ECLI:NL:RBMNE:2022:1514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
C/16/535043 / JE RK 22-290
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een crisispleeggezin

Op 1 april 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)], in een crisispleeggezin. De ouders van de kinderen zijn het niet eens met de uithuisplaatsing en hebben aangegeven dat zij alles in het werk stellen om de kinderen zo snel mogelijk weer thuis te krijgen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, gezien de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de huidige situatie van de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedvaardigheden, emotieregulatie en belastbaarheid van de moeder. De kinderen verblijven momenteel in een crisispleeggezin en er is een ondertoezichtstelling van kracht. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 17 mei 2022, met de noodzaak voor aanvullend onderzoek naar de opvoedcapaciteiten van de ouders. Dit onderzoek is essentieel om te bepalen of en wanneer de kinderen veilig terug naar huis kunnen.

De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de ouders zich actief inzetten voor de hulpverlening en dat zij bereid zijn om samen te werken aan oplossingen. De beslissing is genomen met het oog op de kwetsbaarheid van de kinderen en de noodzaak om hun veiligheid en welzijn te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022, met een schriftelijke vaststelling op 20 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/535043 / JE RK 22-290
Datum uitspraak: 1 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming, Midden-Nederland,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats 1] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats 2] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende(n) aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,

hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam- [.] .

Het procesverloop

Op 2 maart 2022 heeft de kinderrechter eerder een beschikking gegeven in deze zaak.
Voor het procesverloop tot aan die datum verwijst de kinderrechter naar die beschikking.
Sindsdien heeft de kinderrechter ontvangen:
  • een brief van de GI op 25 maart 2022 met bijlage;
  • een brief van de ouders van 29 maart 2022 met bijlagen.
Op 1 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder;
- advocaat van de ouders, mr. E.M. Zeeuw van der Laan;
- mevrouw [A] , namens de Raad;
- mevrouw [B] en mevrouw [C] , namens de GI;
- mevrouw [D] (oma moederszijde), aanwezig als toehoorder;
- mevrouw [E] , huisarts van de ouders, aanwezig als informant.
Tijdens de zitting hebben zowel de GI, als de ouders nog aanvullende stukken overgelegd.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verblijven in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 17 februari 2022 zijn [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] onder toezicht gesteld tot 17 mei 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 2 maart 2022 de machtiging verlengd tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in een crisispleeggezin tot 4 april 2022 en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in een crisispleeggezin, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter moet op dit moment nog beslissen op de resterende verzochte periode van 4 april 2022 tot 17 mei 2022.
De ouders zijn het niet eens met het verzoek. Zij vinden dat de kinderen zo snel mogelijk weer naar huis moeten komen. De ouders stellen met behulp van hun netwerk en de reeds betrokken hulpverlening de noodzaak voor de uithuisplaatsing weg te kunnen nemen. Ook hebben de ouders een schema gemaakt voor de verdeling van de huishoudelijke taken en werken zij volledig mee met de hulpverlening.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verlengen voor de periode van 4 april 2022 tot 17 mei 2022, in het huidige crisispleeggezin. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
De kinderrechter vindt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] op dit moment nog steeds noodzakelijk. Er zijn ernstige zorgen over de opvoedvaardigheden, emotieregulatie en belastbaarheid van de moeder. De moeder is, gezien het werk van de vader, de hoofdopvoeder van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Op dit moment is het met het oog daarop nog onzeker of, en zo ja, met welke hulpverlening, de kinderen weer terug bij de ouders geplaatst kunnen worden. Voordat de kinderen weer terug naar huis kunnen, is het daarom nodig dat aanvullend onderzoek wordt gedaan. De GI wil hiervoor een perspectiefonderzoek – een 2thePoint traject – inzetten. De ouders zijn al op de wachtlijst geplaatst voor dit onderzoek. Daarnaast zal een diagnostisch onderzoek voor de moeder, of voor beide ouders, worden ingezet bij [instelling] , waarvan de resultaten indien mogelijk meegenomen kunnen worden in het 2thePoint traject. Deze onderzoeken hebben het doel om te bepalen wat de ouders zelf aankunnen in de opvoeding van de kinderen (de draagkracht) en hoeveel moeite de opvoeding van deze specifieke kinderen de ouders zal gaan kosten (de draaglast). Ook zal er worden bekeken in hoeverre het de ouders lukt om de adviezen uit de onderzoeken op te pakken en hiervan te leren. Aan de hand van al deze resultaten kan worden onderzocht of de kinderen weer op een veilige manier thuis kunnen wonen en zo ja, welke hulpverlening daarbij nodig is.
Gezien de grote mate van kwetsbaarheid van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat het bovenstaande goed wordt onderzocht. Er zijn op dit moment namelijk grote zorgen om de fysieke gezondheid van [minderjarige 2 (voornaam)] , wat wellicht de situatie kan opleveren dat zij een ‘opvoeder plus’ nodig zal hebben. Ook maakt de kinderrechter zich daarnaast zorgen om de grote mate van alertheid van [minderjarige 1 (voornaam)] , waarvan de oorzaak nog nader zal moeten worden onderzocht. Het constant alert zijn van [minderjarige 1 (voornaam)] kan een signaal zijn dat hij zich niet veilig genoeg voelt, of dat hij zich in het verleden niet veilig genoeg heeft gevoeld. De kinderrechter vindt het voor deze kinderen dan ook extra belangrijk dat zij op een plek zullen wonen waar zij zich veilig voelen en zij hoopt uiteraard voor hen en de ouders dat uit de onderzoeken blijkt dat dit bij de ouders thuis vormgegeven kan worden.
In de tussentijd is het van belang dat de kinderen, gelet op hun zeer jonge leeftijd, een intensieve contactregeling hebben met de ouders. Ook vindt de kinderrechter het door de hiervoor beschreven kwetsbaarheid belangrijk dat de kinderen voor nu, zolang het perspectief voor hun toekomst nog niet duidelijk is, bij de huidige pleegouders blijven wonen. Op het moment dat blijkt dat de kinderen toch in een ander pleeggezin moeten worden geplaatst, vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat de situatie opnieuw aan haar wordt voorgelegd. Een nieuwe hechtingsbreuk en nieuwe gezichten voor de kinderen maakt dat er sprake is van een nieuwe situatie, waardoor de afweging of de uithuisplaatsing moet voortduren wellicht anders zou kunnen uitpakken. De kinderrechter heeft daarom in haar beslissing de huidige machtiging alleen voor het huidige pleeggezin afgegeven.
Als laatste vindt de kinderrechter het belangrijk om te benoemen dat zij ziet dat de ouders zich in grote mate inzetten om in het belang van de kinderen te handelen. De moeder laat ter zitting zelfinzicht zien door te benoemen dat zij hulpverlening nodig heeft die aansluit bij haar begripsniveau. Dat vindt de kinderrechter erg knap van de moeder. Ook de vader laat zien dat hij begrijpt dat hij zich in moet zetten om de taken in het huishouden met de moeder te verdelen, om er zo voor te zorgen dat zij niet nogmaals overbelast raakt. Ook dat vindt de kinderrechter positief. Naast het feit dat ouders tot op een zekere hoogte het inzicht laten zien dat er problemen zijn waaraan moet worden gewerkt, laten zij ook een grote bereidheid zien om mee te werken aan alle hulpverlening die daarvoor aangereikt wordt. Deze omstandigheden vindt de kinderrechter positief met het oog op de toekomst. Dit maakt ook dat op het moment dat duidelijk is wat er zal moeten gebeuren, de kans van slagen daarvan aanzienlijk groter wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in het huidige crisispleeggezin tot 17 mei 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022 door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Oostland, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 20 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.