ECLI:NL:RBMNE:2022:1427

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/822
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing bij niet-geactualiseerd bestemmingsplan en elektronisch raadpleegbaarheid na 10-jaarstermijn

In deze zaak hebben eisers op 27 februari 2020 aanvragen ingediend voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een corridor en het gebruik van een botenhuis. De heffingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht heeft legesaanslagen opgelegd voor deze aanvragen, die in totaal € 5.055,- bedragen. Eisers hebben bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of leges geheven mogen worden bij een niet-geactualiseerd bestemmingsplan dat pas na het verstrijken van de 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar is. De rechtbank oordeelt dat dit wel mag. De wetgeving, met name artikel 3.1a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), biedt ruimte voor verschillende interpretaties, maar de rechtbank concludeert dat de wetgever niet heeft bedoeld om de legesheffing te beperken tot plannen die vóór het verstrijken van de termijn elektronisch raadpleegbaar zijn.

De rechtbank wijst erop dat de actualiseringsplicht voor bestemmingsplannen niet is afgeschaft en dat gemeenten de mogelijkheid hebben om oudere plannen digitaal beschikbaar te stellen. Dit bevordert de dienstverlening aan burgers en bedrijven. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eisers niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De heffingsambtenaar hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.W. van der Hulst),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P van Asch).

Inleiding

1. Eisers hebben op 27 februari 2020 aanvragen om een omgevingsvergunning ingediend
voor de bouw van een corridor tussen hun recreatiewoning en het botenhuis, voor het gebruik van het botenhuis als keuken en voor het tijdelijk vergunnen van een reeds gebouwde terrasoverkapping, allemaal op het adres [adres] in Breukelen.
2. Bij drie afzonderlijke besluiten van 27 mei 2020 heeft de heffingsambtenaar
legesaanslagen aan eisers opgelegd voor het in behandeling nemen van de drie aanvragen. De hoogte van deze leges bedraagt totaal € 5.055,- (3 x € 1.685,-).
3. Bij besluit van 8 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft de heffingsambtenaar het
bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
4. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
5. De zaak is op 13 december 2021 behandeld op een zitting. Eisers en hun gemachtigde
waren daarbij aanwezig. De gemachtigde van de heffingsambtenaar was ook aanwezig.

Overwegingen

Standpunten van partijen
6. Eisers stellen dat de bevoegdheid om leges te heffen is komen te vervallen. Zij voeren
aan dat niet binnen tien jaar een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld en dat ook geen verlengingsbesluit is genomen. Uit artikel art 3.1, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) volgt dan dat er geen leges in rekening gebracht mogen worden. Artikel 3.1a van de Wro is volgens eisers niet van toepassing omdat het van toepassing zijnde bestemmingsplan ‘300 meter strook [locatie] ’ niet vóór het verstrijken van de 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar was.
7. De heffingsambtenaar stelt zich op standpunt dat uit de wet(sgeschiedenis) niet blijkt dat
het bestemmingsplan vóór het verstrijken van de 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar moet zijn. Volgens de heffingsambtenaar is hij bevoegd tot het heffen van leges omdat het bestemmingsplan op het moment van het indienen van de drie aanvragen om een omgevingsvergunning wél elektronisch raadpleegbaar was.
Toepasselijke regelgeving
8. Op grond van artikel 3.1, vierde lid, van de Wro vervalt de bevoegdheid tot het invorderen
van rechten terzake van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houden met het bestemmingsplan, als niet voor het verstrijken van de periode van tien jaar de gemeenteraad opnieuw een bestemmingsplan heeft vastgesteld of een verlengingsbesluit heeft genomen.
9. Met ingang van 1 juli 2018 is de Wet van 18 april 2018 tot wijziging van de Wet
ruimtelijke ordening en de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening [1] in werking getreden. Daarmee is artikel 3.1a aan de Wro toegevoegd. De wijzigingswet bevat geen overgangsrecht.
Artikel 3.1a van de Wro bepaalt dat artikel 3.1, tweede, vierde en vijfde lid, niet van toepassing is op bestemmingsplannen die elektronisch raadpleegbaar zijn.
Uitgangspunten bij de beoordeling
10. Vaststaat dat het bestemmingsplan ‘300 meter strook [locatie] ’ is vastgesteld op
22 december 2009. Dit bestemmingsplan is sindsdien niet geactualiseerd en er is ook geen verlengingsbesluit genomen. De drie aanvragen om een omgevingsvergunning zijn ingediend op 27 februari 2020 en zijn op of ná die datum in behandeling genomen. Op dat moment was de 10-jaarstermijn dus verstreken. Partijen zijn het er ook over eens dat het bestemmingsplan (pas) vanaf 7 februari 2020 via ruimtelijkeplannen.nl elektronisch raadpleegbaar was.
Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank moet in deze zaak de vraag beantwoorden of bij een niet geactualiseerd
bestemmingsplan leges mag worden geheven als dit plan pas na het verstrijken van de 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar is. De rechtbank is van oordeel dat dit mag en zij zal uitleggen waarom.
12. De rechtbank stelt vast dat op het moment van het indienen en in behandeling nemen van
de aanvragen om een omgevingsvergunning artikel 3.1a van de Wro in werking was. De rechtbank vindt net als eisers dat de tekst van dit artikel ruimte laat voor verschillende interpretaties. Uit de Memorie van Toelichting [2] leidt de rechtbank echter af dat het artikel ook geldt voor plannen die ná het einde van de 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar op ruimtelijkeplannen.nl zijn (gemaakt). De rechtbank wijst hiervoor op de tekst onder punt 4 ‘Reikwijdte van het wetsvoorstel’. Daaruit blijkt dat de actualiseringsplicht niet wordt afgeschaft voor álle bestemmingsplannen en beheersverordeningen maar, met het oog op de kenbaarheid van de geldende bestemmingsregeling voor burgers en bedrijven, wordt beperkt tot die plannen en verordeningen die elektronisch raadpleegbaar zijn. Vervolgens worden drie varianten van plannen genoemd waarvoor de actualiseringsplicht niet meer geldt. De derde variant betreft oudere plannen die nog niet zijn opgesteld volgens digitale standaarden, maar waarvan wel een ingescande versie beschikbaar is gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl (Planconour & PDF, ofwel PRPCP2008). De mogelijkheid om oudere plannen op deze wijze beschikbaar te stellen wordt gemeenten geboden sinds 2010. Daarmee wordt bevorderd dat ook oudere plannen digitaal raadpleegbaar zijn, in het kader van het streven naar een betere dienstverlening voor burgers en bedrijfsleven binnen de ruimtelijke ordening, zo zegt de Memorie van Toelichting. Het wetsvoorstel regelt dus dat gemeenten vooruitlopend op de Omgevingswet al eerder niet meer aan de actualiseringsplicht hoeven te voldoen als zij hun bestaande ruimtelijke plannen
alsnogin een goed raadpleegbare ingescande versie aanbieden op ruimtelijkeplannen.nl. Het woordje alsnog duidt er volgens de rechtbank op dat de wetgever aan het elektronisch raadpleegbaar zijn niet de 10-jaarstermijn heeft willen koppelen. Bovendien zou het onlogisch zijn dat de wetgever de zogenoemde legessanctie voor oudere plannen zou handhaven, terwijl diezelfde wetgever ervoor gekozen heeft om door het afschaffen van de actualiseringsplicht ruimte te bieden aan gemeenten om zich voor te bereiden op de Omgevingswet. Ook al staat dat er niet met zoveel woorden, kennelijk is bedoeld om de vervallen bevoegdheid weer te laten herleven. Het onderscheid maken tussen plannen die vóór en plannen die ná het einde van hun 10-jaarstermijn elektronisch raadpleegbaar zijn gemaakt past naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet bij de bedoeling van de wetgever. Consequentie van zo’n onderscheid is immers dat op basis van een groot aantal oudere plannen nooit meer leges zou kunnen worden geheven. Dat zou gemeenten er toe kunnen dwingen alsnog die plannen te gaan actualiseren wat, zoals hiervoor is weergegeven, juist niet wordt beoogd met deze wetswijziging.
13. Eisers hebben er nog op gewezen dat niet verwacht kan worden dat zij iedere
dag op ruimtelijkeplannen.nl checken of de gemeente toevallig een bestemmingsplan elektronisch raadpleegbaar heeft gemaakt. Ook dat is de rechtbank niet met eisers eens. Voor een aanvraag om een omgevingsvergunning geldt immers als hoofdregel dat getoetst wordt aan het op het moment van indienen van de aanvraag geldende bestemmingsplan. Dat dit bestemmingsplan op dat moment dan ook raadpleegbaar is en moet zijn op ruimtelijkeplannen.nl past juist bij een betere dienstverlening voor burgers en bedrijfsleven.
Conclusie
14. De beroepsgronden van eisers slagen niet. Dat betekent dat deze leges mochten worden
geheven.
15. Het beroep is ongegrond. De heffingsambtenaar hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Wet afschaffing actualiseringsplicht bestemmingsplannen en beheersverordeningen, Stb. 2018, 138.
2.Tweede Kamer, vergaderjaar 2016–2017, 34 666, nr. 3, p.3.