ECLI:NL:RBMNE:2022:1520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/201230-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een minderjarige en vernieling van eigendommen in Amersfoort

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022, is de verdachte beschuldigd van bedreiging van een 7-jarig jongetje en het vernielen van ramen van een bedrijf. De feiten vonden plaats op 26 juli 2021 in Amersfoort, waar de verdachte, in kennelijke staat van dronkenschap, een trappende beweging maakte in de richting van het hoofd van het jongetje, wat leidde tot angst en vrees voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van de vader van het slachtoffer als voldoende bewijs beschouwd. De verdachte heeft ook een drietal ramen van een supermarkt vernield op 18 juni 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen en verstandelijke beperking, strafbaar is en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 130 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vordering tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging afgewezen, maar heeft wel rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/201230-21; 16/159584-21 (gev. ttz); 16/154947-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende PI Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 2021 en 15 februari 2022. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.A. Bekke en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Meliti, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van 16/201230-21:
op 26 juli 2021 te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd door in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te trappen;
ten aanzien van 16/159584-21:
Op 18 juni 2021 te Amersfoort een drietal ramen van de [bedrijf] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de bedreiging, zoals onder 16/201230-21 ten laste is gelegd. In dat kader heeft de raadsvrouw er op gewezen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte een schoppende beweging in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft gemaakt. Dit volgt volgens de raadsvrouw enkel uit de verklaring van de vader van genoemde [slachtoffer] , maar die verklaring wordt op dat punt echter onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen, aldus de raadsvrouw.
Met betrekking tot de ten laste gelegde vernieling onder
16/159584-21heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen t.a.v. parketnummer 16/201230-21: [1]
De verklaring van [getuige 1] (vader van [slachtoffer] ) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Plaats delict: Eemplein (…) Amersfoort.
Op maandag 26 juli 2021 was ik samen met mijn gezin bestaande uit mijn vrouw [getuige 2] , zoontje [slachtoffer] (7 jaar), dochter [B] (4 jaar) en ik (…). (…) omstreeks 14.50 uur liepen wij ter hoogte van de Gall&Gall. Ik zag dat er een man uit de Albert Heijn kwam lopen. Ik zag dat hij een bier blikje in zijn handen had. Ik zag dat deze man ongeveer 2 meter voor [slachtoffer] liep. Ik zag toen het volgende gebeuren:
- dat de man zich omdraaide;
- dat de man een voorwaartse trap maakte in de richting van [slachtoffer] ;
- dat de trap voorwaarts met veel kracht was;
- dat de trap op hoofdhoogte was van [slachtoffer] ;
- dat de trap rakelings langs [slachtoffer] heen ging;
- dat [slachtoffer] helemaal verstijfd was;
(…) [2]
De verklaring [getuige 2] (moeder van [slachtoffer] ) voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op maandag 26 juli 2021 (…) wilden we teruglopen naar de auto die geparkeerd stond onder het Eemplein.
Ik zag het volgende:
- dat een man voor mijn zoontje liep in dezelfde richting;
- dat de man plotseling was omgedraaid in de richting van mijn zoontje en man;
- dat het in mijn ooghoek leek alsof de man in de richting van mijn zoontje trapte, ik zag het been naar beneden gaan;
- (…)
- dat de man een agressieve houding had richting mijn zoon. Hij maakte zichzelf groot en boog zich als het ware over mijn zoontje heen en begon te praten met een verheven stem;
(…)
Ik zag dat mijn zoontje helemaal verstijfd was en lijkbleek wegtrok. [3]
De verklaring van [getuige 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben getuige geweest van het voorval op het Eemplein in Amersfoort wat zich op 26 juli heeft afgespeeld. (…) (…) samen met mijn dochter liep ik een gezin tegemoet. Ik zag dat het gezin bestond uit vader, moeder en twee kinderen. (…) Voor hun zag ik een man lopen waarvan ik het vermoeden had dat hij flink onder invloed was. (…). Ik zag dat de man erg dichtbij het gezin stond, ik denk zelf binnen een meter van het gezin af. Ik zag dat de man met zijn been een soort schijnbeweging maakte in de richting van het gezin. Ik zag dat de schijnbeweging een soort trappende beweging was. [4]
De bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] of één van hen voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op maandag 26 juli 2021 omstreeks 15.00 uur (…). (…) kregen wij de opdracht (…) om ons met spoed te begeven naar de Gall en Gall slijterij op het Eemplein te Amersfoort. (…) Toen we de man staande hielden zagen wij dat het de ons ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Wij zagen dat [verdachte] een halve liter blik bier wilde openen (…) Ook vandaag zagen wij dat [verdachte] in kennelijke staat van dronkenschap was. (…) [verdachte] zei: Ik deed alleen dit maar raakte niets. Wij zagen dat [verdachte] hierbij een trappende beweging maakte. Dit betreft een trap die doorgaans als afhoudtrap of voorwaartse trap kan worden getypeerd. Ik heb [verdachte] vervolgens de cautie medegedeeld waarna hij nog diverse malen dezelfde trappende beweging herhaalde en slecht verstaanbaar zei dat hij slechts een trappende beweging maakte en er niks mee raakte. (…) Al met al maakte [verdachte] een dronken en agressieve indruk op mij. [5]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Vraag van de rechter-commissaris: De vader zegt dat de trap op hoofdhoogte was van zijn zoontje en rakelings langs zijn zoontje ging.
Antwoord verdachte: (…) Het is niet rakelings langs zijn gezicht geweest, het is best dichtbij geweest (…) [6]
Overwegingen t.a.v. van parketnummer 16/201230-21
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de aangifte voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 26 juli 2021 op het Eemplein te Amersfoort liep. Verdachte was toen in kennelijke staat van dronkenschap en had een blik bier in één van zijn handen. Achter verdachte liep een gezin van vier personen, waarvan ook de 7-jarige [slachtoffer] deel uitmaakte. Verdachte heeft zich omgedraaid en vervolgens van korte afstand een trappende beweging gemaakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer] . Hierna heeft verdachte in de richting van [slachtoffer] nog een agressieve en intimiderende houding aangenomen. De genoemde trappende beweging richting het hoofd van [slachtoffer] is naar het oordeel van de rechtbank van dien aard geweest en onder zodanige omstandigheden geschied dat bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder in rubriek 5 is weergegeven.
De bewijsmiddelen en overwegingen t.a.v. parketnummer 16/159584-21
Verdachte heeft het onder 16/159584-21 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2021; [7]
- de aangifte van [aangever] , namens [bedrijf] . [8]
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hieronder in rubriek 5 is weergegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/201230-21:
op 26 juli 2021 te Amersfoort, [slachtoffer] heeft bedreigd
met zware mishandeling, door in de richting van het hoofd van
die [slachtoffer] te trappen;
16/154947-20:
op 18 juni 2021 te Amersfoort opzettelijk en wederrechtelijk een drietal ramen, die aan de [bedrijf] (Amersfoort), toebehoorden heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het
onder 16/201230-21bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het
onder 16/154947-20bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor beide feiten als geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de toerekenbaarheid geen standpunt naar voren gebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
In opdracht van de officier van justitie hebben B. van der Hoorn, psychiater, en G. Ruitenberg, arts i.o. tot psychiater, een psychiatrisch onderzoek ingesteld naar de persoon van verdachte. Uit het door hun opgemaakte rapport van 29 september 2021 is gebleken dat verdachte geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek en dat er geen uitspraken gedaan kunnen worden over het dan huidige toestandsbeeld en evenmin over hoe het toestandsbeeld was ten tijde van het ten laste gelegde. Om onder andere hierover meer duidelijkheid te verkrijgen, en gezien verdachtes weigerende houding, zou volgens de psychiaters overwogen kunnen worden verdachte klinisch te laten observeren, bijvoorbeeld in het Pieter Baan Centrum (PBC).
De officier van justitie heeft vervolgens de opname in het PBC gevorderd. Bij de behandeling van deze vordering heeft de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris te kennen gegeven dat hij alsnog mee zal werken aan ambulante onderzoeken naar zijn persoon. De beslissing op de vordering is om die reden door de rechter-commissaris aangehouden.
Verdachte heeft vervolgens naar vermogen meegewerkt aan het onderzoek van mw. M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog. In haar rapport van 7 februari 2022 staat beschreven dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een gemengde stoornis in het gebruik van alcohol en middelen (cannabis, cocaïne en xtc), mate ernstig, en een verstandelijke handicap in de vorm van een verstandelijke beperking, mate matig. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en verdachte werd hierdoor ook ten tijde van het ten laste gelegde in zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Door de psycholoog is geadviseerd het ten laste gelegde verdachte in verminderende mate toe te rekenen. Aangezien het (vermoedelijk mede als gevolg van de problematiek van verdachte) niet goed mogelijk is goed inzicht in zijn drijfveren en handelingsoverwegingen ten tijde van het ten laste gelegde te krijgen, kan een verdergaande doorwerking niet worden uitgesloten en evenmin worden aangetoond.
Aan het onderzoek door de deskundigen B. van der Hoorn, psychiater, en C.A.E. Kouwenberg, arts i.o. tot psychiater, is verdachtes medewerking zeer beperkt geweest. In hun rapport van 3 februari 2022 staat beschreven dat behoudens een licht verstandelijke beperking en verslavingsproblematiek, de onderzoekers er door de beperkingen van het onderzoek er niet in slagen verdere duidelijkheid te geven ten aanzien van een eventuele psychotische kwetsbaarheid van verdachte en zijn persoonlijkheid. De gecombineerde combinatie van psychopathologie was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. De onderzoekers kunnen, gezien de beperkingen van het onderzoek, echter niet gefundeerd aangeven in hoeverre verdachte het ten laste gelegde valt aan te rekenen.
De rechtbank zal de gedragsdeskundigen volgen voor wat betreft de gestelde psychische stoornis en verstandelijke handicap. Omdat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek van de psycholoog en zij, anders dan de psychiaters, een uitspraak heeft kunnen doen omtrent de toerekenbaarheid zal de rechtbank de psycholoog op dat punt volgen. Dat betekent dat verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate valt toe te rekenen. Nu verdachte bij de bewezen verklaarde vernieling ook onder invloed verkeerde, dit delict volgens verdachte was ingegeven door een schreeuw om hulp en de gestelde stoornis en handicap hardnekkig zijn acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte ook ten tijde van dat feit door die stoornis en handicap werd beïnvloed en zal dat feit hem ook in verminderde mate toerekenen.
Voor het standpunt van de officier van justitie dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten aanwezig. Dat standpunt vindt in ieder geval geen steun in de hiervoor aangehaalde rapportages.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen omstandigheid gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging op te leggen. De officier van justitie heeft bij deze maatregel het advies van de psycholoog gevolgd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan verdachte geen tbs-maatregel op te leggen, maar te volstaan met een gevangenisstraf conform het voorarrest al dan niet met een voorwaardelijk gedeelte als zogenaamde stok achter de deur. Het gevaar voor de maatschappij kan volgens de raadsvrouw middels de reeds uitgesproken zorgmachtiging voldoende worden beschermd.
In het geval de rechtbank oplegging van een tbs-maatregel overweegt heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht de zaak te heropenen en – conform het advies van de psychiater – nader onderzoek te laten verrichten naar de persoon van verdachte en eventueel verdachte daarvoor te laten observeren in het PBC.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen van een 7-jarig jongetje. Dit jongetje liep samen met de rest van zijn gezin achter verdachte, waarna verdachte zich omdraaide en een trappende beweging maakte in de richting van zijn hoofd. Met zijn handelswijze heeft verdachte als volwassen man bij het jonge slachtoffer angst te weeg gebracht. Ook de andere gezinsleden van het slachtoffer zijn enorm van verdachtes handelen geschrokken. Daarnaast ontstaan door dergelijk handelen, dat midden op straat en overdag in een winkelgebied plaats vond, gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte heeft daarnaast een drietal ramen van een supermarkt vernield. Hiermee heeft verdachte aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 27 september 2021 is gebleken dat verdachte in het recente verleden onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer vernieling en bedreiging. Aan verdachte zijn toen (voorwaardelijke) gevangenisstraffen opgelegd. Deze eerdere bestraffingen hebben verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het strafblad van verdachte zal dan ook in strafverzwarende zin worden meegewogen.
Voornoemde psycholoog heeft in haar rapport weergegeven dat zij de kans op herhaling van gewelddadig handelen inschat als hoog. Ook wordt de kans groot geacht dat verdachte zich weer ‘zorgwekkend zorgmijdend’ op gaat stellen, waardoor hij niet goed in de behandeling komt bij het Fact-team. Volgens de psycholoog heeft verdachte een verblijf in een klinische setting nodig. De psycholoog heeft in haar rapport gesteld dat het enige forensische kader waarvan enig effect mag worden verwacht is een tbs-maatregel met dwangverpleging.
De genoemde B. van der Hoorn, psychiater, en C.A.E. Kouwenberg, arts i.o. tot psychiater, hebben in hun rapport weergegeven dat verdachte bijna op alle leefgebieden disfunctioneert en dat, indien er niets verandert, het recidiverisico op delictgedrag op de korte termijn hoog is. De psychiaters zijn van mening dat verdachte een integrale forensische behandeling nodig heeft, waarbij diagnostiek wordt verricht en ondersteuning plaatsvindt op alle levensgebieden. Binnen de kaders van de zeer stevige juridische kaders van een tbs-maatregel met dwangverpleging kan in theorie bovengenoemd intensief en langdurig forensisch zorgtraject worden vormgegeven, maar de psychiaters vinden de beperkingen van het onderzoek te fors om tot een dergelijk advies te komen.
Tbs-maatregel?
De rechtbank overweegt dat uit de wet volgt dat alleen voor de bewezen verklaarde bedreiging een tbs-maatregel kan worden opgelegd en dat in dat geval ook voldaan is aan het daar bedoelde gevaarscriterium. Voor de bewezen verklaarde vernieling is oplegging van de tbs-maatregel niet mogelijk.
Verder is uit vorenstaande rapportages gebleken dat de kans op herhaling als hoog wordt ingeschat en verdachte een behandeling in een strikt kader nodig heeft om recidive in de toekomst te beperken. Dit kader dient volgens de psycholoog een tbs-maatregel met dwangverpleging te zijn terwijl de psychiaters de beperkingen in hun onderzoek te fors vinden om tot een dergelijk advies te komen.
De rechtbank acht het op basis van het enkele advies van de psycholoog enerzijds en anderzijds met het oog op de subsidiariteit en proportionaliteit niet aangewezen om in dit geval de tbs-maatregel op te leggen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat het gevaar voor herhaling in dit geval naar het oordeel van de rechtbank reeds voldoende beperkt wordt met de op 13 januari 2022 voor een jaar afgegeven zorgmachtiging en de daarin genoemde vormen van verplichte zorg.
Conclusie
Alles overwegende kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met
zich brengt. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen, met aftrek
van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk passend en geboden.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van 2 jaren verbinden. Het
voorwaardelijk strafdeel kan in de toekomst ten uitvoer worden gelegd indien verdachte zich
binnen de genoemde proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op zijn eis tot oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging, gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de proeftijd te verlengen. Hierbij heeft zij er op gewezen dat verdachte met de lange duur van voorlopige hechtenis in de hoofdstraf al genoeg is gestraft.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 11 december 2020 (parketnummer 16/154947-20) is verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken opgelegd. Aan deze voorwaardelijke straf was een proeftijd van 2 jaren verbonden. Als voorwaarde was daaraan verbonden dat verdachte zich niet schuldig mocht maken aan nieuwe strafbare feiten. Uit het onderhavige vonnis volgt dat verdachte zich echter binnen de genoemde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de bewezen verklaarde strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 16/201230-21 en 16/159584-21 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 16/201230-21 en 16/159584-21 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 16/201230-21 en 16/159584-21 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 130 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 30 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/154947-20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis van 11 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2022.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/201230-21
hij, op of omstreeks 26 juli 2021 te Amersfoort,
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] te trappen;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/159584-21
hij op of omstreeks 18 juni 2021 te Amersfoort
opzettelijk en wederrechtelijk een drietal ramen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan de [bedrijf] (Amersfoort), in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2021240670, opgemaakt door eenheid Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 51. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 1] , pag. 26.
3.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] , pag. 30.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 49.
5.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pag. 38 en 39.
6.Proces-verbaal van de rechter-commissaris d.d. 29 juli 2021, betreffende het verhoor van verdachte.
7.Proces-verbaal van de zitting van 15 februari 2022 (in geval van hoger beroep nog op te maken).
8.Proces-verbaal van verhoor van [aangever] , namens [bedrijf] , pag. 2 van het dossier met proces-verbaalnummer PL0900-2021193457.