ECLI:NL:RBMNE:2022:1469

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
16.066889.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige en kwetsbare jongeren door verdachte met een strafblad voor zedenfeiten

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met minderjarigen en kwetsbare jongeren. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het plegen van ontucht met de minderjarige [slachtoffer 1] in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2019, en van het dwingen van [slachtoffer 2] tot seksuele handelingen in de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 maart 2021. De rechtbank heeft meerdere zittingen gehouden, waarbij de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn positie en het vertrouwen van de slachtoffers heeft misbruikt door hen drugs aan te bieden en hen onderdak te verschaffen in ruil voor seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die de betrouwbaarheid van deze verklaringen betwistte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met een bijkomende maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking voor de duur van vijf jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.066889.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2021, 19 augustus 2021, 16 november 2021, 21 december 2021, 22 februari 2022 en 5 april 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T. de Heer, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] en zijn raadsman mr. J.A.P.F. Hoens naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2019 te Utrecht ontucht heeft gepleegd met de minderjarige [slachtoffer 1] ;
2
primair
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 maart 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder ook het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] ;
subsidiair
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 maart 2021 te Utrecht seksuele handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2] terwijl die [slachtoffer 2] niet goed in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde omdat de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) onvoldoende betrouwbaar zijn en er onvoldoende steunbewijs is.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde omdat de belastende verklaring die [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op 9 maart 2021 tegenover de politie heeft afgelegd niet voor bewijs kan worden gebruikt en er onvoldoende (steun)bewijs is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettelijke bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Ik, [slachtoffer 1] , geboren op [2003] [2] , doe aangifte van seksueel misbruik door een man van 60 jaar, [verdachte] , in zijn huis in [plaatsnaam] , van 14 jaar tot ik 17 jaar was. We zijn bij hem thuis gaan afspreken. Daar blowde ik veel. Als ik onder invloed was begon hij mij aan te raken, ook bij mijn geslachtsdeel. [3] Dat ontwikkelde zich naar aftrekken en pijpen. Ik zag wel in dat het niet helemaal oke was, maar ik kon wel blowen. Ik kon daar aankloppen gewoon om te chillen. Ik kon doen alsof ik thuis was. Het begon met voelen met mijn broek en onderbroek aan. Hij ging met zijn hand over mijn kruis. Toen zonder broek, met dezelfde bewegingen. En toen hetzelfde zonder onderbroek. Hij heeft me afgetrokken. Hij heeft zijn tijd genomen, er zit wel een half jaar tussen. De eerste keer was ik onder invloed, hij ging met zijn hand over mijn kruis. Ik dacht toen wel: Huh wat gebeurt hier. Maar ik kon niet helder nadenken, dus ik heb het over me heen laten komen. [4] We hadden contact via Whatsapp. [5] Hij vroeg of ik vanavond langs kwam, dat we een jointje gingen roken en dat er niemand was. Ik wist wel wat er ging gebeuren. Ik kon vaak meeblowen. Na seksuele contacten kreeg ik een grammetje. Ik kwam daar bijna 2 tot 3 keer per week. [6] Er kon weken geen seksueel contact zijn en soms een paar keer achter elkaar. Dat was heel willekeurig. Ik denk dat er een maandje of 2, 3 tussen heeft gezeten dat het van aftrekken is doorgegaan naar mij pijpen. [7] Hij stelde het voor. [8] Het was een proces om seksuele handelingen bij mij te kunnen verrichten. Het aanbieden van weed en het mee mogen blowen, dat hoorde allemaal bij dat proces. [9] Als ik twee of drie blowtjes op heb gaat het echt minder om grenzen aan te geven. Als hij seksuele handelingen bij me deed had ik er meestal twee op. [10] De seksuele handelingen hebben, over de gehele periode ongeveer 50 keer plaatsgevonden. Verspreid over 3 jaar. [11]
Verdachte, geboren op [1960] , wonend [adres] te [woonplaats] [12] ,
heeft tegenover de politie verklaard dat hij [slachtoffer 1] in de zomer van 2017 leerde kennen. [13]
Verdachte heeft op 5 april 2022 ter terechtzitting verklaard dat er in zijn huis wiet werd gerookt en dat hij alleen met [slachtoffer 1] is geweest in zijn woning. [14]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [verdachte] weleens alleen met [slachtoffer 1] was. [15]
De vader van [slachtoffer 1] heeft tegenover de politie als volgt verklaard:
“ [slachtoffer 1] blowt verschrikkelijk veel. [16] Ik zag die naam [verdachte] vaak in [slachtoffer 1] ’s telefoon staan en vroeg ernaar. Hij zei dat hij [verdachte] heeft ontmoet toen hij 14 jaar was. Uiteindelijk is [slachtoffer 1] bij [verdachte] thuis terecht gekomen. [slachtoffer 1] vond het fijn bij [verdachte] , want [verdachte] begreep hem en hij voelde zich bij hem op zijn gemak. Toen zei hij dat [verdachte] dingen bij hem deed. Aftrekken. Als [verdachte] wat bij hem deed kreeg hij sigaretten en joints van [verdachte] . [17] De reden dat hij naar [verdachte] toe blijft gaan is blowen, roken en doen wat hij wil. Hij blijft het over hand- en spandiensten hebben. Aftrekken bedoel ik ermee te zeggen. Ze hielden contact met elkaar via de telefoon. [18] Ik heb gekke berichten gelezen van [verdachte] in de telefoon van [slachtoffer 1] . Het bericht was in de strekking van: “wat krijg ik er voor terug”. [19] [slachtoffer 1] heeft tegen mij genoemd, dat [verdachte] hem ook gepijpt had. [20]
Een gezinswerker heeft tegenover de rechter-commissaris als volgt verklaard:

Hoe verliep het gesprek?
Wat hij gezegd heeft is dat hij zich liet pijpen door [verdachte] en dat hij daar geld, wiet of spullen voor kreeg.
Hoe zat [slachtoffer 1] daar?
Heel timide, beetje aangeslagen.
Wat vond u van de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] op dat moment?
Ik heb geen moment getwijfeld. [21]
De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (hierna: de LEBZ) heeft, op verzoek van de verdediging, gedragswetenschappelijk onderzoek verricht naar de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring en mogelijke beïnvloeding. De LEBZ heeft als volgt gerapporteerd:
“Het is zeer onwaarschijnlijk dat [slachtoffer 1] een verhaal met deze inhoud verzint, waarin hij zich zeer kwetsbaar opstelt voor een tienerjongen. De verklaring van [slachtoffer 1] bevat voor hemzelf beschamende details die hij gemakkelijk had kunnen weglaten. De LEBZ wil benadrukken dat het opstandige en leugenachtige gedrag van [slachtoffer 1] ook een gevolg kan zijn van het vermeend seksueel misbruik en dat het geen oorzaak hoeft te zijn voor het tot stand komen van zijn verklaring. De LEBZ ziet geen aanwijzingen dat derden [slachtoffer 1] zodanig hebben beïnvloed dat hij tot een leugenachtige verklaring is gekomen. [22]
Een hulpverlener heeft tegenover de rechter-commissaris als volgt verklaard:
“Ik kwam [slachtoffer 1] tegen bij [verdachte] thuis. Ik vond het zorgelijk. Het was onder schooltijd. Ik begreep dat hij daar vaker was onder schooltijd. Hij zat daar een flinke joint te roken. [23]
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft onder meer als volgt verklaard:
“ [slachtoffer 2] ken ik van de coffeeshop. Toen bleek dat hij een RM had. Het
liep niet lekker qua woonruimte en zijn vergoeding werd opgemaakt aan schulden.
Hij zat bij [instelling 1] en had een vaste casemanager. We hebben gesprekken gehad of er
andere woonruimte beschikbaar was. Dat was er niet. Hij is overgezet naar mijn eigen bewindvoerder. [24] Hij koos om bij mij te wonen. Hij had toen nog een RM en kreeg medicatie. De afbouw van medicatie is snel gegaan en de afsluiting van [instelling 2] volgde snel. In november 2020 kreeg hij een terugval. We zijn naar de huisarts gegaan en [instelling 3] is erbij betrokken. Ik had een speciale band met [slachtoffer 2] doordat ik zijn familie ken. [25] [slachtoffer 2] moeder heeft een beroerte gehad. [26]
[slachtoffer 2] sliep bij mij in bed. Ik heb een tweepersoonsbed. Daarna is de intimiteit gekomen. Voor ik het wist hadden wij ook wat samen. We hebben seks gehad. Dat is voor mij dat je elkaar geeft wat je elkaar geven wilt. [27]
[slachtoffer 2] heeft onder meer als volgt verklaard:
“Ik had psychoses, en psychotische gedachten, ik heb borderline en tourette, ik heb tikjes en stress. [28]
Sinds de zomer van 2019 woon ik bij [verdachte] . [verdachte] zei dat ik wel daar mocht logeren tot ik een huis had. [29] Ik gebruik 1 gram wiet per dag. Ik koop wiet en [verdachte] ook. [30] Ik heb weleens seksueel contact gehad met een man. Er werden elke keer dingen tegen mij gezegd, dat ik er toe werd aangezet. Ik zat stil en deed niet eens wat. Mijn broek werd uitgetrokken. Een man zou zoiets niet willen. Ik stond verstijfd. Om eerlijk te zijn is het [verdachte] . [31] Alleen pijpen. Ik keek niet. Hij pijpte mij rond de twintig keer. Ik wil zoiets niet. Hij zei dat als ik bleef dat ik een jointje kreeg. Het voelde onder dwang. Dat ik geen keus heb. Gewoon dwang. Er zit wat achter. [32] [verdachte] kan weten dat ik het niet wil omdat ik dat vaak genoeg tegen hem heb gezegd. Ik ben niet weggegaan omdat ik niet weet waar ik heen moet. [33] Ik heb nee gezegd. Elke keer aandringen. Dat ik anders nu moest weggaan. Ik ging niet weg want er werd me een jointje aangeboden. Behalve pijpen ging [verdachte] ook in mijn kont. Twee keer. Dat wou ik ook niet. [34] Ik heb [verdachte] twee keer gepijpt. [35] Ik slaap naast hem, op zijn bed. [36]
Een ambulant hulpverlener van [instelling 3] heeft onder meer het volgende verklaard:
“Via de moeder van [slachtoffer 2] hebben we haar zoon leren kennen. Ze vertelde dat haar zoon woonde bij [verdachte] . Ze vertelde dat [slachtoffer 2] [verdachte] heeft ontmoet in de coffeeshop en zo de vriendschap is ontstaan. [verdachte] heeft geprobeerd dingen te regelen voor in de zorg en begeleiding en heeft [slachtoffer 2] in huis genomen. Het onderbuik gevoel wat we hadden was: het klopt niet, [verdachte] heeft vast een andere intentie. Het voelde niet goed. Er is contact gelegd met [instelling 4] . We spraken onze vermoedens uit dat [slachtoffer 2] daar mogelijk zou wonen in ruil voor seks of seks tegen zijn zin zou doen. [slachtoffer 2] is een jongen met een rugzak en kwetsbaar. We hadden gehoord over [verdachte] , dat hij veroordeeld is voor seks met minderjarigen. [37] [slachtoffer 2] is gesloten, kwetsbaar, beïnvloedbaar, heeft een laag iq, begrijpt de dingen niet goed. De moeder van [slachtoffer 2] kan niet voor hem zorgen, zij heeft een hersenbloeding gehad en is lichamelijk en geestelijk gehandicapt. [38]
Een verbalisant heeft naar aanleiding van contact met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij [instelling 1] onder meer het volgende vermeld:
“Op mijn verzoek heeft hij de checklist verhoor kwetsbare getuigen ingevuld.
Hij schreef het volgende over [slachtoffer 2] :
- Psychotische kwetsbaarheid
- Afhankelijk van middelen (blowen) [39]
- Weigert medicatie
- Hij heeft een vrij hoog associatief brein, in het verleden met enige waanachtigheid
- Korte termijn geheugen is mogelijk door het gebruik van verdovende middelen aangetast
- Hij is slecht in plannen en structuren
- Hij heeft beperkt zelfinzicht in zijn eigen problematiek en/of beperkingen
- Er moet enigszins rekening gehouden worden met een afwijkende informatieverwerking. [40]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank constateert dat er in dit geval, zoals vaker in zedenzaken, naast de verklaringen van de slachtoffers en verdachte, geen directe getuigen zijn van het gestelde misbruik.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van de aangever onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige gestelde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daar staat echter tegenover dat - op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de omstandigheden van het concrete geval.
De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank neemt de hiervoor weergegeven verklaringen van [slachtoffer 1] als aangever en [slachtoffer 2] als getuige als uitgangspunt. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen voldoende gedetailleerd en consistent zijn over de seksuele handelingen die verdachte heeft verricht en de omstandigheden waaronder die handelingen zijn verricht, om van de betrouwbaarheid van de verklaringen te kunnen uitgaan.
Verweren ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 1]
De raadsman heeft erop gewezen dat de door [slachtoffer 1] geschetste tijdlijn van ‘wat vanaf wanneer’ is gebeurd niet exact lijkt te kloppen, maar de rechtbank hecht daaraan, evenals de Landelijke Expertisegroep Bijzonere Zedenzaken (LEBZ), die over de aangifte van [slachtoffer 1] heeft gerapporteerd, gelet op de leeftijd van aangever en de ‘normale’ onnauwkeurigheden in het geheugen, geen doorslaggevende betekenis.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] betwist op grond van de karakterbeschrijving van [slachtoffer 1] door zijn vader en de gezinswerker [getuige 1] , maar de rechtbank komt tot een ander oordeel. De rechtbank stelt voorop dat het niet gaat om de betrouwbaarheid van [slachtoffer 1] als zodanig, maar om de betrouwbaarheid van de door hem afgelegde verklaring. De LEBZ is na gedragskundig onderzoek tot de conclusie gekomen dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en dat er geen aanwijzingen zijn voor beïnvloeding. Bovendien heeft de gezinswerker aangegeven dat zij geen moment twijfelde aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] over het misbruik. Ten slotte zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] niet tegenstrijdig over het moment van de dag waarop hij (niet) bij verdachte in huis is geweest, nu hij tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat dit ervan afhing of hij bij zijn vader of bij zijn moeder verbleef.
De raadsman heeft gewezen op de verschillen in de weergave van aangever en zijn vader van het eerste (zogenoemde ‘disclosure’) gesprek over het misbruik, maar de rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen op hoofdlijnen in voldoende mate overeenkomen om van de betrouwbaarheid te kunnen uitgaan.
Verweren ten aanzien van de verklaringen van [slachtoffer 2]
De raadsman heeft erop gewezen dat [slachtoffer 2] geen aangifte heeft gedaan en dat hij bij zijn verhoor op 15 maart 2022 bij de rechter-commissaris is terug gekomen op de verklaring die hij op 9 maart 2021 bij de rechercheurs heeft afgelegd.
De rechtbank ziet aanleiding om de verklaring die [slachtoffer 2] als getuige op 9 maart 2021 heeft afgelegd als uitgangspunt te nemen bij de beoordeling. Immers, [slachtoffer 2] verbleef op het moment van het verhoor bij de rechter-commissaris in de woning van verdachte en had er belang bij dat voort te kunnen zetten. Ook onderhielden verdachte en [slachtoffer 2] dagelijks contact tijdens de detentie van verdachte. Verder stellen [slachtoffer 2] en verdachte zich inmiddels op het(zelfde) standpunt dat de seksuele handelingen die tussen hen hebben plaats gevonden privé zijn, en dat daarover niet wordt verklaard. Gelet op het voorgaande, in het licht van hetgeen bij de bewijsmiddelen is weergegeven over de kwetsbare omstandigheden van [slachtoffer 2] , gaat de rechtbank voorbij aan diens wens om terug te komen op de eerder afgelegde verklaring.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat de verklaring van 9 maart 2021 niet bruikbaar is voor bewijs omdat het verhoor is afgenomen door onbevoegde rechercheurs. De rechtbank verwerpt dit betoog omdat het verhoor is afgenomen door twee verbalisanten die werkzaam zijn op de afdeling Zeden van de politie en dat verbalisant [verbalisant] bevoegd zedenrechercheur is. Bovendien volgt uit het dossier dat deze verbalisant [verbalisant] opgeleid is als verhoorder kwetsbare getuigen (pag 116).
De raadsman heeft er tevens op gewezen dat de verklaring die [slachtoffer 2] op 9 maart 2021 heeft afgelegd is beïnvloed doordat hij wiet had gerookt, maar de rechtbank ziet daarin geen aanknopingspunt om aan de betrouwbaarheid van de verklaring te twijfelen.
De werkwijze van verdachte
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komt eenzelfde werkwijze van verdachte naar voren wat betreft het openstellen van zijn woning, het gebruik en aanbieden van wiet en het verrichtten van seksuele handelingen. Daarom versterken deze verklaringen elkaar. Verder is er steunbewijs voor de aanwezigheid van en het blowen door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning van verdachte en, ten aanzien van [slachtoffer 1] , het uitwisselen van berichten via de telefoon.
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] verklaren dat [verdachte] hen drugs geeft en dat hij, als ze onder invloed zijn, seksuele handelingen met ze verricht. Beiden zijn afhankelijk geraakt van verdachte. De 40 jaar oudere verdachte was op de hoogte van de zwakke plekken van beide slachtoffers en heeft hen (ook langdurig) onderdak geboden en voorzien van joints. Voor [slachtoffer 1] werd [verdachte] een vertrouwenspersoon, hij voelde zich ondankbaar als hij zou gaan klagen, omdat hij bij verdachte thuis steeds mocht blowen en chillen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het vonnis van 10 juli 2013 van deze rechtbank en het arrest van 31 januari 2014 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin verdachte is veroordeeld voor ontucht. Vermeld wordt dat verdachte, gebruik makend van het uit leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht, minderjarige en deels kwetsbare jongeren, door het aanbieden van softdrugs en onderdak heeft geprobeerd te brengen tot het verrichten van seksuele handelingen. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij ook in 2002 en in 1991 is veroordeeld voor zedenfeiten met minderjarigen. Hoewel dit geen recente veroordelingen zijn en de rechtbank de eerdere veroordelingen niet als bewijs gebruikt, versterkt het wel de overtuiging dat verdachte zich (opnieuw) heeft schuldig gemaakt aan zedenfeiten met jonge, kwetsbare jongens.
Ontucht
De seksuele handelingen die verdachte bij [slachtoffer 1] heeft verricht zijn, vanwege het grote leeftijdsverschil tussen hen beiden en de minderjarigheid van [slachtoffer 1] , als ‘ontucht’ aan te merken.
Dwang door andere feitelijkheden
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat sprake is geweest van dwang door verdachte. [slachtoffer 2] heeft laten merken dat hij niet gediend was van de seksuele handelingen door verdachte. Verdachte heeft zich daardoor niet laten weerhouden en heeft gedreigd dat [slachtoffer 2] de woning anders moest verlaten en heeft er tegenover gesteld dat [slachtoffer 2] wiet kreeg als beloning.
Hierbij is ook van betekenis dat er een groot leeftijdsverschil is tussen [slachtoffer 2] en verdachte, de omstandigheid dat de moeder van [slachtoffer 2] niet voor hem kan zorgen, [slachtoffer 2] geen ander verblijfsadres heeft en de overige kwetsbare omstandigheden van persoonlijke en psychische aard van [slachtoffer 2] , zoals weergegeven bij de bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 15 augustus 2017 tot en met 8 augustus 2019 te [plaatsnaam] ,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2003] , die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt,
buiten echt,
telkens een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
meermalen,
- het pijpen van die [slachtoffer 1] of
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en
- het betasten en aanraken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] op en onder
de kleding;
2
in de periode van 1 juni 2019 tot en met 8 maart 2021 te [plaatsnaam] ,
door andere feitelijkheden,
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte
meermalen,
- zijn, verdachtes, een lichaamsdeel of een voorwerp in de anus van
die [slachtoffer 2] gebracht en
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en gehouden
en
- die [slachtoffer 2] gepijpt en
- die [slachtoffer 2] afgetrokken en
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 2] betast en aangeraakt
en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en
- de broek van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij nu moest weggaan, als die [slachtoffer 2] het niet wilde
en dat die [slachtoffer 2] een jointje kreeg als hij bleef en
- die [slachtoffer 2] een joint heeft gegeven zodat die [slachtoffer 2] niet weg zou gaan
en
- misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] mede gelet op de
persoonlijke omstandigheden van die [slachtoffer 2] en
- een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer 2] heeft gehad
mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer 2] en
hij, verdachte, onderdak aan die [slachtoffer 2] verschafte en die [slachtoffer 2] bij hem, verdachte, mocht wonen en
- terwijl die [slachtoffer 2] 'nee' zei en zei dat hij het niet wilde voorbij is gegaan aan de
verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
2
verkrachting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een psychiatrisch rapport van 5 september 2021, uitgebracht door [A] , psychiater;
- een psychologisch rapport van 21 mei 2021, uitgebracht door [B] , gz-psycholoog.
Uit voornoemde rapporten volgt dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
-
een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- het opleggen van
de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel(GVM);
- het opleggen van
een locatie- en contactverbodmet [slachtoffer 1] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
Als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten wijst de raadsman erop dat de psychiater uitgaat van een laag recidiverisico. De raadsman heeft gepleit voor een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist en een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte is bereid mee te werken aan ambulante behandeling, aldus de raadsman
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van in totaal vier jaren schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarig slachtoffer dat bij hem over de vloer kwam, en seksuele handelingen onder dwang van een kwetsbaar slachtoffer dat onderdak bij hem had.
De rechtbank heeft er kennis van genomen dat verdachte veel heeft gedaan om [slachtoffer 2] te helpen, maar dat had niet gepaard mogen gaan met misbruik. De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil 40 jaar voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van de slachtoffers ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op hun ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Algemeen bekend is dat slachtoffers van ontucht in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van hetgeen hun is aangedaan. Bovendien veroorzaken dit soort delicten gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In dit geval is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen van ontucht met een minderjarige en verkrachting.
Het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor verkrachting is een gevangenisstraf van 24 maanden. De volgende strafvermeerderende factoren zijn in deze zaak van toepassing: de frequentie, de duur, de leeftijd van het slachtoffer, kwetsbaarheid van het slachtoffer, recidive en misbruik van overwicht en/of vertrouwen.
De rechtbank heeft geen LOVS-oriëntatiepunt voor ontucht met minderjarigen. Het Openbaar Ministerie gaat op grond van de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen bij een bewezenverklaring als in de onderhavige zaak uit van een gevangenisstraf van 12 tot 36 maanden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte (hierna: strafblad) van 3 maart 2022;
- de reclasseringsadviezen van 4 november 2021 en 13 januari 2022;
- een psychiatrisch rapport van 5 september 2021, uitgebracht door [A] , psychiater;
- een psychologisch rapport van 21 mei 2021, uitgebracht door [B] , gzpsycholoog.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte in het verleden herhaaldelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hoewel het geen recente veroordelingen betreft (uit 2014, 2002 en 1991) neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte vanwege de eerdere veroordelingen een gewaarschuwd man was. Het strafblad is daarom strafverzwarend.
In het reclasseringsadvies van 4 november 2021 wordt vermeld dat de volgende factoren delict gerelateerd zijn:
- Relatie met partner: verdachte zegt een relatie te ervaren met [slachtoffer 2] , met wie hij een samenwoning als geliefden nastreeft;
- Sociaal netwerk: verdachte heeft in zijn directe sociale omgeving contacten gelegd met (familie van potentiële) slachtoffers;
- Middelengebruik: er is een lichte stoornis in cannabisgebruik vastgesteld en er zijn aanwijzingen dat verdachte met de slachtoffers blowde en hen van drugs voorzag.
- Psychosociaal functioneren: verdachte heeft een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van pathologisch altruïsme en excessieve empathie;
- Houding: verdachte heeft een uitgebreid delictverleden, er is sprake van recidive.
De reclassering schat het risico op herhaling in als matig-hoog.
In het reclasseringsadvies van 13 januari 2022 staat dat, om de ingeschatte risico's in te perken en bij een eventuele onttrekking direct te kunnen reageren, uitvoering gegeven moet worden aan het plan van aanpak in het kader van een GVM met (ambulante) behandeling.
In de rapportages van de psychiater en de psycholoog (hierna: de deskundigen) wordt vermeld dat verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft.
De psychiater constateert bij verdachte pathologisch altruïsme en excessieve empathie.
De psycholoog komt tot een gebrekkige (seksuele) identiteitsontwikkeling en een lichte stoornis in cannabisgebruik. De psycholoog merkt op dat er door de gebrekkige (seksuele) identiteitsontwikkeling sprake is van deviante seksuele normen, verdachte is op dit vlak egocentrisch en gericht op eigen behoeftebevrediging. Er zijn cognitieve vervormingen ten aanzien van de seksualiteit met personen die in een kwetsbare positie verkeren en verdachte heeft nauwelijks probleembesef en –inzicht.
De deskundigen adviseren het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De deskundigen verschillen wat betreft de inschatting van het risico op herhaling: de psychiater gaat uit van een laag risico, maar de psycholoog van een matig-laag risico, maar als de beschermende factoren, waarvan er weinig zijn, ook in de beoordeling worden meegenomen, tot een hoog risico.
Beide deskundigen adviseren het opleggen van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel omdat voor beperking van het recidiverisico een langdurig en intensief extern toezicht nodig is.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich gedurende langere tijd heeft schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag bij een jong slachtoffer (onder de 16 jaar) en bij een kwetsbaar slachtoffer. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht en het in hem gestelde vertrouwen. Verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gevangenisstraf
De rechtbank komt op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden tot het oordeel dat
een gevangenisstraf van 4 (vier) jarenpassend en geboden is, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak het voorkomen van recidive van zwaarwegend belang is. De aard en duur van de strafbare gedragingen, die tegen meerdere slachtoffers zijn gericht, in combinatie met een (deels) ontkennende houding van de verdachte baren de rechtbank ernstig zorgen. De rechtbank is hierom van oordeel dat het vanuit veiligheidsoogpunt niet verantwoord is de verdachte na detentie zonder enig toezicht terug te laten keren in de maatschappij. Niet valt te overzien of, en zo ja in hoeverre, de toekomstige detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling voldoende waarborgen geven om eventuele toekomstige risico’s te ondervangen. Om dit te kunnen bewerkstelligen, kan een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, worden opgelegd. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na detentie aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, opdat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is voldaan. Het opleggen van de maatregel is noodzakelijk ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (artikel 38z, eerste lid aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht). En aan de maatregel liggen recente en onderbouwde reclasseringsadviezen ten grondslag.
De vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte:
- zich onthoudt van direct en indirect contact met [slachtoffer 1] .
De rechtbank legt hieraan ten grondslag dat het in belang van het slachtoffer is dat verdachte hem met rust laat.
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 5 jaren.
Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal iedere keer vervangende hechtenis voor de duur van 1 week worden opgelegd.
De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Afwijking van de eis van de officier van justitie
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel, G2779002, Wit, merk: Samsung;
- 1 STK Telefoontoestel, G2777555, grijs, merk: Samsung;
- 1 STK Telefoontoestel, [.] , zwart, merk: Iphone;
- 1 STK Telefoontoestel, [.] , zwart, merk: Samsung;
- 1 STK Computer, [.] , lenovo,
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 32.175,-. Dit bedrag bestaat uit € 22.175,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de materiële schade is verwezen naar de Letselschade Richtlijn studievertraging. Voor wat betreft de vergoeding van de immateriële schade is verwezen naar categorie 3 en categorie 4 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. De raadsman heeft ter zitting tevens verzocht om vergoeding van € 25.000,- aan toekomstige kosten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade dient te worden vergoed voor zover het betreft de kosten van het niet behalen van het havodiploma (€ 17.175,-). Het verzoek tot vergoeding van de kosten van de aan het examen voorafgaande schooljaren is niet-ontvankelijk. Hoewel in die periode sprake is geweest van misbruik heeft dit niet tot studievertraging geleid. De impact van het misbruik op het welzijn van [slachtoffer 1] dient te worden verdisconteerd in de vergoeding van immateriële schade van € 10.000,-.
De vergoeding van € 25.000,- voor toekomstige kosten is niet-ontvankelijk.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk is vanwege vrijspraak.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering tot vergoeding van de materiële schade, voor zover die betrekking heeft op het niet behalen van het havodiploma en de studievertraging in de daaraan voorafgaande schooljaren, is niet-ontvankelijk omdat niet is vast te stellen dat sprake is van een rechtstreeks verband met het door verdachte gepleegde strafbare feit, mede gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de benadeelde partij. Het verzoek tot vergoeding van € 25.000,- aan toekomstige kosten is niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
De immateriële schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank stelt deze schade, conform categorie 3 van de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven, vast op € 5.000,-.
De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 5.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 242 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde
bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde
strafbaaren kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte
strafbaar;
Oplegging straf en maatregelen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
De vrijheidsbeperkende maatregel
-legt aan verdachte op
de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van 5 jaren en
- beveelt dat verdachte
 zich onthoudt van contact met [slachtoffer 1] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door 1 week hechtenis;
- de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Telefoontoestel, G2779002, Wit, merk: Samsung;
  • 1 STK Telefoontoestel, G2777555, grijs, merk: Samsung;
  • 1 STK Telefoontoestel, [.] , zwart, merk: Iphone;
  • 1 STK Telefoontoestel, [.] , zwart, merk: Samsung;
  • 1 STK Computer, [.] , lenovo.
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. S.C.M. de Bont, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 augustus 2017 tot
en met 8 augustus 2019 te Utrecht,
met [slachtoffer 1] , geboren op [2003] , die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt,
buiten echt,
(telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
meermalen, in elk geval eenmaal
- het pijpen van die [slachtoffer 1] en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer 1] en/of
- het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 1] (op en/of onder
de kleding) en/of
- het betasten en/of aanraken van het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
( art 247 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met
8 maart 2021 te Utrecht,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en),
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft verdachte
(telkens) meermalen, in elk geval eenmaal
- zijn, verdachtes, penis en/of een lichaamsdeel en/of een voorwerp in de anus van
die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of gehouden
en/of bewogen en/of
- die [slachtoffer 2] gepijpt en/of
- die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
- het geslachtsdeel van die [slachtoffer 2] betast en/of aangeraakt (op en/of onder de
kleding),
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- deze handelingen onverhoeds heeft uitgevoerd en/of
- de broek en/of kleding van die [slachtoffer 2] heeft uitgetrokken en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij nu moest weggaan, als die [slachtoffer 2] het niet wilde
en/of als het niet kon en/of dat die [slachtoffer 2] een jointje kreeg als hij bleef en/of
- die [slachtoffer 2] een joint heeft aangeboden/gegeven (zodat die [slachtoffer 2] niet weg zou gaan)
en/of
- misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van die [slachtoffer 2] (mede gelet op de
persoonlijke omstandigheden van die [slachtoffer 2] ) en/of
- een psychisch en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op
die [slachtoffer 2] heeft gehad (mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en
die [slachtoffer 2] en/of hij, verdachte, onderdak en/of woonruimte aan die [slachtoffer 2] verschafte
en/of die [slachtoffer 2] bij hem, verdachte, woonde/mocht wonen) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] 'nee' zei en/of zei dat hij het niet wilde) voorbij is gegaan aan de
verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of
- een situatie heeft doen ontstaan waar aan die [slachtoffer 2] zich niet kon onttrekken;
( art 242 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met
8 maart 2021 te Utrecht,
met [slachtoffer 2] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens
leed dat die [slachtoffer 2] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of
kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
meermalen, in elk geval eenmaal
- het duwen/brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis en/of
een (ander) lichaamsdeel en/of een voorwerp in de anus van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen/brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis in de
mond van die [slachtoffer 2] en/of
- het pijpen van die [slachtoffer 2] en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer 2] en/of
- het betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer 2] (op en/of onder
de kleding);
( art 243 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het onderzoek [..] van 2 maart 2021, genummerd 2020402465, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 252. Het dossier is niet op een bruikbare wijze doorgenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 1
3.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 3
4.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 4
5.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 5
6.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 6
7.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 7
8.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 8
9.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 10
10.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 11
11.een proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2021, genummerd PL0900-2020402465-3, blad 13
12.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 1
13.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 5
14.een proces-verbaal van de terechtzitting van 5 april 2022
15.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 17
16.een proces-verbaal van verhoor op 10 februari 2021 van [E] , pagina 3
17.een proces-verbaal van verhoor op 10 februari 2021 van [E] , pagina 4
18.een proces-verbaal van verhoor op 10 februari 2021 van [E] , pagina 7
19.een proces-verbaal bevindingen aanvullende verklaring op 12 februari 2021 van [E] , pagina 1
20.een proces-verbaal bevindingen aanvullende verklaring op 12 februari 2021 van [E] , pagina 2
21.een proces-verbaal van verhoor op 1 november 2021 van getuige [getuige 1] , pagina 4
22.een geschrift, te weten een rapportsage van de LEBZ van 16 juli 2021, pagina 13
23.een proces-verbaal van verhoor op 1 november 2021 van getuige [getuige 2] , pagina 4
24.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 12
25.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 13
26.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 7
27.een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2021, pagina 16
28.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 2
29.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 4
30.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 6
31.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 8
32.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 9
33.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 10
34.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 11
35.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 12
36.een proces-verbaal van verhoor op 9 maart 2021 van [slachtoffer 2] , pagina 16
37.een proces-verbaal van bevindingen van een telefonisch gesprek met [C] op 15 februari 2021, pagina 1
38.een proces-verbaal van bevindingen van een telefonisch gesprek met [C] op 15 februari 2021, pagina 2
39.een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2021 van contact met [D] , pagina 1
40.een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2021 van contact met [D] , pagina 2