4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en 2
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 april 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 30 oktober 2020 mijn ex-vriendin [slachtoffer 1] geslagen. [slachtoffer 1] was bang voor mij. Daarom rende zij naar de wc. Ik probeerde haar naar buiten te halen. Ik pakte een keukenmes. Ik heb met het mes op haar hoofd geslagen. Ik wilde haar nog een keer slaan. Ik heb onze baby [slachtoffer 2] van anderhalve maand oud uit de handen van [slachtoffer 1] getrokken. Misschien is daardoor het letsel bij de baby ontstaan. Het kan ook zo zijn dat ik de baby per ongeluk heb geraakt in de ruzie tussen mij en [slachtoffer 1] .
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober zat ik in mijn kamer in een crisisopvang. Ik verblijf daar met mijn zoon genaamd [slachtoffer 2] . Hij is een maand oud. Ik kreeg klappen in mijn gezicht van mijn vriend. Ik voelde pijn in mijn gezicht. Ik zag dat mijn vriend uit de keuken een mes pakte met een lengte van ongeveer 30 centimeter. Ik had ondertussen mijn zoon gepakt welke ik op dat moment in mijn armen vast hield. Ik kreeg weer klappen in mijn gezicht. Ik zag dat hij nog steeds het mes in zijn handen vast hield. Ik kreeg opnieuw klappen met de vlakke hand en de vuisten van mijn vriend. Ik zag dat hij per ongeluk mijn zoon op zijn hoofd dan wel gezicht sloeg. Ik kreeg een klap in mijn gezicht met het mes welke hij vast hield. Ik voelde dat ik geraakt werd met de snijkant van het mes. Ik voelde dat mijn huid op mijn voorhoofd opengesneden werd. Toen ik uit de badkamer kwam zag ik dat mijn zoon niet meer reageerde op mij zoals hij dat normaal zou doen. Ik zag dat mijn zoon in shock was.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen(met bijlagen) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Het kindje was heel erg stil en rustig. De vrouw was compleet aan het shaken en was erg emotioneel. Zij had een verticale snee midden op het voorhoofd, waar bloed uitkwam. De wangen van de vrouw waren helemaal opgezwollen en werden rood, tegen het blauwe aan. Verder had de vrouw kleine verwondingen aan haar oogkas en haar onderlip. Ik zag ook striemen in de nek van de vrouw. De vrouw zei dat de verwondingen door een mes kwamen en dat de man het letsel had toegebracht bij haar. Het kind reageerde erg mat toen ik, [verbalisant 2] , dit van verdachte over nam. Ik zag boven het linkeroog van het kind een flinke bult zitten, ongeveer de grote van een twee euromuntstuk. De bult begon al blauw te worden. De identiteit van het kind betrof: [slachtoffer 2] , geboren op [2020] . Wij zagen een groot keukenmes liggen. De vrouw verklaarde dat dit mes het mes was waarmee zij was mishandeld.
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, opgemaakt op 30 oktober 2021 door J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Op het voorhoofd van [slachtoffer 1] zal een litteken zichtbaar blijven.Midden op het voorhoofd is een scherp begrensde streepvormige rode huidverkleuring zichtbaar met wit residu en geronnen bloed. Het is een huiddefect. [slachtoffer 1] vertelt dat zij hier geslagen is met de scherpe kant van een mes. Er is sprake van een snijwond. De gemelde toedracht past zeer goed bij het letsel.
Een
schriftelijk bescheid, te weten de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Flevoland, opgemaakt op 30 oktober 2021 door J.A. Kortmann, forensisch arts KNMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Een arts van de kindergeneeskunde vertelde dat er een netvlies bloeding in het linkeroog van [slachtoffer 2] gezien zou zijn.Boven de linker wenkbrauw, aan de buitenzijde richting de slaap, is een huidverkleuring zichtbaar. Het is een onderhuidse bloeduitstorting. Aan de zijde van het voorhoofd zijn twee huidverkleuringen zichtbaar. Het zijn huidbeschadigingen met korstvorming. Aan de linker zijkant van de buik zijn vier rode huidverkleuringen zichtbaar. Het zijn onderhuidse bloeduitstortingen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat het letsel van aangeefster kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en overweegt hiertoe als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster een verticale messnee op haar voorhoofd had. Blijkens de letselverklaring zal als gevolg van deze snee een litteken op het voorhoofd zichtbaar blijven. Bij de beoordeling of een litteken kan worden beschouwd als zwaar lichamelijk letsel is van belang het uiterlijk en de ernst van het litteken, en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert. Nu uit de foto’s van het letselvolgt dat het een forse snee betrof en deze zich zoals reeds vermeld blijvend (pal) op het voorhoofd van aangeefster zal bevinden, acht de rechtbank voldoende redenen aanwezig om aan te nemen dat het litteken het gezicht dermate ontsiert dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde acht de rechtbank voldoende bewijs aanwezig dat verdachte, toen hij aangeefster meerdere malen sloeg, eveneens zijn zoon van nog geen anderhalve maand oud op zijn hoofd en in zijn buik heeft geraakt. Dit oordeel vindt onder meer steun in de verklaring van aangeefster, de foto’s van het letsel van de baby en de medische verklaring over dit letsel.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt niet dat verdachte erop uit was om zijn zoon te schaden. De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan bij zoon, dat derhalve sprake is van voorwaardelijk opzet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat baby’s van nog maar één maand oud zeer kwetsbaar zijn en dat iedere krachtsinwerking bij een baby daarom gemakkelijk tot ernstig letsel kan leiden. Van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel was dan ook zonder meer sprake. De bewezen verklaarde handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij de zoon dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens die aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 en 4
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [aangever] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 18 oktober 2021 omstreeks 21:45 uur te Utrecht zag ik dat een man op mijn motorkap sprong. Hij sloeg met zijn vuisten en met veel kracht op de vooruit van mijn auto. De man spuugde op mijn vooruit. Hij bleef op mijn motorkap zitten. Hij ging door met het slaan op mijn voorruit. Ik reed de Grebbeberglaan in. Hij pakte de linker ruitenwisser met veel kracht. De ruitenwisser brak af. Hij pakte vervolgens mijn rechter ruitenwisser vast met wederom veel kracht. Ik stak mijn armen onder de oksel van de man door. Ik plaatste mijn handen in zijn nek en fixeerde het lichaam van de man. Ik legde de man op de grond en ging boven op hem zitten. Ik had een kras op mijn motorkap en beide ruitenwissers waren afgebroken.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 18 oktober 2021 omstreeks 21:45 uur hoorde ik dat collega's een melding kregen dat een persoon op de motorkap van een voertuig lag op de Grebbeberglaan te Utrecht. Ik hoorde dat er gevochten zou worden. Wij troffen aan [verdachte] , geboren op [1998] . Hij lag op de grond en was aan het schreeuwen.
Verbalisanten [verbalisant 4] hebben volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen(met bijlagen) onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 19 oktober 2021 was ik in de cel waar [verdachte] zat ingesloten. Ik zag dat de cel schoon was. Later zag ik op de beelden van de observatiecellen dat er vloeistof op de grond van de cel naast het toilet lag. Ik kreeg het vermoeden dat [verdachte] in zijn cel had geürineerd. Ik ben in de cel gaan kijken. Ik zag dat de vloeistof licht geel van kleur was. Ik zag dat er tevens speeksel op de grond lag. Ik vermoedde dat [verdachte] ook op de grond gespuugd heeft.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat er gelet op de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder 3 tenlastegelegde.