4.3Het oordeel van de rechtbank
Proces-verbaal van aangifte [aangever]
Ik ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf] . Wij huren een bedrijfspand van [stichting] aan de [adres] in [woonplaats] . Om 02:10 uur werd ik gebeld door BNN beveiliging die mij vertelden dat er brand was. (…) Ik was hier [
de rechtbank begrijpt: bij het bedrijfspand] rond 03:00 uur. Ik zag dat mijn bedrijfspand in de brand stond. Ik zag dat de rieten kap in brand stond. Er is heel veel schade ontstaan aan het pand. Zowel [café] als binnen.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]
lk was vannacht met een aantal vrienden in het [park] . Dit is het park wat tegenover het pand ligt wat in brand stond vannacht. Op een gegeven moment zag ik een scooter de oprit oprijden bij het pand tegenover het park. Nadat de bestuurder een aantal keer was langsgereden reed hij de oprit weer op, zette zijn scooter neer en liep vervolgens verder de oprit op. Niet veel later rook ik een brandlucht en bleek het pand aan de overzijde in brand te staan. Het was een donkere scooter. Volgens mij was het een Piaggio Zip. De scooter had een kapot achterlicht. Het was zo'n kapot geel kleurtje.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
Op vrijdag 30 juli 2021 tussen omstreeks 00:00 uur en 00:30 uur ging ik vanaf mijn woning naar het [straat] te [woonplaats] . Aan de overzijde van deze weg bevindt zich een pand. Tussen omstreeks 01:00 uur en 01:15 uur zag en hoorde ik een bromfiets aan komen rijden. lk zag dat de persoon op de bromfiets zijn bromfiets ongeveer 50 meter vanaf de ingang van het hierboven beschreven pand parkeerde. Het viel mij meteen op dat het achterlicht van deze bromfiets geel licht uitstraalde in plaats van rood licht. Kennelijk was de achter verlichting van deze bromfiets kapot. Ongeveer 5 tot 10 minuten later zag ik deze persoon bij de ingang van het pand. Hij kwam vanaf het terrein om het pand heen. Ik zag dat hij richting de bromfiets liep, ik zag dat hij in een looppas liep dus sneller liep dan als je normaal loopt. Ik zag dat hij vervolgens op zijn bromfiets stapte en vervolgens hierop wegreed. Ongeveer 10 minuten nadat de persoon op de bromfiets weggereden was, rook ik een brandlucht. Niet veel later zag ik rook boven het hierboven beschreven pand.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3]
Op vrijdag 30 juli 2021, omstreeks 01.30 uur, kreeg ik als bevelvoerder van de brandweer in Veiligheidsregio De Bilt / Bilhoven melding van een rietenkap brand met dat de vlammen er al op stonden op de [adres] in [woonplaats] . Ik zag een lap tussen het riet en de gevel hangen. Ik vond het typisch dat die lap tussen twee uitbouwtjes zat van het gebouw wat in brand stond. Ik zag van die lap een puntje van ongeveer 20 centimeter uit het riet hangen. Ik zag dat die lap naar beneden hing. Ik heb die lap laten hangen omdat die al ten dele brandde. Ik zag dat er over een lengte van tien meter vanaf die lap allemaal kleine vlammetjes op de rietenkap waren. Ik ben zo'n lap nog nooit tegengekomen tussen een rietenkap en ik ben al 24 jaar brandweerman. Ik denk/weet dat het aangestoken is omdat het over de lengte brandde en dit is niet gangbaar. Vaak gaat de brand van beneden naar boven en niet van links naar rechts. Ik zag dat er op de kliko lappen lagen die overeen kwamen met de lap die tussen het riet zat. Ik weet ook bijna zeker dat de lap van hetzelfde materiaal was als de lappen die op de kliko lagen.
Proces-verbaal forensisch brandonderzoek
Ter plaatse werd een deels verbrand fleece doek aangetroffen.
Vanuit mijn bevindingen sluit ik een technische oorzaak uit. Zodoende acht ik brandstichting de enige logische hypothese. Vanuit de hypothese brandstichting kunnen diverse scenario's worden opgesteld. Gezien al het voorgaande acht ik het navolgende scenario het meest voor de hand liggend: Door de dader(s) is brandbaar materiaal, kennelijk een (fleece) deken in de
onderzijde van de rietenkap gestopt. Dit materiaal is vervolgens aangestoken. Dit scenario verklaart alle aangetroffen sporen, alsmede de voornoemde verklaringen.
Sporendrager
Goednummer: PL0900-2021243658-2856803
SIN: AAPD6187NL
Inhoud/specificatie: Stuk deels verschroeid stuk fleece.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
Ik heb een Piaggio Zip met kapotte armatuur in mijn bezit. Ik rijd daar af en toe op. De fleecedeken die in het dossier wordt genoemd is van mij.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1]
Op 14 oktober 2021 was ik 's avonds in café [café] , gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] Toen ineens, omstreeks 21:50 uur, werd ik, vanuit het niets, door [verdachte] op de grond geduwd. Het ging zo snel dat ik helemaal niet gezien heb hoe hij dit precies deed. Terwijl ik gehurkt op de grond zat, voelde ik ineens een hevige pijn aan mijn rechterslaap en rechterhals. Ik keek op en zag dat [verdachte] met een barkruk in zijn handen stond. Ik besefte dat hij mij zoeven met de poten van de barkruk op mijn slaap en hals geslagen en geraakt had. Het werd zwart voor mijn ogen en ik zag even sterretjes.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 15 oktober 2021, p. 22
Ik zag dat [verdachte] vanuit het niks [slachtoffer 1] tegen de grond werkte en dat hij haar met een barkruk tegen haar hoofd aan sloeg.
(…)
Ik heb vervolgens tegen [verdachte] gezegd dat hij niet meer welkom was in mijn café en dat
hij er ook niet meer in zou komen. Ik hoorde [verdachte] hierop als volgt reageren:
"Ik kom zeker morgen weer terug en dat steek ik ook deze kankertent van je in de fik.
Zie mij maar eens tegen te houden" of woorden van gelijke strekking.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 15 oktober 2021, p. 29.
Ik zag dat [verdachte] vanuit het niks een barkruk oppakte om hier vervolgens mee tegen het hoofd van [slachtoffer 1] te slaan. Ik zag dat de poten van de barkruk het hoofd en de nek van [slachtoffer 1] hard raakte.
(…)
Ik hoorde vervolgens [verdachte] met niet mis te verstane luide stem roepen: "Ik steek hier de hele kankertent van je in de fik" of woorden van gelijke strekking.
Bewijsoverwegingen feit 1
De rechtbank is er op basis van de getuigenverklaringen van overtuigd dat de brand is aangestoken door de persoon op de scooter die de getuigen vlak voordat de brand uitbrak de oprit van het pand hebben zien oplopen en vervolgens zien wegrijden. Andere personen hebben de getuigen, die op dat moment aan de overkant van de weg in het park waren, niet gezien. De scooter was van het merk en type Piaggo Zip en had een kapot achterlicht in die zin dat het rode afdekplaatje (armatuur) kapot was omdat het wit/geel licht uitstraalde, net zoals de Piaggo Zip van verdachte. Bovendien is een fleecedeken van verdachte bij de brand aangetroffen en is de brand met vergelijkbare dekens/lappen aangestoken. Een fleecedeken is een verplaatsbaar object en de enkele aanwezigheid van een dergelijk object is op zich onvoldoende voor het bewijs dat verdachte het feit heeft gepleegd (vgl HR 25 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7694). In dit geval is er echter meer bewijs. De combinatie van de fleecedeken van verdachte en een dader die op een zelfde scooter rijdt als verdachte met net als verdachtes scooter een kapot rood armatuur, acht de rechtbank dusdanig specifiek en toevallig, dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de brand heeft gesticht. Het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst over de aanwezigheid van zijn fleecedeken bij de brand, is niet aannemelijk geworden. Verdachte heeft uitsluitend vage verklaringen afgelegd over zijn bezoeken aan het park. Op vragen van de rechtbank wanneer, hoe vaak en met wie hij daar is geweest en wanneer hij zijn deken achter zou hebben gelaten, kon hij geen duidelijke antwoorden geven. De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde brandstichting bewezen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het gebruik van een brandversnellend middel. Uit het forensisch onderzoek is gebleken dat een dergelijk middel niet is aangetroffen en dat fleece op zichzelf een zeer brandbare stof is. De rechtbank is er daarom niet van overtuigd dat verdachte hiervan gebruik heeft gemaakt.
Bewijsoverwegingen feiten 2 en 3
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en de onder 3 tenlastegelegde bedreiging van [slachtoffer 2] bewezen.