ECLI:NL:RBMNE:2022:1509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
16-338816-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen en het bezit van cocaïne, heroïne en hasj

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen en in bezit hebben van cocaïne, heroïne en hasj. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2022. De officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J.F. van Merm. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte in de periode van 21 juli 2021 tot en met 17 december 2021 in Amersfoort cocaïne en hasj heeft gedeald en op 17 december 2021 in bezit was van heroïne en cocaïne.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijswaardering van de officier van justitie en de verdediging overwogen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd, waarbij de verklaringen van de verdachte en getuigen als bewijs dienden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Tevens is het beslag op de in beslag genomen drugs en geldbedragen verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij een first offender is, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte de kans gegeven om zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.338816.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 21 juli 2021 tot en met 17 december 2021 te Amersfoort cocaïne heeft gedeald;
feit 2:op 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk ongeveer 72,62 gram heroïne en ongeveer 5,29 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3:in de periode van 21 juli 2021 tot en met 17 december 2021 te Amersfoort meer dan 30 gram hasjiesj heeft gedeald;
feit 4:op 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk ongeveer 195,61 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte 5,09 gram cocaïne en 66,47 gram heroïne aanwezig heeft gehad. Ook de feiten 1, 3 en 4 acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 en feit 3 primair op het standpunt gesteld dat slechts wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte gedurende een periode van twee weken in drugs heeft gedeald, en subsidiair dat verdachte in de periode vanaf september 2021 heeft gedeald.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte 5,09 gram cocaïne en 66,47 gram heroïne aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1 en 3
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vanaf eind juli 2021 in drugs heeft gedeald. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat hij voor de zomer van 2021 drugs van verdachte heeft gekocht. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feiten in de gehele ten laste gelegde periode heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op tijdstippen in de periode van 21 juli 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad 67,59 gram van een materiaal bevattende heroïne en 5,09 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op tijdstippen in de periode van 21 juli 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad 195,61 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 99 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
- een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis
- de oplegging van een 38v-maatregel, inhoudende een contactverbod met de medeverdachte [medeverdachte] , te vervangen door vijf dagen hechtenis bij elke overtreding van de maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de oplegging van een gevangenisstraf slechts negatieve consequenties zal opleveren voor verdachte. De raadsman heeft daarom verzocht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke (gevangenis)straf als stok achter de deur. Indien de rechtbank een taakstraf oplegt, heeft de raadsman verzocht deze op te leggen voor minder uren dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de raadsman partiële vrijspraak heeft bepleit. Tot slot heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende vijf maanden cocaïne, heroïne en hasj gedeald. Daarnaast was verdachte ook in het bezit van cocaïne, heroïne en hasj. De verkoop van drugs is doorgaans lucratief voor dealers, maar het gebruik ervan is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft door zijn handelen dan ook niet alleen gekozen voor eigen financieel gewin op strafbare wijze, maar ook de gezondheid van de kopers in gevaar gebracht. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat verslaafden vaak vermogensdelicten plegen om in hun gebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft hieraan door zijn handelen indirect bijgedragen. Voor de negatieve gevolgen van zijn handelen heeft verdachte kennelijk geen oog gehad.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies van 23 maart 2022, opgesteld door L. Scheffers. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en ambulante behandeling.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende een periode van drie tot zes maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als uitgangspunt gegeven.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel slechts een gevangenisstraf passend is. De rechtbank ziet echter aanleiding om van voornoemd oriëntatiepunt af te wijken. Gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij first offender is, is de rechtbank van oordeel dat het niet wenselijk is dat verdachte terug naar de gevangenis moet. Daarom zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarnaast van belang dat aan verdachte een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd om verdachte hulp te bieden in het kader van bijzondere voorwaarden en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen. De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend. Anders dan de officier van justitie heeft geëist, is de rechtbank van oordeel dat een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] niet nodig is om aan verdachte op de leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren (te vervangen door 120 dagen hechtenis bij niet of niet naar behoren verrichten van de taakstraf) en gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 99 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, een passende straf. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen die door de reclassering zijn geadviseerd.
Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het geldbedrag verbeurd te verklaren en de drugs te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaren. Het geld is geheel of grotendeels uit baten van de strafbare feiten verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs onttrekken aan het verkeer. De feiten zijn begaan met betrekking tot de drugs en deze zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
99 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van zijn vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2, 3524 SJ Utrecht, telefoonnummer 088-8041101. Verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* gedurende de proeftijd actief deelneemt aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt en kan ter beoordeling daarvan een intelligentieonderzoek laten plaatsvinden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* zich gedurende de proeftijd laat behandelen voor zijn verslavingsproblematiek door Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanmelding door de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • 540 EUR IBG 17-12-2021 (PL0900-2021396155-G2922545);
  • 195 EUR IBG 18-12-2021 (PL0900-2021396155-2922640);
  • 325 EUR IBG 18-12-2021 (PL0900-2021396155-2922641);
  • 1330 EUR IBG 18-12-2021 (PL0900-2021396155-2922645);
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 2 STK Cocaïne (PL0900-2021396155-G2922559);
  • 8 STK Heroïne (PL0900-2021396155-G2922538);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021396155-G2922652);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021396155-G2922660);
  • 4 STK Hasjiesj (PL0900-2021396155-G2922651);
  • 1 STK Poeder (PL0900-2021396155-G2922657).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs A.J.P. Schotman en S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2022.
mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juli 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 72,62 gram, althans 1,12 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 5,29 gram, althans 0,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 juli 2021 t/m 17 december 2021 te Amersfoort, althans in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 17 december 2021 te Amersfoort opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 195,61 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )