4.3Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde
De rechtbank acht het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ onder het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken. Uit het dossier volgt wel dat aangever aanmerkelijk letsel (een kaakfractuur en een losse tand) heeft opgelopen, maar het dossier bevat onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel, zoals bedoeld in de wet.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Aangever [slachtoffer] heeft op 6 juli 2019 aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
Op 5 juli 2019 reed ik de [straatnaam] te [plaatsnaam] op. Op dat moment maakte een van de jongens een slaande beweging. Ik zag dat de jongen met een wit T-shirt zijn hand balde tot een vuist en vervolgens uithaalde richting mijn gezicht. Ik voelde dat deze stoot van zijn vuist op mijn linkerkaak terecht kwam waardoor ik direct daarna een flinke pijnscheut voelde. Waarna ik opnieuw klappen kreeg in mijn gezicht. Ik zag dat de jongen met een groenkleurig shirt mij meermaals met zijn vuist in mijn gezicht sloeg. Ik voelde dat mijn kaak beurs aanvoelde en spuugde bloed uit mijn mond.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 21 april 2021, blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor van getuige, zakelijk weergegeven het volgende verklaard:
V: Ik begrijp van de advocaat mr [.] dat je een verdachte wilt
noemen in een zaak van 2019. Een mishandeling gepleegd op de [straatnaam] te [plaatsnaam] .
Deze is gepleegd op vrijdag 5 juli 2019 tussen 23:45 uur en zaterdag 6 juli 2019 om
00:00 uur.
Jij bent zelf verdachte geweest in deze zaak maar wilde toen geen mede en/of
hoofdverdachte noemen.
V: Wie is volgens jou de dader in deze mishandelingszaak?
A: [verdachte] , het was een ex collega van mij.
A: Ik weet dat de hele hectiek deze avond was omdat hij een conflict heeft gezocht
met deze jongens op de scooter. Volgens mij heeft hij het slachtoffer van de scooter
af getrokken waarbij ook een telefoon is gevallen. Hij is het conflict met hun
aangegaan. Ik werd er pas later bij betrokken.
V: Heb jij gezien wat hij heeft gedaan?
A: Ik heb dit op de camerabeelden gezien. Toen ik erbij kwam met de rest was er al
reuring. [verdachte] had toen al ruzie met deze jongens. Er is wel naar elkaar geslagen.
Verdachte heeft
ter terechtzitting van 1 april 2022verklaard:
Ik was op 5 juli 2019 uitgegaan in [plaatsnaam] . Ik was daar onder andere met [medeverdachte] . Ik weet dat er een ruzie is geweest.
Uit het
proces-verbaal van verhoor getuige[getuige] van 6 juli 2019 volgt dat voornoemde getuige onder meer het volgende zakelijke weergegeven heeft verklaard:
Op 5 juli 2019 omstreeks 23.50 uur zat ik achterop de snorfiets bij [slachtoffer] . We reden in de richting van de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Daar zag ik twee mannen aan komen lopen.
Ik zag dat man 2 een klap in het gezicht van [slachtoffer] gaf met zijn rechterhand. Ik zag dat man 2 meerdere klappen gaf aan [slachtoffer] . Ik zag dat man 1 nog twee à drie vuistslagen gaf op het hoofd van [slachtoffer] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen staat vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ieder, op een openbare weg, meermalen het gezicht van aangever hebben geslagen/gestompt en dat aangever hierdoor letsel heeft opgelopen. Voldoende vast staat dat het door elk van de verdachten uitgeoefende geweld heeft bijgedragen aan dit letsel.
De verdediging heeft verweer gevoerd tegen het bestanddeel ‘in vereniging’. Er zou sprake zijn van twee aparte geweldsmomenten, waarvan het ene moment een handeling van verdachte betrof en het andere moment een handeling van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank verwerpt dit verweer, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte] verdachte is gaan ‘helpen’ bij het gevecht dat deze met aangever had. Van twee afzonderlijke geweldsmomenten, die geheel los van elkaar stonden, was dus geen sprake.
De rechtbank concludeert dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging in vereniging tegen een persoon met enig lichamelijk letsel ten gevolge.