ECLI:NL:RBMNE:2022:1479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
C/16/525298
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van stiefouderadoptie na erkenning in Suriname door niet-verwekker

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie en wijziging van het gezag over een minderjarige, geboren in Suriname. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], zijn gehuwd en hebben samen de zorg voor het minderjarige kind, dat door [verzoeker 2] is erkend. De biologische moeder, die in Suriname woont, heeft de Surinaamse nationaliteit en heeft geen contact meer met het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de verzoeken, aangezien de verzoekers en het kind hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van het kind is, omdat hij sinds zijn geboorte door de verzoekers wordt verzorgd en opgevoed. De moeder heeft ingestemd met de adoptie, en de Raad voor de Kinderbescherming heeft ook positief geadviseerd. De rechtbank heeft het gezamenlijk gezag beëindigd en het eenhoofdig gezag aan [verzoeker 2] toegewezen. De adoptie door [verzoeker 1] is uitgesproken, en de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelast om een latere vermelding van de adoptie aan de geboorteakte toe te voegen. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/525298 / FO RK 21-770 (stiefouderadoptie en gezag)
Beschikking van 21 april 2022
in de zaak van:
[verzoeker 1] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [verzoeker 1] ,
advocaat mr. M.T.N. Whiterod,
en
[verzoeker 2],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen [verzoeker 2] ,
advocaat mr. M.T.N. Whiterod,
tegen
[A] ,
wonende in [woonplaats 2] , Suriname,
hierna te noemen de moeder,
met als belanghebbende
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
van de gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen de ABS.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 20 juli 2021;
  • de brief van de ABS van 7 oktober 2021 met bijlage;
  • het F-formulier van verzoekers van 4 november 2021 met bijlagen;
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 24 januari 2022 met bijlagen;
  • het e-mailbericht van verzoekers van 23 maart 2022 met bijlage.
1.2.
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling gehouden op 23 maart 2022. Hierbij waren aanwezig:
  • [verzoeker 2] en [verzoeker 1] , bijgestaan door mr. M.T.N. Whiterod (die via Teams bij de zitting aanwezig was);
  • mevrouw [B] namens de Raad.
De ABS is niet verschenen op de zitting.

2.De feiten

2.1.
Het minderjarige kind van de moeder is:
-
[minderjarige], geboren op [2019] in [geboorteplaats] , Suriname.
2.2.
De biologische vader van [minderjarige (voornaam)] is onbekend.
2.3.
[verzoeker 2] heeft [minderjarige (voornaam)] voor de geboorte erkend op [2019] .
2.4.
De moeder en [verzoeker 2] oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige (voornaam)] , sinds een aantekening in het gezagsregister in Suriname
2.5.
[verzoeker 2] en [verzoeker 1] zijn met elkaar gehuwd op [2002] in [plaatsnaam] .
2.6.
[minderjarige (voornaam)] wordt sinds de geboorte verzorgd en opgevoed door [verzoeker 2] en [verzoeker 1] samen.
2.7.
De moeder heeft de Surinaamse nationaliteit. [verzoeker 2] en [verzoeker 1] hebben de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige (voornaam)] heeft zowel de Surinaamse als de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
[verzoeker 2] en [verzoeker 1] verzoeken de rechtbank:
I. [verzoeker 2] te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
II.
primair:de adoptie uit te spreken van [minderjarige (voornaam)] door [verzoeker 1] al dan niet onder de opschortende voorwaarde dat [verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag wordt belast;
subsidiair:het verzoek tot adoptie aan te houden totdat de beschikking met betrekking tot het eenhoofdig gezag in kracht van gewijsde is gegaan en vervolgens de adoptie uit te spreken, alsmede de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] te gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
III. voor recht te verklaren dat de ouders vanaf het moment dat genoemde adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, zij gezamenlijk het ouderlijk gezag met betrekking tot [minderjarige (voornaam)] zullen uitoefenen, alsmede een afschrift van de beschikking naar het gezagsregister te sturen om daarin aantekening te doen van het gezamenlijk ouderlijk gezag.
3.2.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

Bevoegdheid rechtbank en toepasselijk recht
4.1.
De moeder heeft niet de Nederlandse nationaliteit. Daarom moet de rechtbank eerst beoordelen of de Nederlandse rechter wel bevoegd is om te beslissen op de verzoeken. Ook moet de rechtbank beoordelen van welk land de rechtsregels worden toegepast.
4.2.
De Nederlandse rechter is bevoegd om de verzoeken te beoordelen omdat verzoekers en [minderjarige (voornaam)] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. [1]
4.3.
Op het verzoek om de adoptie uit te spreken is Nederlands recht van toepassing. [2] Op de toestemming van de biologische moeder is ook Nederlands recht van toepassing, gelet op de nationaliteit van [minderjarige (voornaam)] [3] en op de verzoeken ten aanzien van het gezag is Nederlands recht van toepassing omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] in Nederland is. [4]
Eenhoofdig gezag
4.4.
De rechtbank zal het gezamenlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] beëindigen en bepalen dat alleen het gezag alleen aan [verzoeker 2] toekomt. Dit betekent dat [verzoeker 2] tot aan het in kracht van gewijsde gaan van de hierna te bespreken adoptiebeslissing alleen de beslissingen over [minderjarige (voornaam)] mag nemen.
4.5.
De aantekening in het gezagsregister in Suriname is in Nederland erkend. De rechtbank is van oordeel dat in deze situatie artikel 1:253n BW van overeenkomstige toepassing is. Sinds de aantekening in het gezagsregister zijn de omstandigheden gewijzigd. Vanaf kort na de geboorte van [minderjarige (voornaam)] is de moeder namelijk niet meer betrokken geweest bij zijn verzorging en opvoeding. [minderjarige (voornaam)] wordt door [verzoeker 2] en [verzoeker 1] samen verzorgd en opgevoed. Anders dan in eerste instantie een mogelijkheid was, wenst de moeder geen ouderrol meer te vervullen en het contact tussen de moeder en [verzoeker 2] verloopt moeizaam. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker 2] en de moeder niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen over [minderjarige (voornaam)] en dat wijziging van het gezag in zijn belang noodzakelijk is.
Adoptie
4.6.
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie van [minderjarige (voornaam)] door [verzoeker 1] toewijzen en hierna uitleggen waarom.
4.7.
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW. De rechtbank is van oordeel dat hieraan is voldaan. De moeder heeft niet meer het gezag over [minderjarige (voornaam)] . Volgens de rechtbank is de adoptie in het belang van [minderjarige (voornaam)] , want hij wordt sinds zijn geboorte door [verzoeker 2] en [verzoeker 1] samen verzorgd en opgevoed. De moeder stemt in met de adoptie en ook de Raad vindt de adoptie in het belang van [minderjarige (voornaam)] . Daarnaast stelt de rechtbank vast dat [minderjarige (voornaam)] niets meer van de moeder te verwachten heeft als ouder. [minderjarige (voornaam)] heeft sinds de geboorte geen contact meer gehad met de moeder. Zij wenst geen ouderrol te vervullen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is voldaan aan de voorwaarden die in de artikelen 1:227 en 1:228 BW voor adoptie zijn gesteld.
Gezamenlijk gezag
4.8.
Na de adoptie gaan [verzoeker 2] en [verzoeker 1] samen het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] uitoefenen. [5] Dit volgt uit de wet. De rechtbank hoeft hierover dan ook geen beslissing te nemen en wijst dit verzoek af.
Overige verzoeken
4.9.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zal een latere vermelding betreffende de adoptie toevoegen aan de geboorteakte van [minderjarige (voornaam)] . [6] De griffier zal een aantekening in het gezagsregister plaatsen betreffende de adoptie. [7] De rechtbank hoeft hierover geen beslissing te nemen, omdat dit al uit de wet volgt. Daarom zal de rechtbank de overige verzoeken afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag over
[minderjarige]en bepaalt dat voortaan het gezag aan
[verzoeker 2]alleen toekomt,
5.2.
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het mannelijke geslacht:
[minderjarige], geboren op [2019] in [geboorteplaats] , Suriname,
door:
[verzoeker 1], geboren op [1971] in [geboorteplaats] , Suriname,
en gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
5.3.
verklaart de beslissing onder punt 5.1 uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, in samenwerking met mr. H.E. Broersma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 8 van de Verordening Brussel IIbis
2.Artikel 10:105 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
3.Artikel 10:105 lid 2 BW
4.Artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996
5.Artikel 1:229 lid 4 BW
6.Artikel 1:20 lid 1, aanhef en onder sub a BW
7.Artikel 2 lid 1, aanhef en onder sub k, van het Besluit Gezagsregisters