In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een vordering tot schadevergoeding die is ingesteld door een naamloze vennootschap (hierna: eiseres) tegen een besloten vennootschap (hierna: gedaagde) naar aanleiding van een arbeidsongeval dat heeft plaatsgevonden op 18 juli 2016. Eiseres, als AVB-verzekeraar van het bedrijf waar het ongeval heeft plaatsgevonden, heeft een schadevergoeding van € 311.000 uitgekeerd aan de nabestaanden van de overleden werknemer, die tijdens het werken met een door gedaagde geleverde dubbele pennenbank is verongelukt. Eiseres stelt gedaagde aansprakelijk voor deze schade, omdat de machine volgens haar onveilig was.
De rechtbank heeft de vordering van eiseres afgewezen op grond van verjaring. De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een vordering tot schadevergoeding is verjaard, omdat de schade is ontstaan meer dan 20 jaar na de levering van de machine. Eiseres betoogde dat de verjaringstermijn opnieuw zou zijn begonnen te lopen na de schadevergoeding aan de nabestaanden, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres als gesubrogeerd verzekeraar ook de verweren van gedaagde tegen het oorspronkelijke bedrijf moet respecteren. Dit betekent dat als de vorderingen van het bedrijf op gedaagde al zijn verjaard, eiseres geen nieuwe vorderingen kan instellen.
Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat gedaagde een onderhoudsverplichting had, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een doorlopend onderhoudscontract en dat de verjaringstermijnen niet opnieuw zijn gestart. De rechtbank concludeert dat de schadeveroorzakende gebeurtenis de levering van de onveilige machine was en dat de vorderingen van eiseres daarom worden afgewezen. Eiseres wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 9.182,00.