Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar de zaak in het kort over gaat
3.De beoordeling
in de vereiste vorm geschiedt.Dit laatste is in deze zaak niet gebeurd. De dagvaarding van 8 januari 2008 is namelijk openbaar betekend, omdat naar zegge van [geopposeerde] geen woon- of verblijfplaats bekend was van [opposant] . Echter blijkt uit het BRP-uittreksel dat door [opposant] in het geding is gebracht dat [opposant] destijds wel ingeschreven stond op een adres. Onvoldoende is gebleken waarom de rechtbank niet zou mogen vertrouwen op de gegevens uit het BRP. Daarvan uitgaande had de dagvaarding aan hem in persoon op zijn adres moeten worden betekend. Omdat dat niet is gebeurd, is de dagvaarding niet op de juiste wijze uitgebracht en is het instellen van de eis dus niet in de vereiste vorm geschied. De verjaring is daardoor niet rechtsgeldig gestuit. Op basis van het onterecht openbaar betekenen is er een verstekvonnis gewezen. De verjaringstermijn van 20 jaar die normaliter volgt uit een (verstek)vonnis gaat in deze zaak op grond van bovenstaande niet op. [opposant] is uiteindelijk in 2019 voor het eerst bekend geworden met de vordering van [geopposeerde] . Voor zover de vordering van [geopposeerde] bij het uitbrengen van de dagvaarding al niet was verjaard, is dus geen nieuwe verjaringstermijn van 20 jaar gaan lopen met het wijzen van het verstekvonnis en is uitgaande van een verjaringstermijn van 5 jaar de vordering in 2019 al geruime tijd verjaard.