ECLI:NL:RBMNE:2022:1519

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/200226-1
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door het heimelijk toedienen van GHB aan twee meisjes

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 11 december 2020 in Soest samen met een medeverdachte twee meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heimelijk gedrogeerd door hen GHB in combinatie met alcohol te geven. De meisjes waren zich niet bewust van de inname van deze middelen en raakten buiten bewustzijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de alcoholhoudende drank had ingekocht en deze had ingeschonken, waarbij hij wist dat er GHB aan was toegevoegd. De meisjes werden later op de avond in een comateuze toestand aangetroffen op een parkeerplaats. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de gezondheid van de meisjes ernstig in gevaar heeft gebracht en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/200226-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 november 2021 en 3 februari 2022. Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te
Zoetermeer.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair) op 11 december 2020 te Soest samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hen – kort gezegd – GHB (in combinatie met alcohol) te geven (en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] daar niets van wisten) en hen achter te laten op een parkeerplaats terwijl de buitentemperatuur laag was dan wel
(subsidiair) dat hij daar toen samen met (een) ander(en) op de genoemde wijze die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat hij niet bewezen acht dat sprake is geweest van medeplegen in verband met het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander en hij heeft dan ook gevorderd verdachte van dat onderdeel vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden.
De door de verdediging naar voren gebrachte standpunten en verweren worden hierna bij de overwegingen ten aanzien van het bewijs besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 11 december 2020, omstreeks 22.50 uur (…). (…) kregen wij de melding dat er twee meisjes waren aangetroffen die bewusteloos op de parkeerplaats bij de Dorpsteek te Soest lagen. Na enkele minuten kwam ik samen met mijn collega ter plaatse. Ik zag dat er op de parkeerplaats, voor de ingang van het Bowlingcentrum, op het hoekje Willaertstraat / Dorpstreek twee meisjes op de grond lagen. (…) Op het moment van aantreffen was het koud, tegen het vriespunt aan, en was de grond vochtig. Ik zag dat, naar later bleek aangeefster [slachtoffer 2] (…) op haar zij op de grond lag. Ik zag dat zij met haar buik tegen de rug van, naar later bleek [slachtoffer 1] (…), lag en half met haar jas [slachtoffer 1] afdekte. Ik zag dat [slachtoffer 1] buiten kennis was en niet reageerde op aanspreken en pijnprikkels. Ik zag dat [slachtoffer 1] diverse krassen op haar voorhoofd, neus, lip en onder één van haar ogen had. Ik zag dat [slachtoffer 1] een grote plas braaksel naast haar gezicht had liggen en dat er tevens braaksel op haar mond zat. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] erg afwezig was en dat er amper contact met haar te krijgen was. Ik zag dat [slachtoffer 2] een geheel nat kruis had en vermoedelijk haar urine had laten lopen. (…) [slachtoffer 1] is de gehele tijd, ook na het vertrek met de ambulance, buiten kennis geweest. [2]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
(…) ik belde met de meldster en tevens getuige genaamd [getuige 1] . [getuige 1] trof de aangeefster genaamd [slachtoffer 2] en haar vriendin genaamd [slachtoffer 1] op 11 december 2020 omstreeks 22:45 uur, aan op de parkeerplaats (…) te Soest. Meldster verklaarde het volgende: “(…) Ik zag op één van de parkeerplaatsen een hoopje kleding liggen, tenminste dat dacht ik. Toen ik beter keek zag ik dat het een persoon was. (…) Ik zag dat één van de personen bewoog en dat er nog een persoon lag. (…) het was die avond heel koud en heel stil buiten. Eveneens is het een redelijk verlaten parkeerplaats en het had zomaar gekund dat de personen de volgende dag pas gevonden zouden worden. (…) Nadat de politie arriveerde zag ik dat één van de personen haar jas open had en redelijk blote schouders eronder had. Ik dacht nog hoe koud dat meisje het wel niet moest hebben.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb op:
https://www.accuweather.com/nl/nl/soest/250555/december-
weather/250555?vear=2020gekeken hoeveel graden Celsius de buitentemperatuur was op 11 december 2020 in de gemeente Soest. Ik zag dat de buitentemperatuur overdag 4 graden Celsius was en in de nacht 0 graden Celsius. [3]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Betrokkene: [slachtoffer 1]
Uit de medische verklaring blijkt dat er GHB in het bloed van de bovengenoemde betrokkene is aangetroffen. De medische verklaring is bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. [4]
Op 12-12-2020 werd om 00.00 uur [slachtoffer 1] comateus binnen gebracht per ambulance. (…) Bij aankomst ambulance had ze pinpoint pupillen. Heeft een aantal keer gebraakt. (…) Opvallende onregelmatige pols gevoeld door ambulance.
Aanvullend onderzoek (…)
(…) Ethanol 1.9
(…)
Urinetox: GHB 101 mg/l.
[slachtoffer 1] werd opgenomen met een alcohol en GHB intoxicatie met bewustzijnsverlies. Rond 4.00 in de morgen ging zij reageren op prikkels van buiten .Zij kan zich hier nadien ook weinig tot niets meer van herinneren. (…)
Conclusie: opname wegens langdurige bewusteloosheid door GHB en ethanol intoxicatie tevens hartritmestoornissen door GHB intoxicatie. [5]
De medische gegevens betreffende [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Bij deze verklaar ik dat er op 12-12-2020 om 02.21 in de urine van [slachtoffer 2] g-hydroxyboterzuur is aangetroffen. (…)
Op 12-12-20 1:46 (…) was [slachtoffer 2] opgenomen op de afdeling Kindergeneeskunde van ons ziekenhuis.
(…)
Anmanese
Komt met de ambu binnen samen met haar vriendin die buiten bewustzijn is. Zelf is zij ook buiten bewustzijn geweest en heeft daarbij in haar broek geplast. (…) Haar vriendin raakte buiten bewustzijn, en die jongens wilden haar uit de auto hebben.
Aanvullend onderzoek
(…) Ethanol 1.9 [6]
De beantwoording van vragen met betrekking tot GHB door mw. M.J. Hondius, forensisch arts KNMG, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Risico’s
Er is een kleine marge tussen recreatieve dosis (met de gewenste effecten) en een te hoge dosis leidend tot bewustzijnsverlies. Hierdoor is het risico op oversdosering groot. Verschijnselen van GHB-intoxicaties zijn grofweg in te delen in de cardiovasculaire, centrale en gastro-intestinale effecten: o.a. hartritmestoornissen, hallucinaties, bewustzijnsvermindering, ademhalingsdepressie, hypothermie, misselijkheid en braken. Misselijkheid en braken bij verminderd bewustzijn vormen een risico op aspiratiepneumonie (acute longontsteking door inademen van braaksel) of verstikking. (…) Als er sprake is van een comateuze toestand (‘out gaan’) is het van groot belang adequate medische hulp in te schakelen en om indien nodig ondersteunende behandeling te kunnen krijgen (zoals intubatie en beademing, hartritme-regulerende medicatie).
Wat is de inwerktijd van GHB na inname?
Het passeert gemakkelijk de bloed-hersenbarrière en heeft dus een snel effect (binnen 5-15 minuten). Het middel bereikt (bij inname van 50mg/kg) binnen 20 tot 40 minuten een maximaal effect in de hersenen. Bij overdosering kan echter al binnen 15 minuten een coma en ademhalingsdepressie ontstaan.
GHB in combinatie met alcohol
Het risico op overdosering is groter bij gelijktijdig gebruik van alcohol door een versterking van het sederende effect. (…) Terugkeer van bewustzijn duurt bij een mengintoxicatie over het algemeen langer.
GHB en het hebben van diabetes
(…)
De combinatie van GHB, alcohol en het hebben van suikerziekte vormen een zeer groot risico op een zeer ernstige intoxicatie.
Kunnen slachtoffers hier nog klachten aan overhouden. (…)
Acute overdoseringen gaan gepaard met kortdurend geheugenverlies. [7]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
(…) had ik meerdere vragen gesteld aan de forensisch arts KNMG, M.J. Hondius omtrent GHB (…). Nadat ik het rapport had doorgelezen mailde ik haar nog de volgende opmerking:
“Dus als ik het goed begrijp in inwerktijd van 5-15 minuten. En het is ook weer snel het lichaam uit, in ieder geval de helft 30/60 minuten”.
Hierop kreeg ik nog onderstaande reactie van Hodius:
“Ja, klopt. Het werkt heel snel, maar het effect verminderd ook redelijk snel (…) [8]
De verklaring van [slachtoffer 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 11 december 2020 vroeg [verdachte] mij via WhatsApp of hij mocht komen om mij te ontmoeten. (…) Op de avond van vrijdag 11 december 2020 liep ik tussen omstreeks 20.15 uur en 20.30 uur naar de plek, waar we afgesproken hadden. Dit was bij het tankstation [naam] gelegen aan de Burgemeester Grothestraat te Soest. Daar zag ik een donkerblauwe Peugeot, type 107, staan. Ik zag dat [verdachte] (…) een vriend genaamd [medeverdachte] had meegenomen. (…) Daarna zijn weggereden naar de Gerrit van der Veenstraat , waar mijn vriendin [slachtoffer 1] stond te wachten om opgehaald te worden. [slachtoffer 1] is naast mij op de achterbank gaan zitten. [verdachte] bood ons een mixdrankje Fanta Bacardi aan. Hij had een fles Fanta en een fles Bacardi. (…) We kregen het drankje in een grote rode Amerikaanse beker. [medeverdachte] heeft daarna de auto naar het Dalplein in Soest gereden en parkeerde daar op een parkeerplaats. (…) Op de parkeerplaats hebben wij ons tweede drankje gedronken. (…) Ik werd na het tweede drankje slaperig en alles werd een beetje wazig. [verdachte] wilde graag bij mij op de achterbank komen zitten. [slachtoffer 1] is daarom op de bijrijdersstoel gaan zitten. Toen [verdachte] naast mij zat was ik erg slaperig. (…) Ik ben tegen de schouder van [verdachte] gaan liggen. Alles vervaagde een beetje. (…) Ik weet dat we naar een andere parkeerplaats zijn gereden namelijk een parkeerplaats van winkelcentrum [locatie] te Soest. Het allerlaatste moment in de auto wat ik mij nog kan herinneren is dat mijn vriendin [slachtoffer 1] moest overgeven in de auto en dat [medeverdachte] heel boos op haar werd. Omstreeks 23.00 uur werd ik op de parkeerplaats van winkelcentrum [locatie] , ter hoogte van de Bowlinghal, te Soest wakker gemaakt door de politie. [9]
--
Ik zag dat we omstreeks 21.30 uur nog een filmpje in de auto op het Dalplein hadden gemaakt. [10]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
(…)
Op 17 februari 2021, kreeg verbalisant van [B] (de moeder van [slachtoffer 2] ) een mail met als tekst daarin geplakt (…) het filmpje opgenomen in de Peugeot 107 en een WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer 2] en een gebruiker genaamd [verdachte] (…).
Het aangeleverde filmpje is afkomstig van het Snapchat account van aangever [slachtoffer 2] en is op 11 december 2020 omstreeks 21.30 uur opgenomen met de telefoon van [slachtoffer 2] in de Peugeot 107. Het filmpje is van goede kwaliteit en duurt 5 seconden. Op het filmpje is het volgende te zien:
Je ziet dat het filmpje begint met ten dele het gezicht van aangeefster [slachtoffer 2] in beeld. (…). Je hoort op de achtergrond het gesis, dan wel het vermoedelijk vullen van een ballon. Je ziet dat het beeld naar rechts draait en dat er een zwart/grijze gevulde ballon in beeld komt. Achter de zwart/grijze ballon zie je een lichte man van ongeveer 20 jaar oud (…). Ik zie dat de man op de achterbank achter de bijrijder zit. (…) aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde dat deze persoon [verdachte] was. (…) Ik zie dat het beeld verder naar voren gaat en nu de bijrijder in beeld brengt. Ik zie dat de bijrijder een vrouw is en ik zie dat de bijrijder op haar telefoon bezig is. Op dinsdag 16 februari 2021 nam ik de aangifte van [slachtoffer 1] op. De haardracht van [slachtoffer 1] was dezelfde (…). Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde ook dat [slachtoffer 1] voor op de bijrijdersstoel plaats had genomen. Dit werd ook verklaard door aangeefster [slachtoffer 1] zelf. (…) [11]
--
WhatsApp gesprek tussen [verdachte] en X:
11-12-2020 18:54:40 [verdachte] : ja ik ben alberheijn
11-12-2020 18:43:43 [verdachte] : drank halen
(…)
11-12-2020 20:20:00 [verdachte] : ik ben tankstation [12]
De verklaring van [slachtoffer 1] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 11 december 2020 (…). Nadat [slachtoffer 2] door de beide jongens genaamd [medeverdachte] en [verdachte] was opgehaald gingen ze mij ophalen (…). Ik zag dat [verdachte] op de bijrijderstoel zat, [medeverdachte] die reed en [slachtoffer 2] zat achter [verdachte] . Ik zag in de auto veel drank liggen (…) Ik zag dat het Bacardi en wodka was. (…) er werd ons drank aangeboden. (…) Bij die parkeerplaats ging [verdachte] op de achterbank zitten en ik ging voor op de bijrijdersstoel zitten. Dit was op aandringen van [verdachte] . (…) Vanaf dat moment begon het ook allemaal te vervagen. Ik hoorde van [slachtoffer 2] dat we toen nog zijn gaan rijden, maar dat weet ik niet meer. Ik weet nog dat ik heb overgegeven in de auto op de bijrijdersstoel. (…) [slachtoffer 2] en ik weten allebei niet meer hoe we uit de auto zijn gekomen (…). [13]
De bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
(…) via whatsapp had ik contact met de betrokkene [slachtoffer 1] . (…) Ik vroeg [slachtoffer 1] of zij nog wist wie de drank voor haar had ingeschonken en wie de drank aan haar had gegeven. Ik las dat zij zei: “De flessen met alcohol enzovoorts lagen bij [verdachte] voor bij de bijrijdersstoel. Hij schonk het in en gaf het aan mij. [14]
De verklaring van [getuige 2] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 11 december 2020 omstreeks 20.30 uur (…) Ik zag [slachtoffer 2] aanlopen en ik raakte met haar in gesprek. Ik hoorde van [slachtoffer 2] dat ze een vriendin ging ophalen (…) [slachtoffer 2] zei dat ze met 2 jongens was (…). Ik zag dat ze naar de auto wees waar de jongens in zouden moeten zitten. [15]
--
V: wat viel je op aan [slachtoffer 2] op 11 december 2020 toen je haar buiten sprak?
[medeverdachte] : Niets, eigenlijk helemaal niets. Ze was zoals ze altijd was. Normaal dus. [16]
De verklaring van verdachte voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 11 december 2020 had ik afgesproken met [slachtoffer 2] . Ik ben samen met [medeverdachte] naar die afspraak gegaan. [medeverdachte] was de bestuurder van de auto en ik de bijrijder. Nadat we [slachtoffer 2] bij een tankstation in Soest hadden opgehaald hebben we [slachtoffer 1] opgepikt. Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] wekten bij mij bij het begin van de afspraak niet de indruk alsof zij onder invloed waren van middelen. [slachtoffer 2] was een beetje lacherig en [slachtoffer 1] maakte een verlegen indruk.
Voorafgaand aan de afspraak had ik in Zeist drank gekocht. Bacardi, wodka en Fanta.
In de auto hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van de drank gedronken. Ik ben op een gegeven moment achterin de auto gaan zitten. Ik ben toen van plaats gewisseld met [slachtoffer 1] . Ik merkte toen dat [slachtoffer 2] een beetje slaperig werd. Zij hing met haar hoofd tegen de linkerzijde van mijn lichaam. Ik zag dat [slachtoffer 1] moest overgeven en uit de auto viel. Ik zag hierna dat [slachtoffer 1] een snee op haar hoofd had en ik zag ook bloed op haar gezicht.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn de auto uitgegaan. [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] geholpen de auto uit te komen. [slachtoffer 1] kon namelijk niet meer op haar eigen benen staan en zij maakte een lamme en laveloze indruk. [slachtoffer 2] kwam toen slaperig over.
Het chillen met de meiden kon niet te lang duren. Ik moest namelijk om 23.00 uur bij de instelling zijn waar ik destijds verbleef. [slachtoffer 1] had daarnaast de auto van [medeverdachte] onder gekotst. [17]
De verklaring van [medeverdachte] voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Op 11 december 2020 (…) appte of snapte [verdachte] me, dat hij twee meiden had die wilden chillen. (…) Toen zijn we naar Soest gereden (…). We hebben allebei die meiden opgehaald. (…) [verdachte] heeft de alcohol gekocht en betaald in een supermarkt in Zeist. Hij heeft Bacardi gehaald 1 fles. Er was ook frisdrank Fanta of Sprite.
V: wanneer is de drank ingeschonken?
[medeverdachte] : Op de parkeerplaats in Soest bij het zwembad. Ik heb geen drank ingeschonken, dat heeft [verdachte] gedaan. Hij heeft ook de bekers gehaald. (…)
V: En waar zat [verdachte] ?
[medeverdachte] : Hij zat eerst naast mij voorin en daarna is hij gewisseld met het Marokkaanse meisje. Hij wilde graag met het Nederlandse meisje zijn, omdat hij wilde zoenen ofzo. (…)
Op een gegeven moment moest het Marokkaanse meisje overgeven in de auto. Zij deed haar deur open en viel zo half uit de auto, met haar hoofd op de grond. Ze had bloed zag ik en een bult. (…) Zij was toen al helemaal slap zeg maar. [18]
De tapgesprekken voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven:
Datum 22 april 2021
Taplijn: TA002
Sessienr: 8073
Herkomst tap:
Tnv: [medeverdachte]
Samenvatting:
[telefoonnummer 1] (sh) wgd [telefoonnummer 2] [C] (sh)
(…)
: ik heb niks met die meiden gedaan
ze heeft in de auto gekotst en ik heb haar uit de auto gehaald
zij kotste in de auto van mijn vader
ik had haar uit de auto gehaald en ik moest naar huis
(…)
[C] : en gedropt op de parkeerplaats?
: ja
[C] : dus het is wel waar
: ja (…) [19]
--
Datum: 22 april 2021
Taplijn: TA003
Sessienr: 1640
Herkomst tap:
Tnv: [verdachte]
[telefoonnummer 3] ( [verdachte] (sh) wgd [C] [telefoonnummer 2] (sh)
ook [medeverdachte] kom in het gesprek als deelnemer
[medeverdachte] : die wijven zeggen zelf: jij heb ze ontmoet, hij hebt mohiem, ik was alleen degene die ging rijden maar ik had geen zin, ik had ze gedumpt, zo ging dat
(…)
[medeverdachte] : en ze gingen kotsen in mijn auto
(…)
[medeverdachte] : (…) die meisje, die vriendin van haar, die eentje was wel een beetje helemaal weg
(…)
[verdachte] : he bro, wie heeft dat gezegd van die drugs (fon) dan?
[medeverdachte] : en jij hebt de drank meegenomen
en jij hebt ze gegeven, niet ik
ik heb helemaal niks aan hen gegeven
[verdachte] : jij hebt tegen mij gezegd: ik wil drank
[medeverdachte] : ja maar ik heb ze niets gegeven
(…)
Ik heb haar daar laten liggen, dat klopt
[C] : maar je hebt haar gedropt?
[medeverdachte] : ja gedropt en naar huis gegaan
(…)
[medeverdachte] : zij is gevallen, zij kotste zelf
jij gaf haar die drank
ik heb daar niks mee te maken, ik rij alleen
[verdachte] : nee bro, ze hebben zelf drank gepakt
dat gaan we zeggen, klaar
wat doe je dom, ik en jij en
we zeggen ze hebben drank gepakt, klaar
[medeverdachte] : ik heb sowieso niets gegeven of eh wat gedaan
ik heb ze alleen afgezet [20]
Overwegingen
I.
De rechtbank stelt op grond van vorenstaande bewijsmiddelen – kort gezegd - de volgende feiten en omstandigheden vast:
Verdachte heeft op 11 december 2020afgesproken met [slachtoffer 2] . Samen met [medeverdachte] heeft hij [slachtoffer 2] omstreeks 20.30 uur opgehaald bij het tankstation [naam] in Soest. Hierna hebben zij [slachtoffer 1] opgehaald. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben plaatsgenomen op de achterbank van de auto. De auto werd bestuurd door [medeverdachte] en verdachte zat op de bijrijdersstoel. In de auto is [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] alcoholhoudende drank aangeboden, die zij ook hebben genuttigd. Op het Dalplein in Soest is nog een alcoholhoudend drankje aan de meisjes aangeboden en dit drankje hebben zij ook genuttigd. Kort hierna voelde [slachtoffer 2] zich slaperig worden en [slachtoffer 1] , die toen al op initiatief van verdachte van plaats met hem had gewisseld, heeft daar in de auto overgegeven. Ook is zij toen vanuit de auto op haar hoofd gevallen, waardoor zij zichtbaar letsel in haar gezicht opliep. [medeverdachte] is hierna weer met de auto gaan rijden en vervolgens zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op een parkeerplaats bij het Bowlingcentrum in Soest achtergelaten. Hier zijn de beide meisjes omstreeks 22.45 uur, buiten bewustzijn, liggend op de grond aangetroffen. Uit medisch onderzoek bleek dat bij beide meisjes niet alleen ethanol (alcohol) in het bloed werd aangetroffen, maar dat bij zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] ook sprake was van GHB-intoxicatie.
De verdachte ontkent dat hij betrokken is geweest bij het toedienen van GHB aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
II.
De verdediging heeft aangevoerd dat de GHB mogelijk door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zelf is ingenomen voordat zij door verdachte en [medeverdachte] werden opgehaald.
De rechtbank stelt echter op grond van de bewijsmiddelen vast dat de GHB in de auto moet zijn toegediend. Hierbij heeft de rechtbank hetgeen de forensisch arts heeft weergegeven omtrent het effect van GHB (in combinatie met alcohol), de daarmee gepaard gaande inwerktijd (bij inname van 50mg/kg binnen 20 tot 40 minuten maximaal effect) en de risico’s bij overdosering bezien in samenhang met het tijdstip van ophalen van achtereenvolgens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (omstreeks 20.30 uur), het beschreven filmpje op het Dalplein te Soest (21.30 uur), alsmede de verklaring van [getuige 2] omtrent [slachtoffer 2] ’s toestand ten tijde van het ophalen van [slachtoffer 1] . Volgens [getuige 2] was [slachtoffer 2] op dat moment net als anders, gewoon normaal. Uit haar verklaring is dan ook niet af te leiden dat zij bij [slachtoffer 2] gedrag waarnam passend bij alcohol/GBH gebruik. Ook heeft verdachte ter zitting zelf verklaard dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] bij het begin van de afspraak niet de indruk wekten alsof zij onder invloed waren van middelen.
Tussenconclusie
De bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangetroffen ethanol en GHB is ingenomen gedurende de periode dat zij samen in de auto zaten met verdachte en [medeverdachte] .
III.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte de GHB (in combinatie met alcohol) heeft toegediend en overweegt daaromtrent als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte relatief kort voor de afspraak de alcoholhoudende drank en frisdrank heeft gekocht. Deze flessen lagen in de auto bij de bijrijdersstoel, zijnde de plaats waar verdachte zat voordat hij met [slachtoffer 1] van plek wisselde. Uit de verklaringen van zowel [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] als [medeverdachte] volgt dat verdachte de drank in rode Amerikaanse bekers heeft ingeschonken, deze aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft aangeboden en dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van deze drank hebben gedronken. Dit wordt ondersteund door het weergegeven tapgesprek tussen [medeverdachte] en [verdachte] van 22 april 2021. Het is alleen verdachte geweest die de drank heeft ingeschonken. Als [medeverdachte] verdachte namelijk zegt dat hij ( [verdachte] ) de drank heeft ingeschonken reageert verdachte daar niet ontkennend op, maar probeert hij de schuld in de schoenen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te schuiven door tegen [medeverdachte] te zeggen: “nee bro, ze hebben zelf drank gepakt dat gaan we zeggen, klaar, wat doe je dom, ik en jij en, we zeggen ze hebben drank gepakt, klaar.”
Nadat [slachtoffer 2] op de parkeerplaats haar tweede drankje had genomen werd zij slaperig en werd alles een beetje wazig. [slachtoffer 1] heeft hierover verklaard dat zij op de parkeerplaats op aandringen van [verdachte] van plek met hem was gewisseld en dat het vanaf dat moment allemaal begon te vervagen. Korte tijd hierna is [slachtoffer 1] misselijk geworden, heeft zij overgegeven en is zij uit de auto op haar hoofd gevallen.
Het slaperig en wazig worden, alsmede onder meer het latere geconstateerde bewustzijnsverlies, past bij het gebruik van GHB, te meer als dit in combinatie met alcohol wordt ingenomen omdat het (dempende) effect dan wordt versterkt.
Nu verdachte de genoemde drank heeft gekocht, deze drank bij verdachte voorin de auto lag, verdachte degene is geweest die de drank heeft ingeschonken en het niet aannemelijk is geworden dat de GHB door een ander is toegediend (zoals hierna zal worden overwogen), kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de persoon is geweest die aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] alcoholhoudende drank heeft aangeboden en gegeven, terwijl hij wist dat daar GHB aan was toegevoegd.
Tussenconclusie
Verdachte heeft GHB in combinatie met alcoholhoudende drank aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangeboden en gegeven en zij hebben deze combinatie van middelen ook genuttigd.
IV.
Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij niet gezien heeft dat een ander iets aan de drank heeft toegevoegd dan wel dat er op andere wijze GHB werd genuttigd, heeft de verdediging wel gewezen op die mogelijkheid. De rechtbank acht de geschetste alternatieve scenario’s niet aannemelijk geworden en overweegt daartoe als volgt.
Allereerst wijst de rechtbank erop dat de wijze waarop verdachte zich in afgeluisterde gesprekken uitlaat, ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het scenario dat een ander de GHB aan de alcoholhoudende drank zou hebben toegevoegd. Zo heeft hij het in de afgeluisterde gesprekken over het verkopen van de bewuste waggie (auto) en het met [medeverdachte] afstemmen van verklaringen omtrent het inschenken van de drank, zoals ook onder III weergegeven. Dit alles kennelijk om zelf buiten schot te blijven en de waarheid te verdoezelen.
Verder is uit het dossier gebleken dat [slachtoffer 1] haar telefoon kwijt was, dat verdachte deze in zijn bezit had en hij deze telefoon heeft verkocht. Van dat geld heeft hij vervolgens een lachgastank gekocht. Over deze telefoon en zijn handelswijze met betrekking tot die telefoon heeft verdachte tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daarnaast heeft verdachte niet naar waarheid verklaard over bij wie het initiatief vandaan kwam om met [slachtoffer 1] van plaats te wisselen in de auto. Volgens verdachte zou [slachtoffer 2] hem gevraagd hebben om bij haar achterin de auto te komen zitten, terwijl [medeverdachte] , [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] allemaal verklaren dat dit initiatief bij verdachte vandaan kwam. [slachtoffer 1] heeft over het van plaats wisselen zelfs verklaard dat verdachte daarop aandrong en [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte graag met het Nederlandse meisje wilde zijn, omdat hij wilde zoenen ofzo. Het afleggen van tegenstrijdige verklaringen over de telefoon en het in strijd met de waarheid verklaren over het van plaats wisselen in de auto, dragen niet bij aan de geloofwaardigheid van verdachte dat een ander de dader is geweest.
[medeverdachte] heeft aangegeven dat hij niets met het geven van de drank aan de meisjes te maken heeft gehad. Dit blijkt uit de afgeluisterde telefoongesprekken van [medeverdachte] met verdachte als ook uit de afgeluisterde telefoongesprekken van [medeverdachte] met anderen en uit zijn latere verklaringen. Ook komt uit de afgeluisterde gesprekken naar voren dat [medeverdachte] geen weet heeft gehad van de GHB. De rechtbank acht zijn gedane uitlatingen in de afgeluisterde telefoongesprekken en zijn latere verklaring geloofwaardig. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat [medeverdachte] weet heeft gehad van het toedienen van GHB.
Met betrekking tot de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen overweegt de rechtbank dat zij die verklaringen geloofwaardig acht. Beide meisjes waren 17 jaar oud en hebben verklaard dat zij zelf geen weet hebben gehad van de toegediende GHB, dat zij nimmer drugs hebben gebruikt en dat zij pas van de GHB-intoxicatie op de hoogte zijn gekomen op 23 december 2021, toen zij hiervan de uitslag van het ziekenhuis ontvingen. Dat zij van het gebruik van GHB geen weet hebben gehad wordt bovendien ondersteund door het WhatsAppbericht van [slachtoffer 2] aan [verdachte] van 12 december 2020 om 12:36:09 uur. Hierin vraagt [slachtoffer 2] aan [verdachte] : “wat is er gebeurd” en een minuut later: “gister avond” (pag. 57). Voor het overige zijn de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen consistent en hebben zij waar mogelijk gedetailleerd verklaard en worden hun verklaringen ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank heeft dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van die verklaringen.
Op het Dalplein zou volgens de verklaring van [slachtoffer 1] even een andere jongen op de bijrijdersstoel hebben plaatsgenomen. Volgens de verklaring van verdachte was die jongen genaamd [D] . Uit het dossier lijkt te volgen dat dit [D] is geweest. Hij is door de politie verhoord en hij heeft ontkend in de auto te hebben gezeten. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat enkel een jongen van buiten de auto naar binnen heeft gekeken (pag. 221). Uit de verklaring van [verdachte] en ook overigens valt niet af te leiden dat deze [D] of een ander handelingen heeft verricht die hem in verband brengen met de GHB.
Tussenconclusie
De door de verdediging aangevoerd alternatieve scenario’s zijn niet aannemelijk geworden.
V.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel. Mocht aangenomen worden dat met verdachtes handelen de aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig was, dan heeft verdachte die kans niet aanvaard, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt voorop dat uit jurisprudentie volgt dat het brengen in een (tijdelijke) staat van bewusteloosheid of onmacht onder omstandigheden kan worden aangemerkt als opzettelijke benadeling van de gezondheid.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat GHB een drug betreft die enerzijds bij de juiste dosering angstverlagende en euforische effecten met zich meebrengt, maar dat inname van GHB anderzijds ernstige risico’s voor de gezondheid van gebruikers kan opleveren en bij een overdosering tot bewustzijnsverlies en zelfs coma kan leiden. De marge tussen de dosis voor de gewenste effecten en een te hoge dosis is heel gering. De nadelige (dempende) effecten worden bovendien versterkt als sprake is van een combinatie van GHB en alcohol. Net als bij andere verdovende middelen heeft ervaring met het gebruik van GHB invloed op de werking omdat je lichaam dan aan het middel gewend raakt.
Eveneens is het een feit van algemene bekendheid dat GHB ook wel bekend staat onder de naam
date rape drug.Dit omdat het gemakkelijk heimelijk in een drankje van een ander kan worden gedaan en de gebruiker hierdoor zal worden verdoofd en in een (diepe) slaperige toestand terechtkomt. Gebruikers weten vaak nadien niet meer (goed) wat er is gebeurd.
Van verdachte mag verwacht worden dat hij net als ieder ander gemiddeld persoon van voornoemde werking en effecten van GHB op de hoogte is geweest.
Uit de bewijsmiddelen en hetgeen daarover hiervoor is overwogen volgt dat verdachte GHB in combinatie met alcohol aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gegeven. Voorts moet het voor hem duidelijk zijn geweest dat als gevolg van deze inname in ieder geval [slachtoffer 1] ver heen was. Zij had in de auto overgegeven, was uit de auto gevallen, had daarbij onder meer verwondingen aan haar gezicht opgelopen en zij kon, ook volgens verdachtes eigen verklaring. niet meer op haar eigen benen staan. [slachtoffer 1] maakte een lamme en laveloze indruk op verdachte. Ook [slachtoffer 2] maakte na de inname voor de door verdachte verstrekte drankjes op verdachte een slaperige indruk.
Verdachte had na voornoemde waarnemingen, waarvan hij dus moest weten dat dit het gevolg was van de door hem verstrekte middelen, voor de meisjes onmiddellijk medische hulp moeten inschakelen. Verdachte heeft dat echter niet gedaan, maar er voor gekozen de meisjes in die toestand achter te laten op een verlaten en donkere parkeerplaats. Op dat moment was het koud en lag de buitentemperatuur rond het vriespunt. Op deze parkeerplaats zijn de meisjes aangetroffen, liggend op de koude, natte grond, samen afdekt door één jas, terwijl zij door de toegediende middelen op dat moment geheel buiten bewustzijn waren. [slachtoffer 1] had bij het aantreffen braaksel naast haar gezicht op de grond liggen en er zat ook nog braaksel op haar mond. Misselijkheid en braken bij verminderd bewustzijn vormen een risico op acute longontsteking door inademen van braaksel of verstikking. Verdachte had er, gelet op de toestand van de meisjes, rekening mee moeten houden dat zij niet zelf naar huis zouden kunnen komen en mogelijk pas vele uren later zouden worden aangetroffen. Pas uren later is [slachtoffer 1] uit haar comateuze toestand ontwaakt. Zij heeft als gevolg van de GHB-intoxicatie tijdelijk hartritmestoornissen opgelopen.
Rekening houdend met het voorgaande heeft verdachte met zijn handelen, te weten het toedienen van GHB in combinatie met alcohol, en het daaropvolgende in de kou achterlaten op een parkeerplaats, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
GHB is moeilijk te doseren en op het effect hebben onder andere alcohol en de bekendheid van de gebruiker met GHB invloed. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] waren voor verdachte nog volstrekt onbekenden. [slachtoffer 1] was lijdend aan suikerziekte, hetgeen een extra risico vormt voor GHB-intoxicatie. Verdachte is aan dit alles volledig voorbij gegaan en heeft door de toediening, van GHB, waarbij zoals gesteld snel sprake kan zijn van overdosering, in combinatie van alcohol de genoemde aanmerkelijk kans aanvaard.
Eindconclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, zoals in rubriek 5 bewezen is verklaard.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van medeplegen. Van dat onderdeel zal verdachte dan ook partieel worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 december 2020 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een of meerdere malen die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] GHB in combinatie met alcohol heeft aangeboden en heeft gegeven, zonder dat die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] op de hoogte waren dat zij GHB tot zich namen, en die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] achter heeft gelaten op eenparkeerplaats, terwijl de buitentemperatuur laag was, en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder het primair ten laste gelegde meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met - kort gezegd - de volgende bijzondere voorwaarden:
 een meldplicht bij de reclassering;
 een ambulante behandeling (indien geïndiceerd);
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zoals hiervoor weergegeven integrale vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met hetgeen is weergeven in het reclasseringsadvies.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het drogeren van twee jonge meisjes, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Dit heeft hij gedaan door hen alcoholhoudende drank te geven waaraan heimelijk GHB was toegevoegd. [slachtoffer 2] werd slaperig door de met GHB vermengde alcohol. [slachtoffer 1] werd ziek. Zij moest overgeven, is gevallen en kon nauwelijks nog op haar benen staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat [slachtoffer 1] lam en laveloos op hem overkwam en dat [slachtoffer 2] slaperig leek. Desondanks heeft verdachte de meisjes, zonder zich verder om hen te bekommeren, achtergelaten op een donkere verlaten parkeerplaats. Op dat moment was het buiten koud: de temperatuur lag rond het vriespunt en het was laat op de avond. Op die parkeerplaats zijn de meisjes buiten bewustzijn door toevallige voorbijgangers aangetroffen.
Verdachte heeft met zijn handelen de gezondheid van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] benadeeld en ernstig in gevaar gebracht. Als gevolg van de door verdachte verstrekte middelen zijn beide meisjes buiten bewustzijn geraakt en heeft [slachtoffer 1] tijdelijk hartritmestoornissen opgelopen. Daarnaast heeft hij, door heimelijk GHB te geven, de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geschonden. Dit bleek ook uit de slachtofferverklaring die [slachtoffer 1] ter zitting heeft afgelegd.
Het handelen van verdachtes had veel grotere gevolgen kunnen hebben. Het had voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heel anders kunnen aflopen. Dat deze grotere gevolgen zijn uitgebleven is zeker niet aan verdachte te danken, maar aan de gelukkige omstandigheid dat de meisjes door de genoemde voorbijgangers zijn opgemerkt en medische hulp kon worden ingeschakeld.
De persoon van verdachte
Uit het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 13 oktober 2021 is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en hij derhalve als first offender moet worden beschouwd.
Over verdachte heeft mw. C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker, een reclasseringsadvies opgesteld. In dit advies van 22 oktober 2021 staat weergegeven dat vanwege de ontkenning van verdachte de reclassering geen delictanalyse kon maken en geen criminogene factoren kon aanwijzen. Verder trekt de reclassering de volgende conclusie:
“Betrokkene maakt een introverte en enigszins kwetsbare indruk. Hij vertoonde probleemgedrag op jonge leeftijd mogelijk in samenhang met zijn ADHD. Enkele recente, voor hem heftige gebeurtenissen, lijken een negatief effect op zijn emotioneel welzijn te hebben gehad. Hij kreeg een negatief sociaal netwerk, liet zich negatief beïnvloeden, hetgeen speelde ten tijde van het ten laste gelegde. Hoewel hij losraakte uit deze 'kringen' en zich meer ging richten op zijn toekomst behield hij
stress- en angstklachten. Bovengenoemde factoren hebben een risico verhogende uitwerking ten aanzien van delictgedrag in het algemeen, echter niet duidelijk is geworden of dit meegespeeld heeft bij de huidige tenlastelegging (indien bewezen). Gezien de ernst van het ten last gelegde, de jonge leeftijd van betrokkene, de aanwezige (mogelijk delictgerelateerde) problematiek en de onduidelijkheid ten aanzien van mogelijke diagnoses vinden wij een vervolgtraject in een gedwongen
kader geïndiceerd.”
Gezien de leeftijd van verdachte heeft de reclassering gekeken naar toepassing van het adolescentenstrafrecht, maar zij vinden het volwassenstrafrecht meer passend. Er is bij verdachte geen sprake van een verstandelijke beperking en hoewel hij beïnvloedbaar is en impulsief handelt, is hij wel in staat zijn eigen gedrag te organiseren en het risico van zijn eigen gedrag in te schatten. Zijn handelingsvaardigheden zijn enigszins beperkt maar volgens de reclassering te weinig om te pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Daarnaast heeft verdachte geen interventie of maatregel nodig die alleen via het jeugdstrafrecht beschikbaar is. De reclassering vindt dan ook dat toepassing van het volwassenstrafrecht geïndiceerd is.
De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met – kort gezegd – de volgende bijzondere voorwaarden:
 meldplicht bij de reclassering;
 ambulante behandeling (indien geïndiceerd).
De verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven dat hij bij een bewezenverklaring bereid is tot nakoming van voornoemde voorwaarden.
Overeenkomstig het advies van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het volwassenstrafrecht geïndiceerd is.
Het strafkader
Om er aan bij te dragen dat in dezelfde soort zaken een zelfde straf wordt opgelegd (rechtseenheid genoemd), heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verschillende strafbare feiten landelijke uitgangspunten (oriëntatiepunten genoemd) uitgewerkt. Als oriëntatiepunt bij zware mishandeling wordt een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden genoemd. Hierbij wordt uitgegaan van een first offender, waarvan in dit geval ook sprake is.
Met betrekking tot voornoemd oriëntatiepunt merkt de rechtbank op dat in deze zaak geen sprake is van een voltooide zware mishandeling, maar van een tweetal pogingen daartoe, hetgeen in strafverminderende zin zal meewerken.
In strafverzwarende zin zal de rechtbank er echter rekening mee houden dat het in deze zaak gaat om twee slachtoffers.
Hoewel de rechtbank niets af wil doen aan de ernst van het feit acht zij, rekening houdend met verdachtes jonge leeftijd, diens geheel blanco strafblad en het inmiddels ontstane tijdsverloop thans oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend.
De conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. Dit betekent dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, zal worden opgelegd. Ter voorkoming van herhaling zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal op deze taakstraf in mindering worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.

9.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 580,--. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade en is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
 weggenomen leren jas (€ 300,--);
 weggenomen make-up (€ 100,--);
 gederfde inkomsten (€ 180,--).
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de gederfde inkomsten van € 180,-- voor toewijzing in aanmerking komt. De gevorderde schade die ziet op de weggenomen leren jas en make-up zijn volgens de officier van justitie niet toewijsbaar, omdat die kosten niet in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van de toe te wijzen bedragen, alsmede voor de verschuldigde wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel op de leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op het pleidooi tot integrale vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schadeposten niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat deze niet in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de weggenomen leren jas en make-up niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de gederfde inkomsten eveneens niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De behandeling van dat deel van de vordering levert namelijk een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering ten aanzien van die kosten onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van een nadere onderbouwing zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer 1]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 17.467,--,--. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade en is opgebouwd uit de volgende schadeposten:
 Iphone 7 (€ 575,--);
 telefoonabonnement (€ 277,--);
 reis- en parkeerkosten (€ 30,--);
 affectieschade moeder (€ 6.000,--);
 immateriële schade (€ 11.000,--).
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die zien op de Iphone, het telefoonabonnement en de reis- en parkeerkosten voor toewijzing in aanmerking komen.
De officier van justitie heeft gevorderd de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,--.
De benadeelde partij dient volgens de officier van justitie in de vordering ten aanzien van de gevorderde affectieschade van haar moeder niet-ontvankelijk verklaard te worden, nu niet is voldaan aan de vereisten voor affectieschade.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte ten aanzien van het toe te wijzen bedrag, alsmede voor de verschuldigde wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel op de leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op het pleidooi tot integrale vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade ten aanzien van de Iphone, het telefoonabonnement en de affectieschade van moeder niet voor toewijzing in aanmerking komen omdat deze niet in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde. De gevorderde immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en levert zodoende volgens de raadsman een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering dan wel dient de vordering ten aanzien van die schadeposten afgewezen te worden.
Meer subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld de gevorderde immateriële schade te matigen en toe te wijzen tot een bedrag van € 1.000,--.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde reis- en parkeerkosten zijn niet meegenomen in het totaal gevorderde bedrag. Uit de vordering blijkt evenwel dat de benadeelde partij ook vergoeding wenst van die kosten en deze kosten enkel abusievelijk niet zijn opgenomen in het berekende totaalbedrag. De rechtbank zal de vordering voor wat die kosten dan ook in behandeling nemen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel (reis- en parkeerkosten) van de vordering echter niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De behandeling van dat deel van de vordering levert namelijk een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering ten aanzien van die kosten geenszins is onderbouwd en het toelaten van een nadere onderbouwing zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de Iphone en het telefoonabonnement eveneens niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het bewezen verklaarde feit.
De benadeelde partij kan de vordering ten aanzien van de Iphone, het telefoonabonnement, de reis- en parkeerkosten bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde affectieschade van de moeder van de benadeelde partij voldoet niet aan de wettelijke vereisten om in deze zaak voor toewijzing in aanmerking te komen. De rechtbank zal die gevorderde schadepost afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van
€ 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2020 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de hiervoor genoemde wettelijke rente. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres: [adres 2] , [vestigingsplaats] . Verdachte blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan diagnostisch onderzoek en hij zich, indien geïndiceerd, laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.500,--;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft de telefoon, het telefoonabonnement en de reis- en parkeerkosten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.500,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A . Blanke, voorzitter, mrs. E. Slager en A . Scheper, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2022.
Mrs. A . Blanke en A . Scheper zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2020 te Soest
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een of meerdere malen die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] GHB (in combinatie
met/samen met alcohol) toe heeft gediend en/of heeft aangeboden en/of heeft
gegeven (zonder dat die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de hoogte waren dat zij GHB
tot zich namen) en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] achter heeft gelaten op een
parkeerplaats en/of een andere locatie dan waar hij die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1]
heeft opgehaald terwijl de buitentemperatuur laag was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2020 te Soest
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een of meerdere malen die
[slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] GHB (in combinatie met/samen met alcohol) toe te dienen
en/of aan te bieden en/of te geven (zonder dat die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] op de
hoogte waren dat zij GHB tot zich namen) en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] achter
te laten op een parkeerplaats en/of een andere locatie dan waar hij die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 1] heeft opgehaald terwijl de buitentemperatuur laag was;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 4 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0900-2020402933 (onderzoek: 3JD21Dorp/MD3R021020), opgemaakt door de districtsrecherche Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 223. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , pag. 18.
3.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 108.
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 65.
5.Bijlage bij het onder voetnoot 4 genoemde proces-verbaal en betreft de medische gegevens van [slachtoffer 1] , pag. 66.
6.Medische gegevens betreffende [slachtoffer 2] , pag. 38.
7.Beantwoording van vragen met betrekking tot GHB door mw. M.J. Hondius, forensisch arts KNMG, pag. 94 en 95.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , pag. 92.
9.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] , pag. 22.
10.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 2] , pag. 41.
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , pag. 43 t/m 45.
12.WhatsAppconversatie tussen [verdachte] en X, pag. 56 en 57 (opgenomen als bijlage bij het onder voetnoot 11 genoemde proces-verbaal)
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pag. 60.
14.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , pag. 67.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pag. 110.
16.Losbladig proces-verbaal van bevindingen betreffende de aanvullende verklaring van getuige [getuige 2] , met documentcode 20211120.1100.8224.
17.Verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 3 februari en deze zal in een later stadium worden opgenomen in het proces-verbaal van die zitting.
18.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] , pag. 220 en 221.
19.Tapgesprek d.d. 22 april 2021 (TA002, 8073), pag. 152.
20.Tapgesprek d.d. 22 april 2021 (TA003, 1640), pag. 154 t/m 156.