ECLI:NL:RBMNE:2022:1516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
16/258447-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en ontzegging rijbevoegdheid voor ernstige verkeersdelicten

Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 9 oktober 2020 in Rhenen als bestuurder van een voertuig ernstige verkeersregels heeft overtreden. De verdachte reed met snelheden tussen de 117 en 143 kilometer per uur op een weg waar de maximumsnelheid 60 kilometer per uur was, en dit terwijl hij onder invloed van alcohol was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, wat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten heeft gegeven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf van 140 uur opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De verdachte heeft eerder een strafbeschikking voor een verkeersovertreding ontvangen, wat meegewogen is in de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte ook gewaarschuwd dat hij zich tijdens de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/258447-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 april 2022
in de strafzaak tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De strafzaak tegen verdachte is inhoudelijk behandeld op 7 april 2022. Verdachte was daarbij aanwezig. Dat betekent – juridisch gezien – dat sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie, mr. A. Drogt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Velthoven, advocaat te Tiel, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 9 oktober 2020 in Rhenen als bestuurder van een voertuig opzettelijk de
verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor levensgevaar of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
subsidiair
op 9 oktober 2020 in Rhenen als bestuurder van een voertuig zich zodanig
heeft gedragen dat gevaar op de weg werd veroorzaakt;
Feit 2: op 9 oktober 2020 in Rhenen een voertuig heeft bestuurd terwijl hij onder
invloed was van alcohol.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet had op het in ernstige mate overtreden van de verkeersregels. De raadsman heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair en 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De standpunten van de raadsman worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 wettig en overtuigend bewezen op grond van de bewijsmiddelen in het dossier. Als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld door de verdachte en/of de officier van justitie, worden de bewijsmiddelen uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
4.3.1
Bewijsoverwegingen
De feiten
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Verdachte reed op 9 oktober 2020 omstreeks 19.30 uur in een auto van ruim twee meter breed (een [.] ) op een parallelweg in Rhenen die 4,2 meter breed was. De maximumsnelheid op de parallelweg is 60 kilometer per uur. Verdachte reed tussen de 117 en 143 kilometer per uur. Hij haalde een auto voor hem gevaarlijk in en reed vervolgens zeer dicht achter een Audi die voor hem reed. Na enige tijd haalde verdachte de Audi in met een snelheid van 137 tot 143 kilometer per uur, terwijl de weg daarvoor te smal was. Tijdens het inhalen botste de rechterachterzijde van de auto van verdachte met de linker voorzijde van de Audi.
De auto van verdachte raakte hierop in een slip en reed met hoge snelheid door een houten doorrijdbeveiliging de hoofdrijbaan (naast de parallelweg) op. Op de hoofdrijbaan kwam de auto van verdachte in botsing met de gehele rechterzijde van een hem tegemoetkomende Volvo. Het rechter achterportier en de achterzijde van de Volvo zijn hierbij van het voertuig afgescheurd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair
Het onder 1 primair ten laste gelegde feit is toegesneden op artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De rechtbank moet in dat verband beoordelen of verdachte (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. De verkeersregels
Verdachte wordt verweten dat hij de verkeersregels heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a WVW. In dat artikel zijn twaalf gedragingen uitdrukkelijk, maar niet limitatief, benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Het overschrijden van de maximumsnelheid, gevaarlijk inhalen en zeer dicht achter een ander voertuig rijden worden uitdrukkelijk in het eerste lid van het artikel genoemd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deze verkeersregels op 9 oktober 2020 in Rhenen meermalen of gedurende enige tijd heeft overtreden. Daarnaast staat vast dat verdachte op dat moment onder invloed was van (meer dan de toegestane hoeveelheid) alcohol.
b. In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Volgens de wetgever gaat het dan bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel, of het schenden van meerdere verkeersregels. Dat betekent dat de rechtbank het samenstel van de gedragingen van verdachte moet beoordelen, waarbij alle omstandigheden en overige feiten in ogenschouw moeten worden genomen.
Verdachte heeft meerdere verkeersregels overtreden. Hij heeft de maximumsnelheid op de parallelweg constant en in zeer ernstige mate overschreden. Daarnaast reed hij met die hoge snelheid dicht op een andere auto en haalde hij die auto in terwijl de parallelweg daarvoor, mede gelet op de breedte van de auto van verdachte, te smal was. Verdachte deed dit terwijl hij onder invloed was van alcohol. Gelet op de aard en aaneenschakeling van deze verkeersovertredingen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Opzettelijk
Volgens de wetgever moet het opzet van verdachte zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat door het in ernstige mate schenden van de verkeersregels levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de hiervoor al omschreven gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De rechtbank neemt hierbij ten eerste in aanmerking dat verdachte gedurende langere tijd bijna 2 keer zo hard (en soms zelfs meer dan 2 keer zo hard) reed als was toegestaan. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte heeft verklaard dat hij te hard reed en gevaarlijk inhaalde omdat hij haast had om thuis te komen. Hij moest om 20.00 uur namelijk op een verlovingsfeest zijn en reed dus ‘zo hard als nodig was’. Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte, kort voordat hij de auto in stapte, te veel alcohol had gedronken en dat hij reed in een auto die veel breder en zwaarder was dan de andere auto’s op de weg.
Het opzet van verdachte hoeft naar het oordeel van de rechtbank niet te zijn gericht op wat onder de laatste twee gedachtestreepjes ten laste is gelegd, nu dit niet zozeer gedragingen, maar
gevolgenzijn van de hiervoor (en in de eerste vier gedachtestreepjes) omschreven gedragingen van verdachte. Onder die laatste twee gedachtestreepjes is namelijk ten laste gelegd dat verdachte na de aanrijding met de Audi in een slip is geraakt en met zijn auto over de berm en door een houten doorrijdbeveiliging op de hoofdrijbaan terecht is gekomen, waar hij in botsing kwam met een Volvo.
Hoewel uit de tenlastelegging op zichzelf zou kunnen worden afgeleid dat de hiervoor genoemde gevolgen door het Openbaar Ministerie als gedragingen ten laste zijn gelegd, was naar het oordeel van de rechtbank op grond van de stukken in het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting (waaronder het requisitoir en de bespreking van de feiten met verdachte) duidelijk dat, ook volgens de officier van justitie, de eerste vier gedachtestreepjes zagen op de verkeersgedragingen van verdachte – het rijden onder invloed van alcohol, het overtreden van de maximumsnelheid, onvoldoende afstand houden en gevaarlijk inhalen – en de laatste twee gedachtestreepjes op de gevolgen van die verkeersgedragingen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft overtreden, waardoor hij met zijn auto in een slip is geraakt en door een houten doorrijdbeveiliging op de hoofdrijbaan (naast de parallelweg) terecht is gekomen, alwaar hij in botsing kwam met de Volvo.
d. Gevaar te duchten
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank vindt het voorzienbaar dat (levens)gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als gevolg van het rijgedrag van verdachte. Dat in dit geval ook daadwerkelijk gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van een ander te duchten is geweest, blijkt wel uit de bewijsmiddelen. Het ongeval heeft plaatsgevonden rond 19.30 uur ’s avonds, terwijl meerdere auto’s op de hoofdrijbaan reden. Verdachte is als gevolg van zijn rijgedrag de macht over het stuur verloren en is met zeer hoge snelheid met de voorkant van zijn auto in botsing gekomen met de gehele zijkant van de tegemoetkomende Volvo, waarbij het rechter achterportier en de achterzijde van de Volvo volledig van het voertuig zijn afgescheurd.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat er – als gevolg van de verkeersgedragingen van verdachte – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
Onder verwijzing naar de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het onder 2 ten laste gelegde zonder nadere motivering kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 9 oktober 2020 in Rhenen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk [.] ), daarmee rijdende op de parallelweg van de [straatnaam] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- na voorafgaand gebruik van alcohol en
- gedurende een (langere) periode met zeer hoge snelheden, te weten telkens snelheden tussen 117 kilometer per uur en 143 kilometer per uur te rijden en
- met voornoemde hoge snelheden meerdere motorrijtuigen gevaarlijk in te halen en (tijdens één van voornoemde inhaalmanoeuvres) onvoldoende afstand te houden van een op voornoemde parallelweg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Audi)
- en vervolgens met de rechter achterzijde van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding te komen met de linker voorzijde van voornoemd motorrijtuig (van het merk Audi),
waardoor het door verdachte bestuurde motorrijtuig in een slip raakte en richting de (rechter)berm reed, en vervolgens door een aldaar geplaatst houten doorrijdbeveiliging op de hoofdrijbaan van de [straatnaam] terecht kwam en daarbij met de rechter voorzijde in botsing kwam met de rechterzijde van een op die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Volvo),
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2. op 9 oktober 2020 in Rhenen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk [.] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet op de eendaadse samenloop van:
1. overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
2. overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (330 microgram).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan een gedeelte van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd waarin het rijbewijs van verdachte al ingevorderd en ingehouden is geweest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte door hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf op te leggen, als zij komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 9 oktober 2020 als bestuurder van een auto opzettelijk en in ernstige mate meerdere verkeersregels overtreden, als gevolg waarvan anderen ernstig in gevaar zijn gebracht. Verdachte reed onder invloed van (te veel) alcohol op een parallelweg in Rhenen. De toegestane maximumsnelheid op die weg was 60 kilometer per uur, maar verdachte reed tussen de 117 en 143 kilometer per uur. Hij haalde een Audi voor hem in, terwijl de parallelweg daarvoor veel te smal was (verdachte reed in een [.] van ruim 2 meter breed). De achterkant van de auto van verdachte botste daarbij tegen de linker voorkant van de Audi. De auto van verdachte raakte daarop in een slip en kwam met hoge snelheid terecht op de hoofdrijbaan (naast de parallelweg). Daar reed op dat moment een Volvo in tegenovergestelde richting. De auto van verdachte botste met hoge snelheid tegen de zijkant van die Volvo. Als gevolg van deze botsing zijn het achterportier en de achterzijde daarvan volledig van het voertuig afgescheurd.
Gelet op de enorme schade aan de Volvo, is het een wonder dat de zwangere bestuurster van de Volvo en haar ongeboren kind geen ernstig letsel hebben opgelopen. Zouden zij in een minder solide auto hebben gereden, dan hadden zij dit ongeval mogelijk niet overleefd. Verdachte heeft hen en andere weggebruikers immers ernstig in gevaar gebracht door zich volstrekt onverantwoord te gedragen door met te veel alcohol op te gaan rijden en vervolgens welbewust onaanvaardbare risico’s in het verkeer te nemen, enkel en alleen omdat hij op tijd op een feest wilde zijn. De rechtbank rekent hem dit zeer aan.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn justitiële documentatie (strafblad) van 2 maart 2022. Hieruit blijkt dat aan verdachte in 2020 een strafbeschikking is opgelegd voor een verkeersovertreding, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. Deze strafbeschikking heeft verdachte kennelijk niet weerhouden van het opnieuw, ditmaal nog gevaarlijker, schenden van de verkeersregels. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee.
Strafoplegging
Om te bevorderden dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn binnen de rechtspraak oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld. Artikel 5a WVW is pas op 1 januari 2020 in werking getreden. Voor overtreding van dit artikel zijn nog geen landelijke oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf daarom rekening gehouden met de straffen die de afgelopen twee jaren in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is op grond van de hiervoor besproken ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, van oordeel dat aan verdachte een fikse onvoorwaardelijke taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden opgelegd. De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid deels in voorwaardelijke zin opleggen, als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat.
De rechtbank zal verdachte, anders dan door de officier van justitie gevorderd, geen gevangenisstraf opleggen, gelet op het lange tijdsverloop sinds het bewezen verklaarde en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Alles afwegende, vindt de rechtbank het passend om verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen van 140 uur. De rechtbank zal verdachte daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 12 maanden met aftrek, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het rijbewijs van verdachte is reeds een half jaar ingehouden geweest. Dat betekent dat verdachte zijn rijbewijs opnieuw zes maanden zal moeten missen als hij zich gedurende de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 8, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 140 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 70 dagen hechtenis;
  • ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte van 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Böhmer, voorzitter, mrs. E. Slager en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Lindeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Rhenen, althans in Nederland, als bestuurder
van een voertuig (personenauto, merk [.] ), daarmee rijdende op de weg,
(over de parallelweg van) de [straatnaam] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat
de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
  • na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
  • gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten (telkens) een snelheid gelegen tussen 117 kilometer per uur en 143 kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid te rijden en/of
  • met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) een of meerdere motorrijtuig(en) (gevaarlijk) in te halen en/of voorbij te rijden en/of
  • (tijdens voornoemde inhaalmanoeuvre) onvoldoende afstand te houden van een op voornoemde parallelweg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Audi) en/of (vervolgens) met (de rechter achterzijde van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing te komen met (de linker voorzijde van) voornoemd motorrijtuig (van het merk Audi) en/of
  • (vervolgens) in een slip te raken en/of richting de (rechter)berm te rijden, althans de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk te verliezen, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid te besturen en/of het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet op zijn weg(helft) te houden en/of
  • (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig door een aldaar geplaatst houten doorrijdbeveiliging te rijden en/of op de hoofdrijbaan van de [straatnaam] terecht te komen en/of (daarbij) (met de rechter voorzijde van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing te komen met de rechterzijde van een op die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Volvo),
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Rhenen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk [.] ), daarmee rijdende op de weg, (over de parallelweg van) de [straatnaam] ,
  • na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
  • gedurende een (langere) periode met (een) (zeer) hoge snelhe(i)d(en), te weten (telkens) een snelheid gelegen tussen 117 kilometer per uur en 143 kilometer per uur, althans met (telkens) een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid heeft gereden en/of
  • met (voornoemde) hoge snelhe(i)d(en) een of meerdere motorrijtuig(en) (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of voorbij is gereden en/of
  • (tijdens voornoemde inhaalmanoeuvre) onvoldoende afstand heeft gehouden van een op voornoemde parallelweg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Audi) en/of (vervolgens) met (de rechter achterzijde van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met voornoemd motorrijtuig (van het merk Audi) en/of
  • (vervolgens) in een slip is geraakt en/of richting de (rechter)berm is gereden, althans de controle over dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk heeft verloren, althans het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet op zijn weg(helft) heeft gehouden en/of
  • (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig door een aldaar geplaatst houten doorrijdbeveiliging is gereden en/of op de hoofdrijbaan van de [straatnaam] terecht is gekomen en/of (daarbij) (met de rechter voorzijde van) het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig in aanrijding/botsing is gekomen met de rechterzijde van een op die weg rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Volvo),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2. hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Rhenen, althans in Nederland, als bestuurder
van een motorrijtuig, (personenauto, merk [.] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 330 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
( art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )