Overwegingen
8. Eiser heeft geen toestemming gegeven om dossierstukken die medische gegevens
bevatten aan de ex-werkgever te verstrekken. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering
van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken. Dit doet zij om te voorkomen dat
die gegevens via deze uitspraak alsnog bij de ex-werkgever bekend worden.
9. Uitgangspunt is dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren
op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser dan wel
aanvoeren en zo nodig aannemelijk maken dat de rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie of een rapport van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt, dus zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
10. De rechtbank is van oordeel dat het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep
aan de drie voorwaarden voldoet. Eiser heeft geen gronden aangevoerd over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De verzekeringsarts heeft eiser gezien en onderzocht en heeft informatie van de (vroegere) behandelaars van eiser bij de beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de bezwaargronden en de door eiser ingediende medische informatie, waaronder de brief van de huisarts van 22 maart 2021, beoordeeld en gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om af te wijken van het medische standpunt van de verzekeringsarts. De rapporten zijn ook voldoende begrijpelijk en bevatten geen tegenstrijdigheden.
11. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Hij wijst er op dat het dagverhaal zoals gebruikt voor het eerste besluit niet volledig was en dat de informatie van 22 maart 2021van de huisarts niet of onvoldoende is meegewogen. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat hij deels arbeidsgeschikt wordt bevonden. Verweerder heeft ten onrechte niet of onvoldoende meegewogen dat het re-integratietraject voor eiser al te belastend was. Volgens eiser zijn de klachten medisch objectiveerbaar vastgesteld. Hieruit volgt dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) moeten worden opgenomen. Verweerder erkent volgens eiser dat meer gemotiveerd had kunnen worden waarom de beperkingen afwijken van de ervaren klachten. Ook hieruit volgt dat er meer beperkingen zijn. Onbegrijpelijk vindt eiser ook dat zijn klachten zijn toegenomen maar dat de FML ten opzichte van 2014 juist minder beperkingen bevat. Ten onrechte heeft verweerder op een aantal items de beperking teruggebracht of geschrapt. Tot slot heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de diverse medicijnen die eiser gebruikt.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding voor twijfel aan het medisch
oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser stelt dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden, maar hoe hij zelf zijn klachten en beperkingen ervaart weegt niet zwaarder dan het deskundig oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De medische informatie die eiser heeft ingebracht was bekend en is meegenomen in de beoordeling van eisers medische situatie. Zonder inhoudelijk in te gaan op de klachten die eiser ervaart, overweegt de rechtbank dat het feit dat verweerders verzekeringsartsen deze klachten beschrijven in hun rapporten niet automatisch betekent dat het medisch objectiveerbare klachten zijn. Daarvoor is medische informatie nodig.
13 De verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de medische informatie van (vroegere) behandelaars en de huisarts onvoldoende aanleiding geeft om verdergaande beperkingen op te nemen dan al is gebeurd. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA uiteindelijk niet gaat om de vraag hoe ziek eiser is. Het gaat erom wat hij, ondanks zijn arbeidsbeperkingen, nog kan verdienen van het inkomen dat hij verdiende voordat hij ziek werd (het maatmaninkomen). Gelet op het aantal aangenomen beperkingen ontkent verweerder bovendien ook niet dat er wel degelijk wat met eiser aan de hand is. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd onderbouwd waarom geen verdergaande beperkingen in de FML worden aangenomen ten opzichte van de beperkingen die de primaire verzekeringsarts heeft aangenomen. Dit past namelijk niet bij het medisch beeld en het zou ook een anti-revaliderend effect hebben. Waarom de in deze zaak opgestelde FML op een aantal items een lichtere beperking kent dan de FML uit 2014 is eveneens gemotiveerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten aanzien van het medicijngebruik overweegt de rechtbank dat ook dit in de FML is betrokken doordat eiser aangewezen is op werk zonder verhoogd persoonlijk risico (niet op hoogtes of met gevaarlijke machines, niet beroepsmatig voertuigen besturen).
14. De rechtbank ziet gelet op wat hiervoor is overwogen geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Het verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige wordt daarom afgewezen.
15. De rechtbank constateert wel dat verweerder na het instellen van beroep nog één extra
beperking heeft aangebracht op de FML. Alhoewel eiser deze beperking niet in bezwaar heeft aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat de betreffende medische informatie bij verweerder bekend was toen hij het bestreden besluit nam. Dat betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is genomen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Nu verweerder, zoals hiervoor overwogen, alsnog de beperking heeft aangebracht, acht de rechtbank het niet zinvol om verweerder in de gelegenheid te stellen een nieuw besluit te nemen. Dat zou immers een onnodige herhaling van zetten opleveren. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om te beoordelen of met toepassing van artikel 8:72, derde lid en onder a, van de Awb, de rechtsgevolgen in stand kunnen worden gelaten. Om te zien of dat kan, zal de rechtbank de overige beroepsgronden van eiser beoordelen.
Arbeidskundige beoordeling
16 Eiser voert aan dat de geduide functies niet passend zijn. Per functie heeft eiser
gemotiveerd waarom deze zijn belastbaarheid overschrijdt.
17. De rechtbank stelt vast dat eiser vindt dat hij de geduide functies
om medische redenen niet kan verrichten. Aangezien de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd dat de medische beoordeling juist is, moet eiser de geduide functies kunnen uitoefenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport en bij de toelichting op de signaleringen in het Resultaat functiebeoordeling voldoende gemotiveerd onderbouwd waarom de geduide functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft over een aantal signaleringen bovendien nog over overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die nog een keer heeft bevestigd dat de functies geschikt zijn voor eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Zoals hiervoor is overwogen, is het beroep van eiser gegrond omdat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb is genomen. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Omdat de (andere) beroepsgronden van eiser niet slagen, laat de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat de hoogte van eisers WIA-uitkering vanaf 30 april 2019 niet wijzigt.
Griffierecht en proceskosten
19. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting) met een waarde per punt van € 759,-, met een wegingsfactor 1. Toegekend wordt dus € 1.518,-.