ECLI:NL:RBMNE:2022:1462

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
21/3622
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de zichtbaarheid van de gehandicaptenparkeerkaart

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. Eiseres, die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart, had op 10 april 2021 haar auto geparkeerd op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was. De naheffingsaanslag van € 68,23 werd opgelegd omdat de parkeerkaart niet zichtbaar was voor controle. Eiseres stelde dat de kaart door een windvlaag van het dashboard was gewaaid en dat zij niet op de hoogte was van een nieuwe regeling die zou leiden tot kwijtschelding van de naheffingsaanslag.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 3 februari 2022, waarbij eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de gehandicaptenparkeerkaart niet zichtbaar was achter de voorruit van het voertuig, wat in strijd was met de voorwaarden van de vergunning. De rechtbank kon niet volgen dat de omstandigheden rondom de windvlaag een rol zouden moeten spelen in de beoordeling van de naheffingsaanslag, aangezien dit in de risicosfeer van eiseres ligt. Bovendien werd er geen bewijs geleverd van de nieuwe regeling die eiseres aanhaalde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres geen recht had op proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: T. Klinkhamer).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 10 april 2021 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van in totaal € 68,23 (€ 2,73 kosten parkeerbelasting en € 65,50 naheffingskosten).
In de uitspraak op bezwaar van 23 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2022 op een online zitting behandeld. Eiseres was daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat zijn de feiten?
1.1.
Eiseres stond met haar auto met het kenteken [kenteken] (de auto) op 10 april 2021 rond 16:08 uur geparkeerd aan de [locatie] in Almere. Niet in geschil is dat op deze locatie op het hiervoor genoemde tijdstip parkeerbelasting is verschuldigd.
1.2.
Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag opgelegd vanwege het parkeren op die plaats en dat tijdstip zonder een geldige parkeervergunning of een geldig parkeerkaartje.
Wat is het geschil?
2. Eiseres is het niet eens met de opgelegde naheffingsaanslag, omdat zij in het bezit is van een geldige invalidenparkeerkaart. Zij heeft de parkeerkaart ook op het dashboard neergelegd, maar hij is daar waarschijnlijk bij het verlaten van de auto door een windvlaag vanaf gegleden en tussen de bestuurdersstoel en het middelconsole beland. Eiseres benoemt daarnaast dat de regels recentelijk binnen de gemeente Almere zijn veranderd in een geval als het onderhavige waarbij de parkeerkaart is weggewaaid. Als achteraf kan worden aangetoond door de parkeerder dat de parkeerkaart is gekoppeld aan het kenteken, dan wordt de naheffing kwijtgescholden.
3. Verweerder stelt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. De parkeercontroleurs hebben geen parkeervergunning of (gehandicapten-)parkeerkaart aangetroffen in het voertuig. Dat er geen zichtbare gehandicaptenparkeerkaart aanwezig was blijkt ook uit de foto’s van de voorruit van het voertuig. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarden van de vergunning, namelijk dat de kaart tijdens het parkeren zichtbaar achter de voorruit aanwezig moet zijn. Verweerder weet ook niets af van de kwijtscheldingsregeling die eiseres noemt. De gehandicaptenkaarten voor bestuurders zijn bovendien niet aan een kenteken gekoppeld.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
4. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Eiseres is in het bezit van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders. Aan het gebruik van deze kaart zijn voorwaarden verbonden. Een van de voorwaarden is dat deze te allen tijde zichtbaar en leesbaar achter de voorruit moet worden geplaatst. Op de gehandicaptenkaart staat vermeld dat deze bij gebruik aan de voorzijde van het voertuig op een zodanige wijze moet worden aangebracht dat haar voorzijde duidelijk zichtbaar is voor controle. Uit de door verweerder overgelegde foto’s blijkt niet dat de gehandicaptenparkeerkaart zichtbaar achter de voorruit was geplaatst op het moment dat de naheffing is opgelegd. Eiseres heeft gelet hierop niet voldaan aan de voorwaarden waaronder zij met een gehandicaptenkaart is vrijgesteld van parkeerbelasting. Dat zoals eiseres aangeeft, zij er niets aan kon doen omdat de parkeerkaart vanwege een windvlaag niet meer zichtbaar was, kan niet meewegen bij de vraag of de naheffing terecht is opgelegd, omdat deze omstandigheid in de risicosfeer van eiseres ligt. Voor zover eiseres stelt dat de verweerder in haar geval conform de nieuwe regeling de naheffingsaanslag had moeten kwijtschelden, kan de rechtbank dit niet volgen. Eiseres biedt namelijk geen enkel aanknopingspunt waaruit blijkt dat sprake is van een nieuwe regeling. Verweerder was dan ook niet gehouden om de naheffingsaanslag kwijt te schelden.
Wat is de uitkomst?
5. Verweerder heeft de naheffingsaanslag terecht aan eiseres opgelegd. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat daarom geen aanleiding
.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.