ECLI:NL:RBMNE:2022:148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
21/101
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 januari 2022, in de zaak met nummer UTR 21/101, heeft de enkelvoudige kamer geoordeeld over een verzoek tot proceskostenvergoeding van verzoeker, die in een geschil met de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] betrokken was. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, waarbij de waarde voor het kalenderjaar 2020 aanvankelijk was vastgesteld op € 273.000,-. Na bezwaar van verzoeker werd deze waarde verlaagd naar € 217.000,-. Verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om vergoeding van proceskosten, waaronder porto- en kopieerkosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat, hoewel verzoeker door verweerder tegemoet was gekomen, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Dit kwam omdat de opgevoerde kosten, zoals porto- en kopieerkosten, niet onder de vergoedingsmogelijkheden van het Besluit proceskosten bestuursrecht vallen. De rechtbank benadrukte dat het Besluit een limitatieve opsomming geeft van vergoedbare kosten en dat de genoemde kosten daar niet onder vallen.

Daarnaast werd opgemerkt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden, wat reeds was toegezegd in een eerdere brief. De rechtbank heeft het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afgewezen, en de uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De rechter, mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de beslissing is wel aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/101

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: R. de Keijzer).

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende Zaken (Wet WZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] in [plaats] (de woning) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 273.000,-.
In de uitspraak op bezwaar van 7 december 2020 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
In de brief van 14 december 2021 heeft verweerder meegedeeld dat alsnog aan verzoeker wordt tegemoetgekomen. De waarde van de woning voor het belastingjaar 2020 wordt verlaagd naar € 217.000,-.
Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 23 december 2021 het beroep ingetrokken en heeft daarbij verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten als bedoel in artikel 8:75 van die wet.
3. Verweerder is aan verzoeker tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, omdat geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn opgevoerd. Verzoeker heeft op het formulier proceskosten verzocht om vergoeding van portokosten en kopieerkosten. Deze kosten kunnen niet op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor vergoeding in aanmerking komen. Het Besluit geeft een limitatieve opsomming van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Portokosten en kopieerkosten behoren daar niet toe.
5. Uit het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Bij brief van 14 december 2021 heeft verweerder reeds verklaard het door verzoeker betaalde griffierecht zal worden vergoed. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van I. Zallali, griffier. De beslissing is uitgesproken op 13 januari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.