ECLI:NL:RBMNE:2022:1401

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5064
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een urgentieaanvraag voor kamerbewoning door een slachtoffer van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die in een opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld verblijft, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had een urgentieaanvraag ingediend voor een zelfstandige woonruimte, omdat zij vreesde opnieuw slachtoffer te worden van mensenhandel. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens hen niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Almere 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente onvoldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiseres en de impact van kamerbewoning op haar psychische welzijn. Eiseres heeft in beroep nieuwe medische stukken overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de in beroep overgelegde stukken moet betrekken bij de beoordeling van de urgentieaanvraag en dat er medisch advies ingewonnen moet worden over de mogelijkheden van kamer- of studiobewoning voor eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de gemeente op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de medische situatie van eiseres in acht moet worden genomen. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5064

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Veenman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigden: J.H.S Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen.
Bij besluit van 29 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via een online verbinding plaatsgevonden op 3 februari 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Delhaas . Ook aanwezig was [A ] , de begeleider van eiseres op de Blijf Groep. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 7 juni 2021 een urgentieverklaring aangevraagd vanwege uitstroom uit een maatschappelijke instelling. Eiseres woont momenteel in een opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld van Blijf Groep, locatie [locatie] in [plaats] . Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat ze uit de Blijf Groep moet vertrekken en dat een zelfstandige woonruimte noodzakelijk is, zodat wordt voorkomen dat ze nogmaals slachtoffer wordt van mensenhandel. Ook heeft eiseres bij haar aanvraag aangegeven dat ze last heeft van trauma’s en angsten en dat ze prikkelgevoelig is.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de urgentieaanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening Almere 2019 (Huisvestingsverordening). Volgens verweerder voldoet eiseres niet aan de voorwaarde dat zij er alles aan heeft gedaan om het probleem op te lossen en dat andere oplossingen niet mogelijk zijn of zijn uitgeput. [1] Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres haar huisvestingsprobleem kan oplossen door middel van een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld kamerbewoning of een eigen studio. Volgens verweerder is op basis van de overgelegde stukken niet gebleken dat er in het geval van eiseres een contra-indicatie voor kamerbewoning of de bewoning van een studio is. Eiseres heeft de door haar gestelde contra-indicatie niet onderbouwd met een recente medische verklaring van haar behandelaar, waaruit een diagnose, behandeling en prognose kan worden afgeleid. De verwijzing naar de brief van klinisch psycholoog – psychotherapeut [B] van 26 september 2021 is daartoe onvoldoende omdat daarin slechts staat vermeld dat eiseres in behandeling is. Uit de stukken blijkt dat ze tot haar opname bij de Blijf Groep een kamer heeft bewoond en geen zelfstandige huisvesting heeft gehad. Eiseres kan dus vanuit kamerbewoning wooncarrière maken en op termijn de beschikking krijgen over een zelfstandige wenswoning. Nu eiseres niet aan de algemene voorwaarden voldoet zal verweerder niet beoordelen of eiseres aan de speciale voorwaarden voldoet en heeft verweerder conform bijlage II, paragraaf I, onder 3 sub a van de Huisvestingsverordening de medische situatie van eiseres niet voorgelegd aan een keuringsarts. Verder ziet verweerder geen aanleiding om op grond van de hardheidsclausule een urgentieverklaring aan eiseres te verstrekken. Eiseres is niet dakloos en woont in een appartement van Blijf Groep en ontvangt daar begeleiding. Verder heeft ze niet met stukken aangetoond wat zij heeft ondernomen om aan andere huisvesting te komen. Ook heeft ze haar zoektocht beperkt tot Almere, terwijl het op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat het medisch en/of sociaal gezien niet van haar gevergd kan worden dat zij in een andere gemeente naar een woning zoekt. Verder zijn ook geen andere bijzondere omstandigheden aannemelijk geworden
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat artikel 11, vierde lid aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening niet aan haar kan worden tegengeworpen, omdat geen sprake is van een voorliggende voorziening. Het is essentieel dat personen die zijn opgenomen in een instelling zoals de Blijf Groep, kunnen uitstromen naar een veilige leefomgeving. Voor eiseres is een zelfstandige woonruimte noodzakelijk om te voorkomen dat ze nogmaals het slachtoffer wordt van mensenhandel. Met name in het geval van kamerbewoning is het onzeker wie er in en uit de woning gaan en eiseres heeft hier geen controle over. Eiseres volgt verweerder niet dat dit standpunt onvoldoende zou zijn onderbouwd, omdat ze ter onderbouwing een uitgebreide toelichting van haar begeleidster van de Blijf Groep heeft overgelegd. In beroep heeft ze ter onderbouwing van haar standpunt dat een voorliggende voorziening voor haar geen goede oplossing is, verwezen naar een brief van haar psycholoog, [B] , van 5 januari 2022, een verklaring van 17 januari 2022 van de begeleider van eiseres vanuit de Blijf Groep, [A ] en een verklaring van de huisarts van 18 januari 2022. Uit deze stukken blijkt dat bij eiseres sprake is van ernstige problematiek en dat een veilige en stabiele woonsituatie noodzakelijk is. Dat eiseres in het verleden wel een kamer heeft bewoond, maakt dit niet anders omdat zich traumatische gebeurtenissen hebben voorgedaan, zoals mensenhandel, seksuele uitbuiting en geweld. Verweerder had onderzoek moeten doen of kamerbewoning voor eiseres mogelijk is en had dus onderzoek moeten doen naar haar medische situatie. Verder kan niet aan eiseres worden tegengeworpen dat ze alleen in Almere naar woonruimte heeft gezocht, omdat zij zich in Almere veilig en vertrouwd voelt en op veel plekken onveilig is. Dit is gebruikelijk in het geval van personen die uitstromen uit de Blijf Groep en is ook onder meer de gedachte achter de urgentiecategorie uit artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014.
De beoordeling
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep een aantal nieuwe stukken heeft overgelegd, te weten: een brief van haar psycholoog, [B] , van 5 januari 2022, een verklaring van 17 januari 2022 van de begeleider van eiseres vanuit de Blijf Groep, [A ] , een verklaring van de huisarts van 18 januari 2022 en een verklaring van de manager van de Blijf Groep van 19 januari 2022.
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd niet in deze procedure kunnen worden meegenomen gelet op de ex tunc-toets. Eiseres kan volgens verweerder deze stukken bij een nieuwe aanvraag overleggen en dan kunnen ze beoordeeld worden.
6. De rechtbank is echter van oordeel dat de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd wel in deze procedure moeten worden betrokken, omdat sprake is van nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt. Uit de brieven van de psycholoog van 5 januari 2022 en de verklaring van de huisarts van 18 januari 2022 blijkt kortgezegd dat eiseres in het verleden bij opgelopen spanningen suïcidale neigingen had en dat kamerbewoning extra spanning kan opleveren. Eiseres heeft in haar aanvraag al aangegeven dat kamerbewoning voor haar geen mogelijkheid is vanwege haar verleden als slachtoffer van mensenhandel en de spanningen die kamerbewoning bij haar veroorzaakt. Verweerder heeft vervolgens aan het primaire besluit ten grondslag gelegd dat eiseres niet kan worden gerekend tot een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 11, tweede lid onder a, van de Huisvestingsverordening [2] en pas in het bestreden besluit heeft verweerder aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat eiseres er niet alles aan heeft gedaan om het probleem op te lossen en dat kamerbewoning of een studio een voorliggende voorziening is. Doordat verweerder in het bestreden besluit een nieuwe afwijzingsgrond aan de afwijzing ten grondslag heeft gelegd, kon eiseres ook pas in beroep haar standpunt dat geen sprake is van een voorliggende voorziening nader onderbouwen. Gelet op deze gang van zaken waarbij eiseres haar standpunt zoals geformuleerd bij de aanvraag in beroep nader heeft onderbouwd en verweerder in het besluit op bezwaar de grondslag heeft gewijzigd, zal de rechtbank de in beroep overgelegde stukken wel bij de beoordeling betrekken.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet aan de afwijzing op grond van artikel 11, vierde lid aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening kan blijven vasthouden zonder de in beroep overgelegde stukken nader te beschouwen en medisch advies hierover in te winnen. Bij de vraag of er een voorliggende voorziening is, is van belang om te weten of kamer- of studiobewoning voor eiseres een mogelijkheid is. Uit de brief van de psycholoog van 5 januari 2022 blijkt dat spanning bij eiseres kan leiden tot decompensatie en suïcidaliteit. Ook blijkt hieruit dat kamerbewoning extra spanning kan opleveren, omdat eiseres in dat geval geen invloed heeft op welke mensen toegang krijgen tot de woning. Uit de brief van de huisarts van 18 januari 2022 blijkt dat eiseres in het verleden suïcidaal is geweest en onder andere daarom in de crisisopvang terecht is gekomen. Verweerder zal daarom op basis van deze stukken nader medisch advies moeten inwinnen om te beoordelen of kamer- of studiobewoning voor eiseres een mogelijkheid is of dat er sprake is van een contra-indicatie. Verweerder kan dus niet aan eiseres blijven tegenwerpen dat ze er niet alles aan heeft gedaan om het probleem op te lossen, omdat niet duidelijk is wat voor eiseres tot de mogelijkheden behoort qua woonsituatie- en omgeving. Voorts kan verweerder zich niet blijvend op het standpunt stellen dat hij geen medisch advies zal inwinnen omdat hij niet toekomt aan de beoordeling van de speciale voorwaarden, omdat verweerder in dit geval voor de deugdelijke beoordeling van de algemene voorwaarden het medisch advies al nodig heeft.
8. Omdat de voorgaande beroepsgrond van eiseres slaagt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de beroepsgrond of verweerder ten onrechte de hardheidsclausule niet heeft toegepast.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
10. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dit betekent dat verweerder medisch advies zal moeten inwinnen waarbij de (in beroep) overgelegde stukken moeten worden voorgelegd aan de medisch adviseur.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f, van de Huisvestingsverordening.
2.‘de woningzoekende behoort tot een van de in artikel 12, derde lid, van de Wet bedoelde