Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het procesverloop
- de dagvaarding van 3 maart 2022 met producties 1 tot en met 23;
- de brief van 28 maart 2022 van [gedaagde] met de aankondiging van een vordering in
Rechtbank Midden-Nederland
Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad een mondelinge uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee broers over de verkoop van een gemeenschappelijk bedrijfspand. De eiser, bijgestaan door advocaat mr. I.J. Penning, vorderde dat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G. Boot, zou worden veroordeeld om de koopovereenkomst voor het pand te ondertekenen en mee te werken aan het notarieel transport. De gedaagde had eerder geweigerd de overeenkomst te ondertekenen, ondanks een eerdere rechterlijke uitspraak die hem daartoe verplichtte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde gehouden was om de overeenkomst te ondertekenen en medewerking te verlenen aan het transport, en dat het vonnis dezelfde kracht zou hebben als zijn handtekening indien hij niet binnen de gestelde termijn zou handelen. De vordering in reconventie van de gedaagde werd afgewezen, omdat deze niet op een juiste juridische grondslag berustte. De voorzieningenrechter benadrukte het spoedeisend belang van de zaak, gezien de langdurige conflicten tussen de partijen en de noodzaak om de verkoop van het pand te realiseren. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij de voorzieningenrechter rekening hield met de omstandigheden van de zaak.