4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 6 ten laste gelegde poging tot woninginbraak in [plaatsnaam] . De rechtbank acht dit feit niet wettig en overtuigend te bewijzen en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting het ten laste gelegde feit ontkend. Er zijn enkele ‘stills’ van camerabeelden beschikbaar waarop een gedeelte van het gezicht, te weten de ogen, van een vermoedelijke dader zichtbaar is. Blijkens in het dossier opgenomen processen-verbaal hebben drie verbalisanten de persoon op deze beelden herkend als verdachte. De vraag is nu welke (bewijs)waarde de rechtbank toekent aan de gezichtsherkenningen die de verbalisanten hebben gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van deze herkenningen aan slechts een zeer beperkt deel van het gezicht niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de persoon op de afbeelding verdachte is. Andere bewijsmiddelen die op de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde kunnen duiden, ontbreken.
Alles afwegende komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan. Hij dient daarvan derhalve te worden vrijgesproken.
[A] doet namens [slachtoffer 1] aan de [adres] in [plaatsnaam] aangifte van inbraak op 20 november 2020 tussen 04.05 en 04.10 uur. De pui aan de voorzijde van de winkel lag naar binnen en er zat een groot gat in het raam.Weggenomen waren ongeveer 795 pakjes sigaretten met een waarde van ongeveer 8.745 euro.
Getuige [getuige 1] woont schuin boven de [slachtoffer 1] op de [straatnaam] in [plaatsnaam] . Hij hoorde in de nacht van 20 november 2020 harde bonken en zag enkele minuten daarna drie personen met bivakmutsen de [slachtoffer 1] uit rennen. Ze waren alle drie in het zwart gekleed en een van hen had een grote witte zak bij zich. De getuige omschrijft de witte zak als een zak zoals ook in de bouw wordt gebruikt om zand of iets dergelijks in te stoppen.
Getuige [getuige 1] heeft foto’s gemaakt van het voertuig en de personen.Op de foto’s is een zilverkleurig voertuig met een zwart dak te zien, mogelijk een panoramadak. Het voertuig betrof een grijze Audi sedan.Op de foto’s was een kenteken vaag leesbaar: [kenteken] .Twee van de drie personen droegen zwarte schoenen met witte zolen en beiden droegen een bovenstuk met twee kleurenvlakken met een soort lichte of reflecterende streep op buikhoogte; ogenschijnlijk een soort regenkleding.
Het kenteken [kenteken] wordt nagetrokken en blijkt te horen bij een Renault Lagunavan welke auto de beide kentekenplaten tussen 19 en 20 november 2020 in [plaatsnaam] waren gestolen.Dit kenteken is in die nacht gesignaleerd vanwege een inbraak een uur eerder in [plaatsnaam] .
[C] doet namens [..] [slachtoffer 2] in [plaatsnaam] , gemeente Waalwijk, aangifte van een poging tot inbraak op 20 november 2020 tussen 03.17 en 03.18 uur. De voordeur van het pand had schade en een ruit van deze deur was ingeslagen. Er was niets weggenomen.
Op camerabeelden van [slachtoffer 2] is te zien dat op 20 november 2020 om 03.17 uur een zilverkleurige Audi met kenteken [kenteken] aan komt rijden.De auto heeft een donkerkleurig panoramadak en donkere velgen.De bijrijder en de passagier op de achterbank stappen uit. Op hun hoofd is een zaklampje bevestigd. De bijrijder draagt een donkerkleurige bivakmuts, een donker regenpak, waarbij de regenjas een lichte (reflecterende) boord heeft over de borst en zwarte sneakers met een duidelijke dikke witte zool en donkerkleurige handschoenen. De tweede persoon die uitstapt, de passagier, draagt ook een donker regenpak met eenzelfde boord over de borst, een donkerkleurige muts, een donkerkleurig mondkapje en handschoenen. Op het moment dat deze twee personen de kofferbak openen, stapt de bestuurder uit. Hij draagt eenzelfde donkerkleurige regenjas, een donkere bivakmuts, witte sneakers en handschoenen. De bijrijder heeft dan een lange moker uit de kofferbak gehaald. Deze moker lijkt ongeveer 1 meter lang. De passagier haalt een grote witte zak uit de kofferbak. Dit lijkt een zak zoals gebruikt wordt in de bouw, voor zware voorwerpen.Op de zak staat de tekst “ [.] ”.De passagier pakt een tweede moker, van dezelfde afmetingen.De bijrijder slaat met een moker het glas van de voordeur in en de bijrijder en de bestuurder stappen naar binnen. De bestuurder draagt de grote witte zak bij zich. De derde persoon blijft buiten wachten. Nadat rook is ontstaan komen de twee personen naar buiten, leggen hun spullen in de kofferbak, stappen in en de auto rijdt weg.
Op camerabeelden van de [straatnaam] in [plaatsnaam] van 20 november 2020 om 01.21 uur is een personenauto van het merk Audi zichtbaar. Deze auto is grijs van kleur en heeft een opvallend zwart panoramadak. De auto stopt ter hoogte van perceel [.]en aan de passagierszijde stapt een man uit die het tuinpad van de woning aan de [adres] oploopt. Deze man draagt donkere kleding en donkerkleurige schoenen met een opvallend witte rand/zool.Op dit adres is woonachtig medeverdachte [medeverdachte 2] .Verbalisant [verbalisant 1] relateert: “
Gezien zijn postuur en het feit dat deze persoon richting het tuinpad van perceel [.] loopt, is het zeer aannemelijk dat [medeverdachte 2] diegene is die uit de Audi stapt en het tuinpad van zijn woning op loopt.”Op de beelden is te zien dat de grijze Audi aan de overkant van de weg parkeert. Er stappen twee personen uit en één van hen wordt herkend als verdachte. Verdachte droeg een donkere jas en donkerkleurige schoenen met een witte zool/rand.Om 01.27 uur is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] over zijn tuinpad loopt in de richting van verdachte en de derde persoon.De drie personen stappen in en de Audi rijdt weg.
In het dossier bevinden zich stills van camerabeelden die zijn gemaakt bij kelderboxen aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] .De berging [adres] is in gebruik bij verdachte.Op beelden van 20 november 2020 is verdachte te zien tussen 02.05 uur en 02.25 uur.Medeverdachte [medeverdachte 2] is in beeld om 02.24 uur.Om 02.25 uur verlaten drie personen met regenkleding (met reflecterende band) het complex. Eén van hen draagt een grote witte puinzak.Om 04.26 uur komen de drie personen terug en gaan het complex binnen. Zij zetten een grote witte puinzak neer, die gezien de vorm gevuld is met goederen. De puinzak wordt door twee personen tegelijk gedragen. Op de puinzak is de tekst “ [.] ” zichtbaar.Verdachte is tussen 04.26 uur en 05.46 uur meermalen in beeld.Medeverdachte [medeverdachte 2] is in beeld om 06.41 uur.
Op 21 november 2020 staat op de [straatnaam] in [plaatsnaam] ter hoogte van perceel [.] een grijze Audi met kenteken [kenteken] geparkeerd. Deze Audi heeft een opvallend zwart dak en donkere velgen.
Op 25 november 2020 wordt een zilverkleurige Audi met kentekenplaten [kenteken] aangetroffen en in beslag genomen in [plaatsnaam] .Deze kentekenplaten waren middels twee kabelbinders aan de originele kentekenplaten bevestigd. Het originele kenteken van de Audi is [kenteken] .In de kofferbak lagen twee voorhamers.Van beide hamers zag de hamerkop er gebruikt uit.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht aan de Audi met het kenteken [kenteken] en een bemonstering van het stuur onderworpen aan DNA-onderzoek.
Het resultaat van dit onderzoek is dat het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn van minimaal vier personen: van verdachte en minimaal drie onbekende personen. Voor deze bemonstering is de bewijskracht berekend. Het DNA-mengprofiel van deze bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
[D] doet namens de [slachtoffer 3] in [plaatsnaam] , gemeente Súdwest-Fryslân, aangifte van een inbraak op 21 november 2020 tussen 03.40 en 04.02 uur. Aangever hoorde omstreeks 03.40 uur gebonk en zag voor de [slachtoffer 3] een Audi staan en een aantal mannen die in de auto stapten en vol gas wegreden. In een etalageraam zat een groot gat.Weggenomen waren kledingstukken van de merken Stone Island en Canada Goose met een totale waarde van 8.200 euro.
Aangever [D] heeft opnamen gemaakt van de inbraak. Op de beelden is een lichtkleurige auto te zien, vermoedelijk een Audi A6.Verder zijn drie personen te zien in donkere kleding.Op een still van deze beelden is te zien dat de bedoelde Audi een donkerkleurig (panorama)dak heeft.
In het dossier bevinden zich stills van beelden afkomstig van camera’s in de [slachtoffer 3] die zijn gemaakt op 21 november 2020. Op deze beelden werd een systeemtijd weergegeven die een uur later betrof dan de werkelijke tijd. Bij de systeemtijd 04.44 parkeert een auto voor het pand.Vervolgens zijn drie daders zichtbaar. Zij dragen alle drie soortgelijke ‘regenkleding’ met reflectie rondom de borst. Een etalageruit wordt met kracht stukgeslagen en de daders 1 en 2 gaan via de kapotte ruit naar binnen.Dader 2 gaat met een ‘big-bag’ naar binnen; op deze zak is de tekst ‘ [.] ’ zichtbaar.
In het dossier bevinden zich stills van camerabeelden die zijn gemaakt bij kelderboxen aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] .De berging [adres] is in gebruik bij verdachte.Op beelden van 21 november 2020 is verdachte te zien tussen 01.16 uur en 01.50 uur.Medeverdachte [medeverdachte 2] is in beeld om 02.02 uur. Om 02.03 uur verlaten drie personen het complex. De voorste persoon heeft een grote witte puinzak in handen en draagt opvallende schoenenen de tweede en derde persoon dragen ieder een regenjas met reflecterende bies over de rug.Op de beelden nabij de kelderbox van verdachte is voorts een hengsel zichtbaar, welk hengsel lijkt op een hengsel van een puinzak zoals ook op beelden van 20 november 2020 bij de kelderboxen werd gezien. Voorts blijkt uit de beelden dat medeverdachte [medeverdachte 2] een voorwerp vasthoudt waarbij een blauwkleurig handvat zichtbaar is, mogelijk een handvat van een moker gezien de lengte van het handvat.
Aangever [D] verklaart dat op 14 november 2020 twee mannen bij hem in de winkel zijn geweest. De mannen zeiden amper iets, hebben niets gekocht en maakten een geschrokken reactie toen aangever hen groette.Bij vergelijking van de beelden van de twee mannen in de winkel op 14 november 2020en de beelden van de inbraak, viel aangever op dat een van de mannen in de winkel exact dezelfde schoenen droeg als een van de inbrekers.Op beelden gemaakt bij de kelderboxen is te zien dat van de drie personen die op 21 november 2020 om 02.03 uur het complex verlieten, te weten de voorste persoon (met de grote witte puinzak in handen) soortgelijke schoenen droeg.
Op de beelden van de twee mannen die op 14 november 2020 in de [slachtoffer 3] in [plaatsnaam] zijn geweest, herkent verbalisant [verbalisant 2] één van hen als medeverdachte [medeverdachte 1] .Verbalisant [verbalisant 3] herkent de twee mannen als de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op 21 november 2020 staat op de [straatnaam] in [plaatsnaam] ter hoogte van perceel [.] een grijze Audi met kenteken [kenteken] geparkeerd. Op dit adres is woonachtig medeverdachte [medeverdachte 2] .Deze Audi heeft een opvallend zwart dak en donkere velgen.
Op 25 november 2020 wordt een zilverkleurige Audi met kentekenplaten [kenteken] aangetroffen en in beslag genomen in [plaatsnaam] .Deze kentekenplaten waren middels twee kabelbinders aan de originele kentekenplaten bevestigd. Het originele kenteken van de Audi is [kenteken] .In de kofferbak lagen twee voorhamers, waarvan één met een blauw/grijs handvat.Van beide hamers zag de hamerkop er gebruikt uit.
Bij een vergelijking van het blauwkleurig handvat van het door medeverdachte [medeverdachte 2] op 21 november 2020 (blijkens beelden bij de kelderboxen) vastgehouden voorwerp met de steel van de in de kofferbak van de Audi aangetroffen voorhamer met blauw/grijs handvat, is de overeenkomst treffend.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht aan de Audi met het kenteken [kenteken] en bemonsteringen van het stuur en van de knop van de pook onderworpen aan DNA-onderzoek.
Het resultaat van dit onderzoek is dat:
- het DNA in de bemonstering van het stuur afkomstig kan zijn van minimaal vier personen: van verdachte en minimaal drie onbekende personen. Voor deze bemonstering is de bewijskracht berekend. Het DNA-mengprofiel van deze bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen;
- het DNA in de bemonstering van de knop van de pook afkomstig kan zijn van minimaal drie personen. Een relatief grote hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit betreft een afgeleid DNA-profiel van één persoon. Voor dit DNA-profiel is vastgesteld dat wanneer het DNA-profiel van een persoon hiermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is: het afgeleide DNA-hoofdprofiel van deze bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van medeverdachte [medeverdachte 1] , dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
Bij een doorzoeking ter inbeslagname op 28 april 2021 in de woning van medeverdachte [medeverdachte 2] aan de [adres] in [plaatsnaam] is een kledinglabel inbeslaggenomen.Aan aangever [D] is gevraagd of dit label van het merk Stone Island afkomstig zou kunnen zijn uit de [slachtoffer 3] . [D] verklaart: “
Wij hebben via het certilogo wat op het label staat kunnen achterhalen aan wie dit label is geleverd. Het label blijkt aan ons geleverd te zijn. Het kan niet anders zijn dan dat dit label uit onze winkel komt en dat de jas uit onze winkel gestolen is. Ik heb hiervan aangifte gedaan.”
[F] doet namens kledingwinkel [slachtoffer 4] aan de [adres] in [plaatsnaam] aangifte van een inbraak op 25 november 2020 om 03.53 uur. Op voornoemde datum en tijdstip werd aangever gebeld in verband met een inbraakalarm. Ter plaatse zag hij dat een winkelruit helemaal kapot was geslagen. Vermist worden kledingstukken van de merken Stone Island en Jacob Cohen. Weggenomen jassen van het merk Lyle&Scott zijn buiten voor de ingang aangetroffen.
Getuige [getuige 2] werd op 25 november 2020 omstreeks 03.50 uur wakker van glasgerinkel. Zij ziet dat bij [slachtoffer 4] werd ingebroken door drie mannen. De mannen droegen regenpakken en een van hen liep met een moker.Ook uit beelden van de kledingwinkel blijkt dat drie mannen de winkel zijn binnengegaan.
Op beelden gemaakt door getuige [getuige 3] is te zien dat twee mannen in de winkel een grote witte tas, een zogenaamde bigbag, naar de ingeslagen ruit brachten en deze tas met behulp van een derde man naar buiten trokken.Deze getuige verklaart dat de drie personen in het zwart gekleed waren en bivakmutsen droegen.
Ook getuige [getuige 4] werd wakker van glasgerinkel. Zij heeft zicht op kledingwinkel [slachtoffer 4] en zij zag de neus van een grijze Audi.
Op 21 november 2020 staat op de [straatnaam] in [plaatsnaam] ter hoogte van perceel [.] een grijze Audi met kenteken [kenteken] geparkeerd. Deze Audi heeft een opvallend zwart dak en donkere velgen.Om dit voertuig te kunnen controleren als het aan het rijden is, wordt het voorzien van een technisch hulpmiddel.
Medeverdachte [medeverdachte 2] woont op het adres [adres] in [plaatsnaam] .
Uit de gegevens van het op de Audi geplaatste baken blijkt dat de Audi op 25 november 2020 om 00.20 uur op de [straatnaam] in [plaatsnaam] is. Om 02.46 uur verlaat de Audi [plaatsnaam] .Om 03.53 uur en 03.54 uur staat de Audi bij de [straatnaam] in [plaatsnaam] , vlakbij nummer [.] , zijnde het vestigingsadres van kledingwinkel [slachtoffer 4] .
Om 03.54 vertrekt de Audi weer. De Audi rijdt naar de [straatnaam] in [plaatsnaam] , in welke straat de vriendin van verdachte woont.
Op 25 november 2020 omstreeks 04.42 uur wordt de zilverkleurige Audi met kentekenplaten [kenteken] aangetroffen op de [straatnaam] in [plaatsnaam] en in beslag genomen.De kentekenplaten waren middels twee kabelbinders aan de originele kentekenplaten bevestigd. Het originele kenteken van de Audi is [kenteken] .In de kofferbak lagen twee voorhamers.Van beide hamers zag de hamerkop er gebruikt uit.
Bij een vergelijking van het blauwkleurig handvat van het door medeverdachte [medeverdachte 2] op 21 november 2020 (blijkens beelden bij de kelderboxen) vastgehouden voorwerp met de steel van de in de kofferbak van de Audi aangetroffen voorhamer met blauw/grijs handvat, is de overeenkomst treffend.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht aan de Audi met het kenteken [kenteken] en een bemonstering van het stuur onderworpen aan DNA-onderzoek.
Het resultaat van dit onderzoek is dat het DNA in de bemonstering afkomstig kan zijn van minimaal vier personen: van verdachte en minimaal drie onbekende personen. Voor deze bemonstering is de bewijskracht berekend. Het DNA-mengprofiel van deze bemonstering is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen.
[E] doet namens [slachtoffer 5] in [plaatsnaam] , gemeente Gooise Meren, aangifte van poging tot inbraak op 25 december 2020 tussen 04.12 uur en 04.14 uur. Aangever verklaart dat een vitrineruit volledig vernield was en dat in deze ruit een gat zat. De inbrekers zijn niet binnen gekomen en er worden geen goederen vermist.
Uit camerabeelden blijkt het volgende. Op 25 december 2020 om 04.11 uur stopt een witte Volkswagen Golf iets voorbij de juwelierswinkel en staat midden op de weg.De passagier achter in de auto en de bijrijder stappen uit; zij droegen donkere sportkleding en een lampje op hun hoofd. Uit de laadruimte van de auto pakken zij twee zwarte sporttassen en twee hamermokers met lange steel. Zij gooien de tassen op de grond en beginnen met de hamermokers de winkelruiten in te slaan.De bestuurder van de Volkswagen Golf was volledig in het wit gekleed en droeg een zwart mondkapje.Op de beelden is te zien dat de drie mannen hun hoofden bedekt hebben.Het inslaan van de ruiten lukt niet, de mannen stappen weer in de auto en de auto rijdt met hoge snelheid weg.
Op 26 december 2020 vindt een achtervolging plaats van een personenauto, type Golf. Verbalisant [verbalisant 4] heeft op enig moment tijdens de achtervolging de bestuurder van de Golf goed kunnen waarnemen.Een helikopter heeft de achtervolging overgenomen en heeft de inzittenden van het voertuig gevolgd nadat zij het voertuig hadden verlaten.De inzittenden zijn aangehouden en bleken te zijn: verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] , medeverdachte [medeverdachte 2] en [B] . Verbalisant [verbalisant 4] herkent verdachte als de bestuurder van de Volkswagen Golf.
De Volkswagen Golf is wit van kleur en voorzien van het Duitse kenteken [kenteken] .
In de auto worden onder meer aangetroffen: mokers en een hoofdlampje.
De Volkswagen Golf was door medeverdachte [medeverdachte 1] bij een autoverhuurbedrijf in [plaatsnaam] gehuurd voor de periode 23 tot 30 december 2020.
Uit de GPS gegevens van de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] blijkt onder meer het volgende:
- vanaf 23 december 2020 omstreeks 21.25 uur was de auto in [plaatsnaam] ;
- op 25 december 2020 reed de auto naar de [straatnaam] in [plaatsnaam] en stopte daar om omstreeks 00.23 uur;
- hierna reed de auto met hoge snelheid naar de [straatnaam] [
- vervolgens reed de auto met hoge snelheid richting Hilversum naar de [straatnaam] en was daar op 25 december 2020, omstreeks 02.57 uur;
- hierna reed de auto via Baarn naar Bussum. De auto reed door de [straatnaam] in [plaatsnaam] en stopte daar omstreeks 04.12 uur. Dit was de plaats delict van de poging tot inbraak bij [slachtoffer 5] om hetzelfde tijdstip;
- na enige minuten reed de auto met hoge snelheid weg, richting Utrecht;
- op 25 december 2020 omstreeks 16.24 uur reed de auto met hoge snelheid naar Woerden en is daar gestopt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] woont aan de [adres] in [plaatsnaam] .
Medeverdachte [medeverdachte 2] woont aan de [adres] in [plaatsnaam] .
Verdachte woont aan de [adres] in [plaatsnaam] .
Op camerabeelden van de [straatnaam] in [plaatsnaam] van 26 december 2020 is te zien dat verdachte witte kleding draagt. Deze kleding is vergeleken met de witte kleding van de dader tijdens de poging tot inbraak in [plaatsnaam] en lijkt identiek.Op 28 april 2021 is in de slaapkamer van verdachte in de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] een wit trainingspak van het merk Nike inbeslaggenomen,gelijkend op het trainingspak dat gedragen werd door verdachte op de camerabeelden van de [straatnaam] en door de dader van de poging tot inbraak in [plaatsnaam] . Verbalisant [verbalisant 3] heeft een vergelijking gemaakt tussen het aangetroffen trainingspak op de slaapkamer van verdachte, het door verdachte op de beelden gedragen trainingspak en het trainingspak gedragen door de dader van de inbraak. Uit deze vergelijking is af te leiden dat het mogelijk om één en hetzelfde trainingspak gaat.
Blijkens het proces-verbaal met nummer PL0900-2020418561-5 zijn van de vernielde etalageruit van de juwelier aan de [adres] in [plaatsnaam] glasmonsters veiliggesteld.
In de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] zijn glasmonsters veiliggesteld van de plaatsen ‘vloer voorstoelen’, ‘vloer achterbank’ en ‘kofferbakvloer’.
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek verricht naar aanleiding van de vraagstelling of eventuele glassporen in de monsters uit de Volkswagen Golf afkomstig zijn van een gebroken ruit of voorwerp uit de zaak PL0900-2020418561 of uit de glasdatabase.
De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn geëvalueerd onder de hypothesen:
Hypothese 1: Eén of meer van de onderzochte glassporen op de sporendrager(s) zijn afkomstig van de gebroken ruit(en) van de juwelier in [plaatsnaam] .
Hypothese 2: Alle onderzochte glassporen op de sporendrager(s) zijn afkomstig van (een) willekeurig andere ruit(en).
Vloer voorstoelen
De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Vloer achterbank
De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn
veel waarschijnlijkerwanneer
hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is
Kofferbakvloer
De resultaten van het vergelijkend glasonderzoek zijn
zeer veel waarschijnlijkerwanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Bewijskracht
[G] doet namens woningbouwvereniging [slachtoffer 7] aangifte van vernieling van vier beveiligingscamera’s op 15 september 2020 tussen 01.00 uur en 05.00 uur aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] . In het portiek met de nummers 82 tot en met 120 zijn vier camera’s bespoten met verf.
Op camerabeelden van 15 september 2020 is te zien dat om 01.52 uur de toegangsdeur van de achterzijde van het complex aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] met een sleutel wordt geopend door een persoon die door verbalisant [verbalisant 3] wordt herkend als verdachte.Om 02.40 uur komt verdachte opnieuw het complex binnen met een sleutel.Nadat verdachte om 02.43 uur naar buiten is gelopen, komt om 03.56 uur een persoon, die regenkleding met een reflecterende band op de rug en borst draagt en een bivakmuts op heeft, het complex binnen middels het gebruik van een sleutel. Deze persoon draagt dezelfde lichtkleurige (grijs/beige) schoenen als verdachte.Om 03.56 uur en 03.57 uur worden meerdere camera’s met verf ingespoten door een persoon die regenkleding draagt met een reflecterende band op de borst en een bivakmuts op heeft.Verbalisant [verbalisant 3] stelt vast dat deze persoon hetzelfde postuur heeft als verdachte en dezelfde schoenen draagt als verdachte eerder die nacht droeg.
Op camerabeelden van 15 september 2020 omstreeks 04.00 uur is zichtbaar dat drie jongens met spullen sjouwen en sporttassen in berging 108 neerzetten.De berging [adres] is in gebruik bij verdachte; hij staat op dit adres ingeschreven.Om 05.59 uur wordt verdachte op camerabeelden in de lift waargenomen.
De rechtbank acht de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zoals hierna in rubriek 5 is omschreven. De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen ter zake deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, zijn vervat, alsmede op de bewijsoverwegingen zoals hierna per feit of feiten is omschreven.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen de volgende tijdlijn kan worden afgeleid. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] en een derde persoon zijn in de nacht van 20 november 2020 om 01.27 uur bij de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres] in [plaatsnaam] in een zilverkleurige Audi gestapt en weggereden. Ruim een halfuur later zijn zij bij de kelderbox van verdachte aan de [adres] in [plaatsnaam] . Om 02.25 verlaten zij dit pand gekleed in regenkleding en met een grote witte puinzak en om 03.17 uur arriveren zij met de Audi bij [slachtoffer 2] in [plaatsnaam] . Met een moker wordt een raam ingeslagen, waarna twee van de drie verdachten het tankstation betreden. Kort daarop komen de beide personen naar buiten en rijden de drie verdachten met de Audi weg. Om 04.05 uur arriveert de Audi bij een winkel van [slachtoffer 1] in [plaatsnaam] . Ook hier wordt een raam ingeslagen en dit keer betreden alle drie verdachten het pand. Enkele minuten later rennen zij het pand uit en rijden zij met de Audi weg, waarna zij om 04.26 uur terugkeren, met een zichtbaar gevulde puinzak waarop het woord ” [.] ” staat, bij de kelderbox van verdachte aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] .
Op grond van de hiervoor beschreven tijdlijn, het rijden in de zilverkleurige Audi met valse kentekenplaten, de herkenning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] op camerabeelden bij voornoemde kelderbox kort vóór en kort na de inbraak, de overeenkomsten in de signalementen tussen de beelden van de verdachten bij de kelderbox en de beelden van de verdachten bij de winkel van [slachtoffer 1] en bij [slachtoffer 2] - met name de donkere (regen)kleding van verdachten met een lichte of reflecterende streep op borsthoogte en de donkerkleurige schoenen met een opvallende witte rand of zool van twee van hen - alsmede de overeenkomsten in de modus operandi, inhoudende dat op beide plaatsen het pand is betreden na het (met een moker) inslaan van een raam en in het bijzonder ook het (telkens) gebruik maken van een grote witte (puin)zak, waarvan op meerdere beelden zichtbaar is dat daarop “ [.] ” staat, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en een derde persoon het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De bewijsmiddelen betreffende feit 3 dienen in onderling verband en samenhang te worden bezien met de bewijsmiddelen betreffende de feiten 1 en 2.
Uit de bewijsmiddelen betreffende enerzijds de feiten 1 en 2 en anderzijds feit 3 blijkt dat sprake is van kenmerken die zeer specifiek zijn te noemen en met elkaar overeenkomen. Daarbij gaat het met name om het kort voorafgaand aan de inbraak aanwezig zijn van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bij de kelderbox van verdachte, het nachtelijke tijdstip van de inbraak, het rijden in een licht- of zilverkleurige Audi met een donkerkleurig (panorama)dak, het uitvoeren van de inbraak door drie personen waarbij het pand wordt betreden door een gat in een van de ramen te slaan en daardoor naar binnen te klimmen, het dragen van donkere ‘regenkleding’ met een lichte of reflecterende band op borsthoogte, het dragen van hoofdlampjes en het gebruik van een grote witte tas, die kan worden aangeduid als ‘big-bag’ of als puinzak met de opdruk ‘ [.] ’.
Een week voor de inbraak zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen in de [slachtoffer 3] in [plaatsnaam] geweest. Enkele uren voor de inbraak zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bij de kelderbox van verdachte, samen met een derde persoon die niet alleen een grote witte puinzak in zijn handen had zoals ook bij de inbraak is gebruikt, maar ook schoenen droeg die soortgelijk zijn aan de schoenen die medeverdachte [medeverdachte 1] bij zijn bezoek aan de [slachtoffer 3] heeft gedragen en die door een van de overvallers ten tijde van de inbraak werden gedragen.
Gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de onder 3 ten laste gelegde inbraak tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
De bewijsmiddelen betreffende feit 4 dienen in onderling verband en samenhang te worden bezien met de bewijsmiddelen betreffende de feiten 1 en 2 en feit 3. Op grond van het geheel van deze bewijsmiddelen staat vast dat de zilvergrijze Audi met kenteken [kenteken] , welke auto door verdachte en twee medeverdachten op 20 november 2020 is gebruikt bij de inbraak in een winkel van [slachtoffer 1] in [plaatsnaam] en de poging tot inbraak in [slachtoffer 2] in [plaatsnaam] en op 21 november 2020 bij de inbraak in de [slachtoffer 3] in [plaatsnaam] , ook op 25 november 2020 is gebruikt bij de inbraak in kledingwinkel [slachtoffer 4] in [plaatsnaam] . De Audi vertrekt in de nacht van 25 november 2020 ruim een uur voordat de inbraak in [plaatsnaam] plaatsvindt vanaf de [straatnaam] in [plaatsnaam] , in welke straat medeverdachte [medeverdachte 2] woont, en wordt ruim drie kwartier na de inbraak aangetroffen in de [straatnaam] in [plaatsnaam] , zijnde de straat waar de vriendin van verdachte woont.
De rechtbank overweegt dat, naast het gebruik van dezelfde Audi, bij de inbraak in [plaatsnaam] sprake is van meer kenmerken die specifiek zijn te noemen en overeenkomsten vertonen met de hiervoor genoemde inbraken in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] en poging tot inbraak in [plaatsnaam] . Ook de inbraak in [plaatsnaam] vond plaats omstreeks hetzelfde nachtelijke tijdstip en werd uitgevoerd door drie personen waarbij het pand werd betreden door met een moker een gat in één van de ramen te slaan en daardoor naar binnen te klimmen. Ook bij deze inbraak droegen de daders donkere ‘regenkleding’ en gezichtsbedekking en werd gebruik gemaakt van een grote witte tas, die kan worden aangeduid als ‘big-bag’ of puinzak. En net als bij de inbraak in [plaatsnaam] is dure merkkleding weggenomen, waaronder (bij beide inbraken) van het merk Stone Island.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en een derde persoon het onder 4 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat medeverdachte [medeverdachte 1] een Volkswagen Golf heeft gehuurd in Duitsland. In de dagen voor de poging tot inbraak bij [slachtoffer 5] in [plaatsnaam] staat deze auto in [plaatsnaam] , de woonplaats van [medeverdachte 1] . Kort voor de poging tot inbraak verplaatst de auto zich van [plaatsnaam] naar de [straatnaam] in [plaatsnaam] , waar medeverdachte [medeverdachte 2] woont, en naar de [straatnaam] in [plaatsnaam] , waar verdachte woont, om vervolgens naar Bussum te rijden en om 04.12 uur stil te blijven staan op de [straatnaam] , zijnde exact het tijdstip en de plaats waarop de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden.
Een dag later rijden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in dezelfde Volkswagen Golf en worden zij na een achtervolging aangehouden. Op dat moment was verdachte de bestuurder van de auto. In de auto worden voorwerpen aangetroffen zoals ook bij de poging tot inbraak zijn gebruikt, te weten mokers en een hoofdlampje, en bovendien worden in de auto glassporen aangetroffen waarvan is vastgesteld dat deze afkomstig zijn van een bij [slachtoffer 5] ingeslagen ruit. Verder blijkt de door verdachte bij de poging tot inbraak gedragen witte kleding overeen te komen met op zijn slaapkamer aangetroffen witte kleding.
De rechtbank overweegt voorts dat in het bijzonder opvalt dat bij dit feit, anders dan bij de feiten zoals bewezen verklaard onder 1 tot en met 4, gebruik is gemaakt van een Volkswagen Golf in plaats van een zilvergrijze Audi. Nu de Audi echter op 25 november 2020 in beslag was genomen, was het niet anders mogelijk dan dat verdachte en zijn medeverdachten zich van een andere auto dienden te voorzien.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de onder 5 ten laste gelegde poging tot inbraak tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de vereiste mate van zekerheid vast komen te staan dat verdachte de persoon is die, gekleed in regenkleding met een reflecterende band over de borst en met een bivakmuts op, het complex (portiek) aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] met een sleutel is binnengekomen en dat hij degene is die de camera’s heeft bespoten. Immers beschikte verdachte over een sleutel en is hij diezelfde nacht al eerder, ruim een uur voordat de camera’s werden bespoten, op deze plaats aanwezig geweest. Bovendien droeg de persoon die de camera’s heeft bespoten dezelfde schoenen als verdachte ruim een uur eerder op dezelfde plaats droeg en komt het postuur van deze persoon overeen met het postuur van verdachte. Ten slotte is verdachte dezelfde nacht ook ná het bespuiten van de camera’s gesignaleerd.
Nu niet is gebleken dat de camera’s door het bespuiten onherstelbaar zijn vernield, kwalificeert de rechtbank deze handelingen als beschadiging.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende aanknopingspunten om bewezen te verklaren dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen, gericht op het bespuiten van de camera’s. Van het ten laste gelegde medeplegen zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder feit 7 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.