ECLI:NL:RBMNE:2022:1483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 495
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor woningaanpassingen op grond van de Wmo

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 april 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die sinds 2019 volledig rolstoelgebonden is na een dwarslaesie door een auto-ongeluk. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor verhuiskosten en woningaanpassingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar deze aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld na een verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.

Tijdens de zitting op 4 april 2022 is verzoekster verschenen met haar maatschappelijk werker en cliëntondersteuner. De gemeente had eerder de aanvraag voor woningaanpassingen afgewezen, omdat verzoekster van een geschikte woning naar een ongeschikte woning was verhuisd. Verzoekster heeft betoogd dat de aanpassingen noodzakelijk zijn voor haar welzijn en dat de thuiszorg dreigt te stoppen zonder deze aanpassingen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een acuut en spoedeisend belang is, en dat de belangenafweging niet in haar voordeel uitvalt.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/495
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 april 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E. Chahid).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor verhuiskosten en voorzieningen voor woningaanpassing op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 7 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2022 via een online verbinding. Verzoekster is verschenen met de maatschappelijk werker van Revalidatiecentrum De Hoogstraat, [A] , en de cliëntondersteuner van Adviespunt Zorgbelang,
[B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten
1. Verzoekster heeft sinds 2019 een dwarslaesie als gevolg van een auto-ongeluk en is volledig rolstoel gebonden. Zij woonde met haar gezin in een woning in [plaats] . De gemeente Vijfheerenlanden heeft op grond van de Wmo gezorgd voor woningaanpassingen, omdat er geen voor verzoekster geschikte woning beschikbaar was. Gemeente Vijfheerenlanden heeft Oreon advies gevraagd over een aanvraag urgentieverklaring huisvesting van verzoekster. In het advies van Oreon van 18 februari 2021 vermeldt Oreon dat er sprake is van medisch psychische problematiek, gerelateerd aan de huidige woning, die verhuizing naar een andere woning op korte termijn noodzakelijk maakt ten behoeve van gezondheid en welzijn. De te stellen eisen aan de nieuwe woning zijn een rolstoel toe- en doorgankelijke beneden woning in [plaats] , bij voorkeur in Overvecht. Verzoekster is op
1 oktober 2021 verhuisd naar een reguliere benedenwoning in [plaats] . Zij heeft vervolgens aan verweerder een verhuiskostenvergoeding gevraagd en voorzieningen voor aanpassingen aan de woning.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de verhuiskosten en woningaanpassingen afgewezen worden. Volgens verweerder is verzoekster van een voor haar geschikte woning naar een ongeschikte woning verhuisd. Zij had kunnen reageren op rolstoel toe- en doorgankelijke woningen, maar heeft dit niet gedaan. Verweerder heeft verzoekster laten weten dat een woning waar bouwkundige aanpassingen aan gedaan moeten worden, niet passend is.
Het verzoek
3. Verzoekster wil dat verweerder woningaanpassingen uitvoert in de nieuwe woning in [plaats] . De oude aangepaste woning in [plaats] was niet geschikt voor haar nieuwe rolstoel. Ook heeft verzoekster altijd iemand in de nabijheid nodig. Dit was in [plaats] niet mogelijk, omdat zij daar geen familie in de buurt heeft wonen en de mantelzorg te veel is voor alleen haar gezin. De thuiszorg vindt de zorg met een passieve tillift te zwaar en dreigt te stoppen met het leveren van zorg. Verzoekster kan niet overstappen naar een andere thuiszorgorganisatie, omdat overal een cliëntenstop is of te weinig personeel. Ook moeten verzoekster en haar man van een WIA-uitkering leven. Tijdens de zitting heeft verzoekster aangevoerd dat zij een plafondlift wil hebben.
Spoedeisend belang
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet daarom eerst kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit gaat over de afwijzing van verhuiskosten en woningaanpassingen in de vorm van het toegankelijk maken van de woning, het verbreden van de deur naar de woonkamer en het creëren van een tweede natte cel inclusief toilet. Het eerst in het verzoek voorlopige voorziening gedane verzoek om een plafondlift valt buiten deze procedure.
7. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat de thuiszorg daadwerkelijk gaat stoppen met het leveren van zorg aan haar, zolang er geen woningaanpassingen gemaakt worden. Er is geen sprake van een acuut en spoedeisend belang. Evenmin is gebleken van een voor verzoekster zo zwaarwegend belang dat de behandeling van de bodemprocedure door haar niet zou kunnen worden afgewacht.
8. Het besluit is niet evident onrechtmatig en de belangenafweging rechtvaardigt geen toewijzing van het verzoek.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat het spoedeisend belang ontbreekt. Aan een inhoudelijke beoordeling van het besluit komt de voorzieningenrechter daarom niet meer toe.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 april 2022.
griffier
de voorzieningenrechter
is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.