. Ik hoorde [medeverdachte] toen ook zeggen: "Ga maar mee, want we moeten het ergens over hebben!" [medeverdachte] en [verdachte] liepen een beetje voor en ik liep enigszins ertussen of vlak achter. [verdachte] zat achter het stuur. Ik zat in het midden en [medeverdachte] aan de passagiers kant. We reden naar het huis van mijn ex, [A] , te [woonplaats] . Onderweg naar [A] werd de sfeer grimmig. Ik werd inmiddels best wel angstig. We kwamen bij [A] maar zij deed niet open. Ik werd door [medeverdachte] met zijn linkerhand, bij mijn rechter boven arm vastgepakt en mee getrokken uit de bus. Ik hoorde [medeverdachte] nog zeggen: "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lul!" Ik hoorde [verdachte] erachteraan zeggen: "Je bent sowieso de lul!" Ik was eigenlijk zo bang aan het worden dat ik eigenlijk helemaal niets meer deed. Ik dacht misschien helpt het als ik maar doe wat zij zeggen. Wij zijn toen naar het bos gereden achter de golfbaan. Ik dacht nog: "Dit is het einde, hier houdt het op mijn leven! " Ik kreeg nog in de bus van [medeverdachte] een elleboog in mijn gezicht, op mijn rechteroog. Dit ging opzettelijk en met veel kracht. Ik voelde enorme pijn vlak bij mijn rechteroog en neus. Ik hoorde [medeverdachte] alleen maar zeggen: "Uitstappen!" [verdachte] stapte al uit. Ik voelde hoe [medeverdachte] , met zijn arm, mijn nek omsloot en mij met kracht de auto uittrok. Ik werd op dat moment door [medeverdachte] bij mijn shirt gepakt. Tegelijkertijd zag ik hoe [medeverdachte] met zijn rechterhand een vuist maakte en mij hiermee een vuistslag recht in mijn gezicht gaf. Recht op mijn neus.
Ik lag dus op de grond ik keek omhoog en zag tot mijn grote schrik hoe [verdachte] met zijn rechtervoet uithaalde en mij schopte op mijn neus. Ik kreeg gelijk van [medeverdachte] ook nog een schop tegen mijn gezicht, deze kwam tegen mijn rechterwang en kaak. Ik voelde hoe ik een wond aan de binnenkant van mijn wang kreeg. [medeverdachte] schopte mij met zijn rechtervoet. Ik hoorde [medeverdachte] toen zeggen: "We kunnen het anders oplossen!" We kunnen je ook in je nakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag. Ik zei: "Is goed, als je maar stopt met slaan en me met rust laat!" Ik hoorde [medeverdachte] toen zeggen: "Ik wil dat je ons vijftienhonderd euro geeft. Ik zei: "dat moet dan maar, ik ga iets regelen'" Onderweg zei [verdachte] : "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er niet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!" Ze hebben mij uit de bus gezet bij fitnesscentrum Bodyplan. Ik ben toen teruggelopen naar mijn huis. Toen ik thuiskwam waren mijn ouders thuis. Ik heb mijn hele bovenstaande verhaal gedaan aan de politie.
Ik heb met hulp van mijn moeder geregeld dat er vijftienhonderd euro van de rekening van mijn oma gepind is om dit aan [verdachte] en [medeverdachte] te kunnen geven. Ik zou [medeverdachte] appen. Ik heb op 21 juni 2021 een app gestuurd naar [medeverdachte] . [medeverdachte] zei dat ik dinsdag 22 juni 2021 omstreeks 23:00 uur bij het bushokje, voor de Bodyplan, moest komen met het geld. Ik ben erheen gegaan, alleen. Ik zag daar [medeverdachte] staan. Ik heb toen het geld met angst en beven afgegeven. Het zat in een witte envelop. [2]
Aangever [slachtoffer 1]heeft
bij de rechter-commissarisonder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ze begonnen onderweg vragen aan mij te stellen en agressief te doen. Voor ik het wist wilde [verdachte] mij een elleboog geven in mijn gezicht. lk weerde mij af naar links en ik kreeg een elleboog van [medeverdachte] van rechts. Vanaf dat moment voelde ik mij angstig en uitgeschakeld. Ik deed en zei niks meer. We zijn doorgereden het bos in. lk werd door [medeverdachte] uit de bus gehaald. [medeverdachte] hield mij vast en [verdachte] begon met slaan, klappen in mijn gezicht met de vuist, ik werd over de grond getrokken door [medeverdachte] . lk kreeg een schop in mijn buik en twee in mijn gezicht. Er werd overal geslagen en geschopt. [3]
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Medeverdachte [medeverdachte] en ik zijn op 27 mei 2021 met mijn bestelbus naar de woning gegaan waar aangever [slachtoffer 1] verbleef. We hebben hem gevraagd mee te gaan om iets op te lossen en duidelijkheid te scheppen. We zijn toen eerst met zijn drieën naar het huis van [A] gereden en zijn daar met zijn drieën uitgestapt. Zij deed niet open. Toen zijn we met zijn drieën met de bestelbus gaan rijden, naar het bos bij de golfbaan. Ik heb aangever erna weer afgezet met de bestelbus. [4]
Getuige [getuige 1]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg op 27 mei 2021 om 20.38 uur een appje van [slachtoffer 1]
(aangever) dat mijn man en ik thuis moesten komen. Ik ben direct naar huis gegaan. Ik trof [slachtoffer 1] aan in ons huis. Ik zag dat [slachtoffer 1] heel erg nerveus was. Ik zag dat hij een rode neus had. Ik weet nog dat hij de hele tijd een snuivend geluid maakte met zijn neus. Volgens mij was zijn oog toen ook al blauw. Hij deed ook zijn mond open. Ik zag toen aan de binnenkant van zijn onderlip open wonden. Ik zag in zijn wangzak bloed zitten. De volgende ochtend zag ik dat de jukbeenderen van [slachtoffer 1] blauw waren. [slachtoffer 1] zei toen hij thuis kwam dat hij in elkaar was geslagen en € 1.500,- moest betalen. Er is €1.500,- betaald in coupures van € 50,-. Dat geld heb ik contant gekregen van mijn moeder. Dit zat in een envelop. Ik overhandig u een identieke envelop als waar ik die €1.500,- in heb gestopt en aan [slachtoffer 1] heb gegeven. [5]
Getuige [getuige 2]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 27 mei 2021 rond 19.30 uur kwamen mijn vrouw en ik thuis. Ongeveer een uur later kwam [slachtoffer 1] thuis. Hij was helemaal in elkaar geslagen. Hij vertelde dat dit in het bos bij de golfbaan is gebeurd. Hij had ook een opgezwollen neus. De volgende dag konden wij het helemaal goed zien, hij was bont en blauw. Hij had ook een gat aan de binnenzijde van zijn wang. [slachtoffer 1] had verteld dat hij in elkaar was geslagen en dat dit in een bos was gebeurd en dat hij geld moest betalen. Hij vertelde dat hij €1.500,- moest betalen. Mijn vrouw heeft de €1.500,- in een envelop gestopt en aan [slachtoffer 1] gegeven. [6]
Getuige [getuige 2]heeft onder meer
bij de rechter-commissarisverklaard, zakelijk weergegeven:
Mijn vrouw had een appje van [slachtoffer 1] gehad dat hij thuis was. Hij was helemaal overstuur. Hij was helemaal in de war. lk heb nog nooit iemand zo in de war en bang gezien.
lk weet dat hij het geld aan één persoon af heeft gegeven. [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) stond bij een parkeerplaats bij Bodyplan. [slachtoffer 1] had een telefoontje of appje gehad dat hij het daar en zo laat moest afgeven. Volgens mij was het bij de Bodyplan. Het was tussen 22:30 en 23:00 uur. [slachtoffer 1] en ik hebben afgesproken dat wanneer hij na een bepaalde tijd niet terug zou zijn, ik de politie zou bellen. [slachtoffer 1] was op tijd terug. [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij het geld heeft overhandigd. [7]
Getuige [getuige 3]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Aangever kwam op 29 mei 2021 op het werk met behoorlijk wat letsel in zijn gezicht, namelijk twee blauwe ogen, een gespleten lip en een wond bij zijn neus. Het was voor mij heel duidelijk dat hij gevochten had. Hij vertelde mij dat hij thuis was opgehaald door twee mannen en vervolgens in elkaar was geslagen. Zijn ogen waren echt goed zwart/blauw, dit moet veel pijn hebben gedaan. [8]
Getuige [getuige 4]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Dat voorval met [slachtoffer 1] (
aangever) in het bos heb ik van [medeverdachte] en [verdachte] zelf gehoord.
Eigenlijk kwam het er op neer: Wij willen geld, en jij gaat het regelen. [verdachte] ging het een beetje stoer vertellen. [verdachte] zei dat hij gewoon niet zo moet zeiken, maar gewoon moet betalen. Hij zei niet waarom er betaald moest worden, want hij had eigenlijk geen reden. [9]
In een
Proces-verbaal van bevindingen ‘veiligstellen € 1.500,-‘ is onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte [medeverdachte] aan de [adres] te [woonplaats] werd contant geld in een witte envelop aangetroffen ter hoogte van
€ 1.500,- (30 biljetten van 50 euro). Het SIN nummer betreft AAHG0045NL. [10]
In een
Proces-verbaal vooronderzoek labis onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Het geld met SIN AAHG0045NL is onderzocht op dactyloscopische sporen. Ik
zag dactyloscopische sporen, welke door mij geschikt werden bevonden voor een
vervolgonderzoek:
Spoornummer : PL0900-2021240504-168964
SIN : AA0I6201NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50 euro biljet linkerzijde boven '50'
Bijzonderheden : Serienummer: '414'
Spoornummer : PL0900-2021240504-168967
SIN : AA0I6203NL
Relatie met SIN : AAHG0045NL
Spoortype : Dacty
Plaats veiligstellen : Voorkant 50 euro biljet linksboven tussen eu logo en 50
Bijzonderheden : Serienummer: '918'
In een
Proces-verbaal ‘herkenning dactyloscopisch spoor’is onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een vergelijkend onderzoek tussen aangetroffen dactyloscopische sporen is het dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6201NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘414’) herkend op de rechterduim van [getuige 1] . [11]
In een
Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spooris onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor met SIN AAOI6203NL (afkomstig van een 50 eurobiljet met serienummer ‘918) heeft geleid tot individualisatie van het spoor op verdachte [medeverdachte] . [12]
In een
Proces-verbaal Forensische visualisatieis onder meer gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij een doorzoeking in de woning van deze verdachte (de rechtbank begrijpt: verdachte [medeverdachte] ) werd een envelop met een geldbedrag van vijftienhonderd euro aangetroffen.
De ouders van het slachtoffer hebben een envelop ter vergelijking aangeleverd bij de Forensische Opsporing. Ik zag dat beide enveloppen qua uiterlijk (vorm, formaat en kleur) visueel gelijkend waren. [13]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 5 primair:
In
een Proces-verbaal van aangiftestaat als verklaring van aangever [slachtoffer 2] onder meer opgenomen, zakelijk weergegeven:
Ik was bij een barbecue van een vriend. Ik kreeg een woordenwisseling met verdachte. Ergens tussen 24.00 uur en 01.00 uur ben ik mishandeld door verdachte.
Ik werd door hem met de lachgas cilinder vol op mijn hoofd geslagen. Ik hoorde van vrienden dat hij eerst een hele draai met de cilinder boven zijn hoofd maakte zoals een discuswerper of kogelstoter. De lachgas cilinder is dus kennelijk opzettelijk en met kracht op mijn hoofd geslagen door verdachte. Ik merkte later, toen ik bijkwam – ik ben dus een aantal minuten buiten westen geweest – dat er bloed langs mijn hoofd liep. Ik merkte dat ik een grote gapende wond aan de linkerzijde van mijn hoofd had.
In een
aanvullende verklaringheeft
aangever [slachtoffer 2]onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Verdachte deed het met een drie liter tank volgens mij, zo’n formaat waarmee je kan duiken. [14]
Getuige [getuige 5]heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben verpleegkundige. De ochtend na de mishandeling zag ik [slachtoffer 2] . Ik zag dat hij bloed had aan de rechterzijde van zijn hoofd. Ik zag dat hij verschillende wonden had op zijn hoofdhuid, het waren huidflappen. Ik heb de wonden schoongemaakt en met zwaluwstaartjes dicht gemaakt. Hij had volgens mij een drietal huidflappen van ongeveer 7 centimeter lang op het hoofd. [15]
[medeverdachte]heeft
als getuigeverklaard, zakelijk weergegeven:
Ik was op de barbecue bij [B] . Daar waren verdachte en aangever
[slachtoffer 2] ook. Het ging op een gegeven moment fout. Verdachte en aangever kregen mot met elkaar. Ik keek op een gegeven moment en toen zag ik aangever op de grond liggen. De verwonding van aangever was wel heftig, hij had gewoon een gat in zijn hoofd. Ik heb gehoord dat dit door een lachgas tank komt. Ik heb die avond een lachgastank gezien. De mensen die die avond bij de barbecue waren, zeggen dat verdachte het heeft gedaan. [16]
In een
Proces-verbaal van bevindingen ‘belangrijke tapgesprekken’is onder meer de volgende conversatie opgenomen tussen [medeverdachte] en [C] :
[medeverdachte] : want wat hij heb gedaan kon ook gewoon niet, ouwe BAM! [slachtoffer 2] ging gestrekt hè.
[C] : te erg.
[medeverdachte] : hij ging gestrekt, wat een gek. Met een lachgas van 2 kg. Ik had nog een ballon in mijn mond, ik denk wat is dit dan ouwe.
[C] : is dit echt
[medeverdachte] : dit was kanker erg.
[C] : ja
[medeverdachte] : hij had dood kunnen zijn.
[C] : ja, maar dat gaan zij ook denken he.
[medeverdachte] : lekker voor hem, is gewoon poging doodslag, wat denk jij.
[C] : ja
[medeverdachte] : zie je die gat in zijn hoofd wel niet.
[C] : ja erg [17]
Verdachteheeft onder meer verklaard, zakelijk weergeven:
Door mijn toedoen is aangever op de grond beland en heeft hij letsel opgelopen. [18]
Bewijsoverwegingen feiten 1 tot en met 3:
Verdachte heeft deze feiten ontkend. Het verweer van de raadsman komt er in de kern op neer dat de verklaring van aangever over hetgeen op 27 mei 2021 heeft plaatsgevonden onvoldoende steun vindt in andere (onafhankelijke) bewijsmiddelen en dat het in feite neerkomt op het verhaal van aangever tegenover dat van verdachte en zijn medeverdachte. In dat kader heeft de raadsman ook aangevoerd dat aangever niet als een betrouwbare aangever kan worden gezien. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Aangever heeft op bepaalde onderdelen wisselend verklaard. Bijvoorbeeld omtrent de precieze aanleiding dat verdachte en zijn medeverdachte bij de woning van aangever langs kwamen en omtrent de daarop volgende autorit, eerst naar getuige [A] en vervolgens naar het bos. Ook heeft aangever pas na geruime tijd aangifte gedaan en heeft hij zijn letsel niet door een arts laten vaststellen. Aangever verklaart echter consistent daar waar het de kern van de onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde feiten betreffen: hij is door verdachte en zijn medeverdachte (op enig moment) tegen zijn wil meegenomen, onder meer naar een afgelegen plek (het bos nabij de golfbaan), waarbij er tijdens de autorit en na het uitstappen in/bij het bos door verdachten (fors) geweld tegen hem is gebruikt en hij gedwongen is om hen geld te betalen. Zou hij dat laatste niet doen, dan zou het slecht met hem aflopen. Het meenemen van aangever naar een afgelegen plek heeft reeds het karakter dat verdachten geen ‘pottenkijkers’ wilden; ook het aspect van dwang volgt daar reeds uit, zeker als wordt gekeken wat daar volgens aangever heeft plaatsgevonden en hoe hij thuis is aangetroffen door zijn ouders (bang, in de war en met letsel). Hier komt de rechtbank hieronder nog op terug.
De kern van de verklaring van aangever, zoals hiervoor weergegeven, wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning ziet niet alleen op hetgeen hij aan anderen heeft verteld over het gebeurde – wat in grote lijnen met vorenstaande overeenkomt – maar ook wat getuigen bij en aan hem zien. In de eerste plaats het – al snel, kort na thuiskomst – geconstateerde letsel door onder meer zijn ouders (en enkele dagen erna door een collega). Verder zijn gemoedstoestand kort na het gebeurde: in de war en erg bang. Het door verdachte en de verdediging geschetste beeld van een gezellig autoritje, het roken van een sigaret, terwijl er rustig een en ander wordt besproken om ontstane misverstanden uit de wereld te helpen, strookt dan ook niet met de wijze waarop verdachte thuis wordt aangetroffen door zijn ouders kort nadat hij weer was afgezet door verdachten.
De verklaring van aangever dat hij geld moest betalen en ook daadwerkelijk heeft betaald, wordt ondersteund door verschillende andere bewijsmiddelen. Die ondersteuning kan onder meer worden gevonden in de verklaring van zijn beide ouders. Zij hebben verklaard een geldbedrag van € 1.500,- van henzelf in coupures van € 50,- in een envelop te hebben gedaan, zodat verdachte dat kon afgeven aan verdachten. In een visueel overeenkomende envelop is precies zo’n bedrag, in precies dezelfde coupures, aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Op een van die biljetten is een vingerafdruk van de moeder van aangever aangetroffen en op een ander biljet de vingerafdruk van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank oordeelt dat uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat dat geldbedrag het door verdachten van aangever afgeperste geld is. Dat dit geldbedrag niet aan verdachte, maar aan zijn medeverdachte is betaald en in diens woning is aangetroffen, doet – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen en de daaruit voortvloeiende rol van verdachte op 27 mei 2021 – aan verdachte zijn rol als medepleger van de afpersing van aangever niet af. De rechtbank wijst in dit verband ook op de onder de bewijsmiddelen opgenomen verklaring van de getuige Mulder over wat verdachte tegen hem heeft gezegd over het geld dat aangever moest betalen.
Conclusie
Vrijspraak feit 3 primair:
De rechtbank heeft hiervoor geoordeeld dat er voldoende steun is voor de verklaring van aangever voor zover het de kern van de tenlastegelegde feiten betreft. Dit betekent echter niet dat er voor alle onderdelen van die verklaring voldoende steun in het dossier te vinden is. Vast staat dat aangever letsel heeft bekomen door toedoen van beide verdachten. Dat letsel is echter nimmer vastgesteld door een onafhankelijke deskundige, onder meer vanwege het feit dat verdachte – al dan niet uit angst – pas veel later aangifte heeft gedaan. Voorts ziet de rechtbank onvoldoende steun in het dossier voor het door verdachten toepassen van geweld met een ploertendoder. Hetgeen naar het oordeel van de rechtbank resteert, is dat er door verdachten fors geweld is toegepast jegens aangever waardoor hij letsel heeft bekomen. Uit de bewijsmiddelen kan echter onvoldoende volgen dat het toegepaste geweld een poging tot zware mishandeling betrof. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde en veroordelen voor de onder 3 subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Bewezenverklaring feiten 1 primair, 2 en 3 subsidiair:
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de door haar gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna onder 6 omschreven.
Bewijsoverwegingen feit 5:
Verdachte heeft zich ten aanzien van de verdenking van dit feit bij de politie steeds op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft, eerst tijdens het onderzoek ter terechtzitting, een alternatieve verklaring gegeven over het voorval op de barbecue en het bij aangever ontstane letsel, namelijk dat hij aangever slechts heeft geduwd en dat aangever zijn evenwicht heeft verloren en is gevallen.
De rechtbank beoordeelt deze verklaring als ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. Uit de hiervoor door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, waarbij met name ook de inhoud van het tapgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte] en [C] in het oog springt, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat aangever door verdachte met kracht met een lachgascilinder op diens hoofd is geslagen. Hierdoor heeft hij letsel opgelopen. Door met een dergelijk voorwerp met kracht op iemands hoofd te slaan is op zijn minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dit handelen van verdachte had heel veel erger af kunnen lopen voor aangever. De rechtbank acht het onder 5 primair tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 6 omschreven.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primairop 27 mei 2021 te Zeewolde tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,door- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Je moet met ons mee!" en "Ga maar mee want wemoeten het ergens over hebben!", en- met die [slachtoffer 1] naar een bestelbus te lopen en in te stappen en- naar de woning van de ex-vriendin van die [slachtoffer 1] te rijden en- aangekomen bij de woning van die ex-vriendin, die [slachtoffer 1] bij zijn bovenarm vast tepakken en mee te trekken uit die bestelbus en- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lul!" en"Je bent sowieso de lui" en- (weer) met die [slachtoffer 1] in die bestelbus te stappen en te gaan rijden en met deelleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en naar het bos (gelegen achter de Golfbaan) te rijden en- aldaar tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Uitstappen!" en vervolgens een arm om denek van die [slachtoffer 1] te doen en die [slachtoffer 1] zo uit die bestelbus te trekken en- die [slachtoffer 1] bij zijn shirt te pakken en met kracht tegen de neus van die [slachtoffer 1] te stompen en
- vervolgens met kracht tegen de neus en wang en kaak van die [slachtoffer 1] teschoppen en- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!";
2.in de periode van 27 mei 2021 tot en met 22 juni 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een ander, op de openbare weg, te weten het bos gelegen achter de golfbaan en andere locaties, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 1.500 Euro, door- die [slachtoffer 1] mee te nemen in een bestelbus en te mishandelen en te bedreigen en- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in jenakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en "Ik wil dat je onsvijftienhonderd euro geeft" en "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je erniet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!";

3. subsidiair:

op 27 mei 2021 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan en
- met kracht tegen de neus van die [slachtoffer 1] te stompen en
- vervolgens met kracht tegen de neus en wang en kaak van die [slachtoffer 1] te schoppen;
5 primair.op of omstreeks 2 juni 2021 te Zeewolde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 2] met een lachgascilinder, tegen de linkerzijde van het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplegen van mishandeling;
ten aanzien van feit 5 primair:
poging tot zware mishandeling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de door de reclassering in haar advies van 4 april 2022 geadviseerde bijzondere voorwaarden.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer feiten komt, verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een forse voorwaardelijke straf met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, is dan wenselijk.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten:
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en mishandeling van één en het hetzelfde slachtoffer. Wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en brengt angst, bedreiging en onzekerheid met zich mee. Gedurende die vrijheidsberoving is het slachtoffer fors mishandeld en afgeperst: als hij geen € 1.500 zou betalen, zou het nog erger met hem aflopen. Deze hele situatie is bijzonder beangstigend geweest voor het slachtoffer, waarbij hij er ook fysiek niet zonder kleerscheuren vanaf is gekomen: hij werd thuis door zijn ouders angstig, in de war en bont en blauw aangetroffen nadat hij kort ervoor door verdachten was afgezet. Verdachten hebben bij het slachtoffer psychisch en lichamelijk hun sporen achtergelaten met hun daden.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een ander slachtoffer, door hem met een lachgascilinder tegen het hoofd te slaan. Deze ernstige mishandeling had veel erger kunnen aflopen voor het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het is niet de eerste keer dat verdachte met zijn medeverdachte strafbare feiten pleegt. Uit het dossier volgt verder een sfeer dat verdachte en zijn medeverdachte zich in een milieu bevonden waarin criminaliteit aan de orde van de dag was en zij zich kennelijk onaantastbaar waanden. Uit diverse verklaringen volgt de angst om over verdachten een verklaring af te leggen. Dit is ook terug te lezen in diverse tapgesprekken, waarin verdachten dingen zeggen als ‘die durft toch niet te verklaren’.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden:
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte d.d. 31 januari 2022, waaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder voor geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Tactus Reclassering Flevoland van 4 april 2022, waarin onder meer diverse bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, contactverboden met slachtoffers (en enkele familieleden ervan) en het meewerken aan schuldhulpverlening;
- een psychologisch onderzoek pro Justitia van 5 oktober 2021 van GZ-psycholoog
A.G. van der Weijden en een aanvullend psychologisch onderzoek van voornoemde psycholoog. Deze psycholoog komt onder meer tot de volgende bevindingen en conclusies. Bij verdachte is sprake van een aandacht deficiëntie/ hyperactiviteit
stoornis. Op basis van de aanvullende informatie ten aanzien van zijn jeugd is de niet
anders omschreven persoonlijkheidsstoornis gespecificeerd naar een antisociale
persoonlijkheidsstoornis. Er is bij verdachte sprake van een langdurig patroon van
functiebeperkingen op het gebied van aandacht/concentratie, impulscontrole en agressieregulatie. Verder is er sprake van een stevig autoriteitsprobleem en is er sprake van chronisch regel overtredend gedrag. Hoewel er in het verleden gesproken is van een mogelijke posttraumatische stress stoornis zijn hier in het huidige onderzoek onvoldoende aanwijzingen voor. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het (onder 1 tot en met 3) tenlastegelegde.
Hoewel het diagnostisch beeld aan de hand van aanvullend onderzoek meer is uitgekristalliseerd, persisteert verdachte in zijn ontkennende houding ten aanzien van het ten laste gelegde. Dit maakt dat er onvoldoende zicht is op de delict dynamiek ten aanzien van het huidige ten laste gelegde. Hoewel de aard van de pathologie en de daaruit voortvloeiende functiebeperkingen als de impulscontrole en agressie regulatie het aannemelijk maakt dat er een relatie bestaat, is deze in
huidig onderzoek onvoldoende te duiden.
Het blijft onduidelijk in hoeverre verdachte impulsief dan wel gepland heeft gehandeld. Ook is onvoldoende duidelijk wat het motief van de agressie is geweest en welke rol verdachte heeft gehad in relatie tot de medeverdachte. Gezien
dit alles niet besproken is met verdachte is het dat ook onvoldoende duidelijk in hoeverre er sprake zou zijn geweest van handelingsvrijheid of keuzealternatieven.
Hoewel de psycholoog zich niet heeft uitgelaten over de mate van toerekenen en de doorwerking van de stoornissen in het ten laste gelegde, wordt er een duidelijk beeld geschetst ten aanzien van de langdurige problematiek die bij betrokkene speelt en de functiebeperkingen die dit met zich meebrengen. Om die reden wordt er dan ook
geadviseerd behandeling op te starten gericht op het versterken van de
impulscontrole en het verbeteren van de agressie regulatie vaardigheden. Daarbij is het van belang om ook aandacht te hebben voor etiologische factoren van de persoonlijkheidspathologie, waarbij gedacht kan worden aan een behandeling zoals schematherapie.
De psycholoog adviseert dit op te nemen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Hoewel eerdere behandeling onvoldoende van de grond is gekomen door gebrek aan afsprakentrouw en/of andere praktische zaken, wordt ingeschat dat een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel voor verdachte voldoende stok achter de deur is om continuïteit van behandeling en het nakomen van afspraken te
waarborgen.
De op te leggen straf:
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan verder het volgende in ogenschouw genomen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor ‘opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen)’ uit van een gevangenisstraf van 7 maanden.
Die oriëntatiepunten hebben geen uitgangspunten voor de afpersing zoals deze is gepleegd door verdachte. De rechtbank heeft daarom acht geslagen op de oriëntatiepunten die betrekking hebben op een straatroof (met licht geweld), waarbij – zonder recidive – een gevangenisstraf van 6 maanden tot uitgangspunt wordt genomen en in geval van recidive een gevangenisstraf van 8 maanden.
Voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving zijn eveneens geen oriëntatiepunten van het LOVS voorhanden. De rechtbank heeft daarom gekeken naar straffen die in een soortgelijke strafzaken worden opgelegd. Voor een wederrechtelijke vrijheidsberoving als de onderhavige worden doorgaans maandenlange gevangenisstraffen opgelegd.
Het vorenstaande in ogenschouw genomen, vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden op zijn plaats voor de onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair gepleegde en met elkaar samenhangende feiten. Daarnaast is voor de poging tot zware mishandeling – gelet op de wijze waarop deze is gepleegd – een gevangenisstraf van 6 maanden op zijn plaats. De rechtbank heeft er daarbij in het nadeel van verdachte rekening mee gehouden dat hij eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Verder werkt zijn niet meewerkende en berekenende proceshouding in zijn nadeel. Hij heeft over de door hem gepleegde strafbare feiten geen opening van zaken gegeven en het meewerken met de reclassering en de psycholoog lijkt niet vanuit een intrinsieke motivatie te komen om aan zichzelf te werken, maar om zo snel mogelijk op vrije voeten te worden gesteld. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals deze onder meer blijken uit de hiervoor genoemde rapportages. Hieruit volgt dat er sprake is van stoornissen die ook ten tijde van de gepleegde feiten een rol hebben gespeeld. Hoewel het onderzoek door de psycholoog niet mede zag op de poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 2] , gaat de rechtbank er vanuit dat die problematiek ook toen een rol speelde. De rechtbank heeft daar rekening mee gehouden.
Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank diverse strafdoelen: vergelding voor het leed dat slachtoffers is aangedaan, het afschrikken van anderen, zodat duidelijk is dat met het opleggen van forse gevangenisstraffen wordt gereageerd op dergelijke strafbare feiten en het voorkomen dat verdachte wederom tot het plegen van strafbare feiten overgaat.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op de wijze waarop de rechtbank de feiten heeft gewaardeerd, zoals hierboven uitgelegd. Daarnaast wordt verdachte van feiten vrijgesproken, terwijl de officier van justitie ook ten aanzien van die feiten van een veroordeling is uitgegaan. Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan echter niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, zoals door de verdediging is bepleit.
De rechtbank zal ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, zodat verdachte ook na detentie aan zichzelf kan blijven werken. De rechtbank neemt daarbij overigens niet alle contactverboden over die de reclassering heeft geadviseerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan er worden volstaan met contactverboden met de slachtoffers in deze zaak ( [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en medeverdachte [medeverdachte] . Ook vindt de rechtbank, mede gelet op de op te leggen gevangenisstraf, dat kan worden volstaan met een proeftijd van 2 jaar in plaats van de door de officier van justitie gevorderde 3 jaar.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden:
Verdachte heeft zich onmiskenbaar schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen. Gelet op de inhoud van de hiervoor reeds opgenomen rapportages omtrent de persoon van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorlopige hechtenis:
De rechtbank heeft verdachte ter terechtzitting van 8 april 2021 (wederom) geschorst, en wel tot het moment van de uitspraak in deze strafzaak. De thans op te leggen gevangenisstraf brengt met zich dat verdachte nog een aantal maanden gevangenisstraf zal moeten ondergaan. De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte niet wederom te schorsen. De rechtbank overweegt het volgende. Het nu opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de reeds ondergane voorlopige hechtenis te boven gaat, hoeft niet automatisch mee te brengen dat verdachte vanaf het moment van de uitspraak wordt vastgezet. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de door hem opgelegde voorwaarden gehouden. Weliswaar is met deze veroordeling het strafvorderlijk belang toegenomen, maar de rechtbank ziet gelet op de persoonlijke omstandigheden en de stevige voorwaarden waar verdachte zich aan moet houden (zowel schorsingsvoorwaarden als de dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden) aanleiding de schorsing te continueren. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte daarom wederom schorsen, zodat hij in vrijheid ofwel de oproep kan afwachten om de resterende gevangenisstraf uit te gaan zitten ofwel de terechtzitting in het (door hem reeds aangekondigde) hoger beroep af kan wachten.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.869,52. Dit bedrag bestaat uit € 1.869,52 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,00. Dit bedrag ziet op immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 5 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd zowel de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , als de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] :
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraken dan wel vanwege een onevenredige belasting van het strafgeding.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat er geen causaal verband bestaat tussen de schade die de ouders van de benadeelde partij hebben geleden door de aanschaf van het camerasysteem en het door verdachte gepleegde feit. De benadeelde partij moet volgens de raadsman in dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De gevorderde reiskosten in verband met psychische hulp zijn onvoldoende onderbouwd. De gevorderde immateriële schade is onderbouwd met niet verglijkbare zaken. Ook in die schadepost moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel dient deze te worden gematigd tot een bedrag van € 500,-.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren , omdat vrijspraak is bepleit, toewijzing van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en de vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging bepleit het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 500,00.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Nu verdachte is veroordeeld ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde, te weten de feiten waarvan de benadeelde partij [slachtoffer 1] stelt schade te hebben geleden, en de rechtbank die vordering niet als een onevenredige belasting van het strafgeding beoordeelt, komt de rechtbank tot een inhoudelijke beoordeling van die vordering en de daarin opgenomen schadeposten.
Toegewezen materiële schadeposten:
De in voldoende mate onderbouwde en niet door verdachte (en zijn raadsman) inhoudelijk weersproken schadeposten ‘afgeperst geld’ (ad € 1.500,-) en de reiskosten ad € 30,24, liggen voor toewijzing gereed. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van voornoemde bedragen dan ook toewijzen.
Afgewezen materiële schadeposten
Van de door / namens verdachte betwiste ‘reiskosten psychologische hulp’ is onvoldoende onderbouwd dat deze gevorderde schadepost rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde feiten waardoor die schade zou zijn geleden. De rechtbank wijst deze schadepost daarom af.
Van de door / namens verdachte betwiste schadepost ‘verplaatste schade / kosten camerasysteem’ is evenmin gebleken dat deze rechtstreeks verband houdt met de thans bewezenverklaarde feiten, zodat ook deze schadepost zal worden afgewezen. De noodzaak voor de ouders van aangever om hun woning te beveiligen volgt immers niet uit de ten aanzien van hun zoon bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade:
Vast staat dat de benadeelde partij, door de aard van de normschending, immateriële schade heeft geleden. Dit volgt onder meer uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen. Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte heeft verdachte pijn en letsel bekomen en heeft hij door hun handelen angstige momenten beleefd. De benadeelde partij onderging reeds voor de bewezenverklaarde feiten psychische behandelingen. Uit de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing blijkt niet in welke mate die psychische schade is toegenomen na het plegen van de feiten. Desgevraagd is namens de benadeelde partij ter terechtzitting van 8 april 2022 aangegeven dat er uit privacyoverwegingen bewust voor is gekozen geen verdere medische stukken ter onderbouwing over te leggen en dat deze ook niet alsnog zullen worden overgelegd. De rechtbank zal daarom de schade begroten. op basis van de thans voorhanden zijnde stukken. De rechtbank begroot die schade – gelet op vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegewezen – op een bedrag van € 1.000,-. De gevorderde immateriële schade zal voor het overige worden afgewezen.
Totaal toegewezen bedrag:
De rechtbank zal de vordering tot het (totaal)bedrag van € 2.530,24 (€ 1.500,- + € 30,24 +
€ 1.000,-) hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf
27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. De verdediging heeft weliswaar verzocht geen hoofdelijke betalingsverplichting op te leggen vanwege het contactverbod met zijn mededader, maar een contactverbod staat aan een hoofdelijke veroordeling niet in de weg.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.530,24, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De door de benadeelde partij gevorderde schade is inhoudelijk betwist door / namens verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij niet (voldoende) onderbouwd dat sprake is van blijvend letsel. Bovendien roept de gestelde immateriële schade vragen op. Zo heeft de benadeelde partij kort na het jegens hem toebrengen van letsel met verdachte contact gezocht en hem gevraagd hoeveel verdachte er voor over heeft als de benadeelde partij ‘zijn bek houdt’. In dat verband is ook een bedrag betaald door verdachte aan de benadeelde partij. Dit zou een bedrag van € 200,- zijn geweest. De rechtbank begroot, gelet op de aard van de normschending – rekening houdend met het voorgaande en gelet op vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden toegekend – de schade op een bedrag van € 750,- en stelt de schade op voornoemd bedrag vast. De overigens gevorderde schade zal worden afgewezen.
Conclusie:
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van € 750,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 juni 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 4 juni 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de officier van justitie in de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16.118609.19 niet-ontvankelijk verklaren, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd. Reden daarvoor is dat de voorwaardelijk opgelegde straf bij het bijbehorende vonnis met voornoemd parketnummer reeds voor het plegen van de thans bewezenverklaarde feiten ten uitvoer is gelegd.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 57, 282, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 3 primair, 4 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 5 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat
van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
* [slachtoffer 1] , geboren op [1992] te [geboorteplaats] ;
* [slachtoffer 2] , geboren op [1976] te [geboorteplaats] ;
* [medeverdachte] , geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Tactus Reclassering
Flevoland meldt op het adres Randstad 22-183, 1316 BM in Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
* zich onder behandeling zal stellen / zijn ambulante behandeling zal voortzetten bij GGZ De Waag in Utrecht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van
medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
* mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt het meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden,
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;

Voorlopige hechtenis

- schorst de voorlopige hechtenis van verdachte. Deze schorsingsbeslissing is bij afzonderlijke beslissing geminuteerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 2.530,24. Dit bedrag bestaat uit € 1.530,24 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 2.530,24 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 750,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 750,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.118609.19
- Verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. N. van Esch en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2022.
Mrs. Laanstra, Van Esch en Weistra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Je moet met ons mee!" en/of "Ga maar mee want we
moet het ergens over hebben!", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met die [slachtoffer 1] tussen hen in naar een bestelbus te lopen en/of in te stappen en/of
- naar de woning van de ex-vriendin van die [slachtoffer 1] te rijden en/of (daarbij) tegen die
te zeggen hoe zij kon weten dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte, in coke
handelde en/of "Als je niet vertelt hoe zij dit weet, slaan we je in elkaar!" en/of
- aangekomen bij de woning van die ex-vriendin, die [slachtoffer 1] bij zijn bovenarm vast te
pakken en/of mee te trekken uit die bestelbus en/of daarbij een ploertendoder te pakken
en/of te duwen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lui!" en/of
"Je bent sowieso de lui!" en/of
- (weer) met die [slachtoffer 1] in die bestelbus te stappen en/of te gaan rijden en/of met de
elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen/stoten en/of naar het bos
(gelegen achter de Golfbaan) te rijden en/of
- (aldaar) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Uitstappen!" en/of (vervolgens) een arm om de
nek van die [slachtoffer 1] te doen en die [slachtoffer 1] zo uit die bestelbus te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] bij zijn shirt te pakken en/of (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer 1]
te slaan/stompen en/of met die ploertendoder te slaan in de zij en/of op/tegen de
knie, althans op/tegen het lichaam ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is
gevallen en/of
- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer 1] te
schoppen/trappen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in je
nakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en/of "Ik wil dat je ons
vijftienhonderd euro geeft" en/of "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er
niet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Als je niet vertelt hoe zij dit weet, slaan we je in elkaar!" en/of
- "Ze kan maar beter thuis zijn, anders ben je de lui!" en/of "Je bent sowieso de lui!" en/of
- "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er niet aan houdt, dan halen we je
op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 mei 2021 tot en met
22 juni 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
op de openbare weg, te weten het bos gelegen achter de Golfbaan en/of andere locaties,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van 1.500 Euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde(n) door
- die [slachtoffer 1] mee te nemen in een bestelbus en/of (zwaar) te mishandelen en/of te
bedreigen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "We kunnen het anders oplossen! We kunnen je ook in je
nakie naar huis laten lopen, of je geeft ons een groot geldbedrag" en/of "Ik wil dat je ons
vijftienhonderd euro geeft" en/of "Denk erom we hebben nu wel een afspraak, als je je er
niet aan houdt, dan halen we je op, net als nu en dan loopt het niet zo goed af als nu!",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
3. primair:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
meerdere malen, althans eenmaal
- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
geslagen/gestompt/gestoot en/of
- (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
met een ploertendoder geslagen in de zij en/of op/tegen de knie, althans op/tegen het
lichaam ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geschopt/getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Zeewolde, gemeente Zeewolde en/of elders in
Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
meerdere malen, althans eenmaal
- met de elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen/stoten en/of
- (met kracht) op/tegen de neus van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen en/of met die
ploertendoder te slaan in de zij en/of op/tegen de knie, althans op/tegen het lichaam ten
gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) (met kracht) tegen de neus en/of wang en/of kaak van die [slachtoffer 1] te
schoppen/trappen;
4.
hij op of omstreeks 29 juli 2021 te Bunschoten,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht,
afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten lampen en/of
een schakelbord en/of droognetten en/of lamparmaturen en/of plantenvoeding
waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde
feiten;
5.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Zeewolde,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer 2] met een lachgascilinder, althans een groot en/of hard voorwerp, op/tegen
(de linkerzijde van) het hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2021 te Zeewolde,
heeft mishandeld door hem met een lachgascilinder, althans een groot en/of
hard voorwerp, op/tegen (de linkerzijde van) het hoofd te slaan;
6.
hij op of omstreeks 1 september 2021 te Alphen aan den Rijn,
[rechercheur] (zijnde rechercheur bij de politie Midden-Nederland die de vriendin van
verdachte op 30 augustus 2021 heeft verhoord als getuige) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door in een afgeluisterd telefoongesprek met zijn vriendin te zeggen: "ik moet die wout
eens tegen komen ik sla zijn tanden uit zijn bek".

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 december 2021, genummerd 2021240504, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 943. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 36 tot en met 39.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 3 februari 2022 (RC-nummers 21/2951 en 16/2952), pagina 3.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.
5.Pagina’s 118 tot en met 121.
6.Pagina’s 47 tot en met 49.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 3 februari 2022 (RC-nummers 21/2951 en 16/2952), pagina’s 3 en 4.
8.Pagina’s 188 en 189.
9.Pagina 258.
10.Pagina 82.
11.Pagina 268.
12.Pagina 270.
13.Pagina’s 603 en 604.
14.Pagina 507.
15.Pagina’s 516 en 517.
16.Pagina’s 573 en 574.
17.Pagina 840.
18.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 april 2022.