ECLI:NL:RBMNE:2022:1496

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
16.273507.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van levensgezel en poging zware mishandeling van pasgeboren baby

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998 in Somalië, die werd beschuldigd van zware mishandeling van zijn levensgezel en poging tot zware mishandeling van hun pasgeboren baby. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 oktober 2020 in Lelystad zijn levensgezel, aangeduid als [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met een mes in zijn hand tegen haar voorhoofd te slaan en haar in het gezicht te slaan. Daarnaast heeft hij geprobeerd zijn kind, aangeduid als [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te slaan en op een bed te gooien. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 18 oktober 2021 in Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto en ruitenwissers heeft vernield, en op 19 oktober 2021 een ophoudcel onbruikbaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die intellectueel gezien op een zwakbegaafd niveau functioneert en problemen heeft met alcohol- en cannabisgebruik. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.273507.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Schreudering, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 30 oktober 2020 te Lelystad, aan zijn levensgezel [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar met een mes in zijn hand tegen haar voorhoofd te slaan en in haar gezicht te slaan,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
feit 2 primair:op 30 oktober 2020 te Lelystad heeft geprobeerd zijn kind [slachtoffer 2] (geboren op [2020] ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem te slaan en hem op een bed te gooien,
subsidiairten laste gelegd als mishandeling;
feit 3:op 18 oktober 2021 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto en ruitenwissers heeft vernield;
feit 4:op 19 oktober 2021 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel onbruikbaar heeft gemaakt/heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en 2 [1]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 30 oktober 2020 mijn ex-vriendin [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] was bang voor mij. Daarom rende zij naar de wc. Ik probeerde haar naar buiten te halen. Ik pakte een keukenmes. Ik heb met het mes op haar hoofd geslagen. Ik wilde haar nog een keer slaan. Ik heb onze baby [slachtoffer 2] van anderhalve maand oud uit de handen van [slachtoffer 1] getrokken. Misschien is daardoor het letsel bij de baby ontstaan. Het kan ook zo zijn dat ik de baby per ongeluk heb geraakt in de ruzie tussen mij en [slachtoffer 1] .
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober zat ik in mijn kamer in een crisisopvang. Ik verblijf daar met mijn zoon genaamd [slachtoffer 2] . Hij is een maand oud. Ik kreeg klappen in mijn gezicht van mijn vriend. Ik voelde pijn in mijn gezicht. Ik zag dat mijn vriend uit de keuken een mes pakte met een lengte van ongeveer 30 centimeter. Ik had ondertussen mijn zoon gepakt welke ik op dat moment in mijn armen vast hield. Ik kreeg weer klappen in mijn gezicht. Ik zag dat hij nog steeds het mes in zijn handen vast hield. Ik kreeg opnieuw klappen met de vlakke hand en de vuisten van mijn vriend. Ik zag dat hij per ongeluk mijn zoon op zijn hoofd dan wel gezicht sloeg. Ik kreeg een klap in mijn gezicht met het mes welke hij vast hield. Ik voelde dat ik geraakt werd met de snijkant van het mes. Ik voelde dat mijn huid op mijn voorhoofd opengesneden werd. Toen ik uit de badkamer kwam zag ik dat mijn zoon niet meer reageerde op mij zoals hij dat normaal zou doen. Ik zag dat mijn zoon in shock was. [2]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen(met bijlagen) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het kindje was heel erg stil en rustig. De vrouw was compleet aan het shaken en was erg emotioneel. Zij had een verticale snee midden op het voorhoofd, waar bloed uitkwam. De wangen van de vrouw waren helemaal opgezwollen en werden rood, tegen het blauwe aan. Verder had de vrouw kleine verwondingen aan haar oogkas en haar onderlip. Ik zag ook striemen in de nek van de vrouw. De vrouw zei dat de verwondingen door een mes kwamen en dat de man het letsel had toegebracht bij haar. Het kind reageerde erg mat toen ik, [verbalisant 2] , dit van verdachte over nam. Ik zag boven het linkeroog van het kind een flinke bult zitten, ongeveer de grote van een twee euromuntstuk. De bult begon al blauw te worden. De identiteit van het kind betrof: [slachtoffer 2] , geboren op [2020] . Wij zagen een groot keukenmes liggen. De vrouw verklaarde dat dit mes het mes was waarmee zij was mishandeld. [3]
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, opgemaakt op 30 oktober 2021 door J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Op het voorhoofd van [slachtoffer 1] zal een litteken zichtbaar blijven. [4] Midden op het voorhoofd is een scherp begrensde streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar met wit residu en geronnen bloed. Het is een huiddefect. [slachtoffer 1] vertelt dat zij hier geslagen is met de scherpe kant van een mes. Er is sprake van een snijwond. De gemelde toedracht past zeer goed bij het letsel. [5]
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, opgemaakt op 30 oktober 2021 door J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Een arts van de kindergeneeskunde vertelde dat er een netvlies bloeding in het linkeroog van [slachtoffer 2] gezien zou zijn. [6] Boven de linker wenkbrauw, aan de buitenzijde richting de slaap, is een huidverkleuring zichtbaar. Het is een onderhuidse bloeduitstorting. Aan de zijde van het voorhoofd zijn twee huidverkleuringen zichtbaar. Het zijn huidbeschadigingen met korstvorming. Aan de linker zijkant van de buik zijn vier rode huidverkleuringen zichtbaar. Het zijn onderhuidse bloeduitstortingen. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangeefster kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster een verticale messnee op haar voorhoofd had. Blijkens de letselverklaring zal als gevolg van deze snee een litteken op het voorhoofd zichtbaar blijven. Bij de beoordeling of een litteken kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel is van belang het uiterlijk en de ernst van het litteken, en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert. Nu uit de foto’s van het letsel [8] volgt dat het een forse snee betrof en deze zich zoals reeds vermeld blijvend (pal) op het voorhoofd van aangeefster zal bevinden, acht de rechtbank voldoende redenen aanwezig om aan te nemen dat het litteken het gezicht dermate ontsiert dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig dat verdachte, toen hij aangeefster meerdere malen sloeg, eveneens zijn zoon van nog geen anderhalve maand oud op zijn hoofd en in zijn buik heeft geraakt. Dit oordeel vindt onder meer steun in de verklaring van aangeefster, de foto’s van het letsel van de baby en de medische verklaring over dit letsel.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt niet dat verdachte erop uit was om zijn zoon te schaden. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bij zoon, dat derhalve sprake is van voorwaardelijk opzet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat baby’s van nog maar één maand oud zeer kwetsbaar zijn en dat iedere krachtsinwerking bij een baby daarom gemakkelijk tot ernstig letsel kan leiden. Van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel was dan ook zonder meer sprake. De bewezen verklaarde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de zoon dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 en 4 [9]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 oktober 2021 omstreeks 21:45 uur te Utrecht zag ik dat een man op mijn motorkap sprong. Hij sloeg met zijn vuisten en met veel kracht op de vooruit van mijn auto. De man spuugde op mijn vooruit. Hij bleef op mijn motorkap zitten. Hij ging door met het slaan op mijn voorruit. Ik reed de Grebbeberglaan in. Hij pakte de linker ruitenwisser met veel kracht. De ruitenwisser brak af. Hij pakte vervolgens mijn rechter ruitenwisser vast met wederom veel kracht. Ik stak mijn armen onder de oksel van de man door. Ik plaatste mijn handen in zijn nek en fixeerde het lichaam van de man. Ik legde de man op de grond en ging boven op hem zitten. Ik had een kras op mijn motorkap en beide ruitenwissers waren afgebroken. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 18 oktober 2021 omstreeks 21:45 uur hoorde ik dat collega's een melding kregen dat een persoon op de motorkap van een voertuig lag op de Grebbeberglaan te Utrecht. Ik hoorde dat er gevochten zou worden. Wij troffen aan [verdachte] , geboren op [1998] . Hij lag op de grond en was aan het schreeuwen. [11]
Verbalisanten [verbalisant 4] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen(met bijlagen) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 19 oktober 2021 was ik in de cel waar [verdachte] zat ingesloten. Ik zag dat de cel schoon was. Later zag ik op de beelden van de observatiecellen dat er vloeistof op de grond van de cel naast het toilet lag. Ik kreeg het vermoeden dat [verdachte] in zijn cel had geürineerd. Ik ben in de cel gaan kijken. Ik zag dat de vloeistof licht geel van kleur was. Ik zag dat er tevens speeksel op de grond lag. Ik vermoedde dat [verdachte] ook op de grond gespuugd heeft. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er gelet op de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 3 tenlastegelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:
op 30 oktober 2020 te Lelystad,
aan zijn levensgezel [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken op het voorhoofd, heeft
toegebracht door die [slachtoffer 1]
- met een mes in zijn hand tegen het voorhoofd te slaan en
- meermalen in het gezicht te slaan;
feit 2 primair:
op 30 oktober 2020 te Lelystad, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind [slachtoffer 2] (geboren op
[2020] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft
verdachte die [slachtoffer 2] ,
- tegen het hoofd en tegen de buik gestompt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

feit 3:
op 18 oktober 2021 te Utrecht,
opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruitenwissers en een
personenvoertuig, die aan [aangever]
toebehoorden heeft vernield en beschadigd;
feit 4:
op 19 oktober 2021 te Utrecht,
opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel, die aan Politie Midden-Nederland
toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
feit 2 primair:poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn kind
feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen en beschadigen
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, onbruikbaar maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , voor zover de reclassering dit nodig acht;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen, gelet op de inhoud van het rapport van de psycholoog. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 100 dagen, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, behoudens het meewerken aan schuldhulpverlening nu verdachte geen schulden meer heeft en de schulden ook niet delict gerelateerd waren. Ook heeft de raadsman verzocht verdachte geen contactverbod op te leggen. Tot slot heeft de raadsman verzocht geen aanvullende taakstraf op te leggen, dan wel deze aanzienlijk te matigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft, terwijl hij flink onder invloed was van alcohol en wiet, zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn levensgezel door haar meermaals in haar gezicht te slaan en vervolgens ook met een mes tegen haar voorhoofd te slaan. Ondanks dat het slachtoffer haar zoon van nog geen anderhalve maand oud in haar armen vasthield, belette dit verdachte niet om zijn geweldshandelingen voort te zetten, als gevolg waarvan ook de pasgeboren baby door verdachte is geraakt en lichamelijk letsel heeft opgelopen. Deze explosie van geweld, die plaatsvond in de eigen kamer van het slachtoffer in de crisisopvang, moet een zeer angstige situatie zijn geweest voor het slachtoffer. Dit blijkt ook uit het feit dat de verbalisanten het slachtoffer trillend en zeer emotioneel in de door haar gesloten badkamer hebben aangetroffen. De politie vond ook dat de baby heel mat reageerde. Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat de pasgeboren baby van verdachte (fysiek) slachtoffer van hem is geworden. Dit neemt de rechtbank verdachte uiterst kwalijk. Hij dient voor zijn pasgeboren kind te zorgen; niet in gevaar te brengen. Deze omstandigheden acht de rechtbank strafverzwarend.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan vernieling van een auto en de ruitenwissers daarvan. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer en hem financiële schade berokkend. Voorts hebben de gedragingen van verdachte voorafgaand en tijdens de vernielingen, namelijk het op de motorkap springen en het slaan op de vooruit van de auto, terwijl de auto aan het rijden was, de bestuurder van de auto (tevens het slachtoffer) naar eigen zeggen zeer beangstigd. Ook dit acht de rechtbank strafverzwarend.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een ophoudcel. Hierbij heeft verdachte wederom inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en de benadeelde financiële schade veroorzaakt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een reclasseringsrapport van 28 december 2021, opgemaakt door D.J. Anbeek, reclasseringswerker.
  • een Pro Justitia rapport van 31 december 2021, opgemaakt door J. Yntema, GZ-psycholoog;
  • een op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 januari 2022, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het Pro Justitia rapport volgt dat verdachte intellectueel gezien op een zwakbegaafd niveau functioneert. Daarnaast volgt uit voornoemde rapportages dat sprake is van een ernstige stoornis in alcohol- en cannabisgebruik. Voorts is er sprake van antisociaal gedrag, partnerrelatieproblematiek en problemen in verband houdend met justitiële maatregelen. De reclassering en de psycholoog schatten het recidiverisico dan ook als matig tot hoog in.
Volgens de psycholoog kan de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte in combinatie met de stoornissen in polymiddelengebruik enigszins een rol hebben gespeeld bij de (strafbaar verklaarde) feiten. De psycholoog adviseert dan ook om verdachte de feiten verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
De straf
Gelet op het ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 139 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren, passend en geboden. Met de straf wordt beoogd dat hiervan een afschrikwekkend effect uitgaat, ook naar anderen. Daarnaast dient de straf als normbevestiging en genoegdoening voor de slachtoffers. Voorts dient het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf enerzijds om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen.
De rechtbank zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling en middelencontrole en dat aan verdachte opleggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en vermindering van zijn agressie en middelengebruik en (mede daardoor) ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Voor het opleggen van de voorwaarde die ziet op het meewerken aan schuldhulphulpverlening ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] als bijzondere voorwaarde op te leggen, zoals is gevorderd door de officier van jutitie. De noodzaak daarvan is thans niet gebleken, en er is ook niet om verzocht door [slachtoffer 1] . Voorts heeft de rechtbank er onvoldoende zicht op in hoeverre bepaalde instanties zich op dit moment inspannen met betrekking tot het contact tussen verdachte en zijn zoon. Het opleggen van een contactverbod doorkruist mogelijk deze inspanning.
Gelet op de problematiek van verdachte en het daarmee gepaarde hoge recidiverisico, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom de dadelijk uitvoerbaarheid van de opgelegde bijzondere voorwaarden bevelen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
240 (tweehonderd veertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
139 (honderd negenendertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (
twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Inforsa reclassering op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan diagnostisch onderzoek en daaruit volgende geïndiceerde behandeling door de forensische ambulante zorg van GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 (honderd twintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. mr. I.L. Gerrits en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 06 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Lelystad
aan zijn levensgezel [slachtoffer 1]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een blijvend litteken op het voorhoofd, heeft
toegebracht door die [slachtoffer 1]
- met een mes in zijn hand in/op/tegen het voorhoofd te slaan en/of steken en/of

snijden en/of

- meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd te slaan en/of stompen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Lelystad ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft verdachte die [slachtoffer 1]
,
- meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd gestompt en/of geslagen

en/of

- met een mes in zijn hand in/op/tegen het gezicht geslagen en/of gestompt en/of
gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Lelystad zijn levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] ,
- meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd te stompen en/of slaan

en/of

- met een mes in zijn hand in/op/tegen het gezicht te slaan en/of stompen en/of

snijden en/of steken;

2
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Lelystad ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind [slachtoffer 2] (geboren op
[2020] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft
verdachte die [slachtoffer 2] ,
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of in/op/tegen de buik/romp,

althans het lichaam gestompt en/of geslagen en/of

- (met kracht) in/op een ledikant/bed gegooid,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 oktober 2020 te Lelystad zijn kind, [slachtoffer 2]
(geboren op [2020] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- in/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of in/op/tegen de buik/romp, althans

het lichaam te stompen en/of te slaan en/of

- (met kracht) in/op een ledikant/bed te gooien;
3
hij op of omstreeks 18 oktober 2021 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere ruitenwissers en/of een
personenvoertuig, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 19 oktober 2021 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk een ophoudcel, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan Politie Midden-Nederland, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2020, genummerd 2020352794, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 100 tot en met 156 en 500 tot en met 519. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 100 en 101.
3.Pagina’s 105 t/m 107.
4.Pagina 131.
5.Pagina 144.
6.Pagina’s 150 en 151.
7.Pagina 154 en 155.
8.Pagina 144.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 oktober 2021, genummerd 2021332349, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 26. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Pagina’s 3 en 4.
11.Pagina 6.
12.Pagina 24.