ECLI:NL:RBMNE:2022:1394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4952
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens overschrijding van de wettelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiseres op 7 juli 2020 een aanvraag ingediend bij het Informatiecentrum DiplomaWaardering (IDW) voor de waardering van haar in Canada behaalde diploma Bachelor of Education Primary-Junior. Het IDW heeft op 27 augustus 2020 een diplomawaardering afgegeven, waarbij is vastgesteld dat het niveau overeenkomt met 1 jaar van een 2-jarig zij-instroomtraject van de lerarenopleiding basisonderwijs. Eiseres heeft op 24 november 2020 de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht om erkenning van haar diploma om als gastouder te kunnen werken. Dit verzoek is bij besluit van 2 december 2020 afgewezen.

Eiseres heeft op 2 maart 2021 een bezwaarschrift ingediend, waarin zij tevens verzocht heeft om ambtshalve herziening van de aanvraag. Echter, bij besluit van 1 november 2021 heeft de Minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 april 2022 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de Minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk was wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn. Eiseres heeft erkend dat zij te laat bezwaar heeft gemaakt en heeft geen redenen opgegeven voor deze vertraging. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de procesgang niet toelaat dat een ander beroep, dat kort voor de zitting was ingediend, tegelijkertijd wordt behandeld, gezien de verschillende rechtsvragen. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding afgewezen en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4952
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.S. Folsche),
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs, verweerder
(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Inleiding

Eiseres heeft op 7 juli 2020 een aanvraag ingediend bij het Informatiecentrum DiplomaWaardering (IDW) om haar in Canada behaalde diploma Bachelor of Education Primary-Junior te waarderen. Het IDW heeft op 27 augustus 2020 een diplomawaardering afgegeven. Eisers heeft een niveau bereikt dat in Nederlandse termen overeenkomt met dat van 1 jaar van een 2-jarig zij-instroomtraject van de lerarenopleiding basisonderwijs (LOBO).
Op 24 november 2020 heeft eiseres verweerder verzocht het diploma en of de beroepskwalificatie te erkennen om als gastouder te werken.
Bij besluit van 2 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een erkenning van haar beroepskwalificatie om te mogen werken in de kinderopvang afgewezen.
Eiseres is het niet eens met het besluit van verweerder en dient op 2 maart 2021 een bezwaarschrift in dat tevens een verzoek aan verweerder is om ambtshalve de aanvraag te herzien.
Bij besluit van 1 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder bij besluit van 1 november 2021 het bezwaarschrift van 2 maart 2020 kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn.
Eiseres heeft erkend zij te laat bezwaar heeft gemaakt en heeft hier geen reden voor gegeven. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat eiseres niet in verzuim is geweest.
Eiseres heeft ook een herzieningsverzoek ingediend, waarop apart is beslist. Kort voor de zitting is gebleken dat zij hiertegen ook bezwaar had gemaakt en dat zij op 1 april 2022 tegen de beslissing op dat bezwaar ook beroep heeft ingesteld.
Dat verweerder in 2 besluiten heeft besloten is niet onjuist omdat het bezwaarschrift dat hier aan de orde is, nou eenmaal ook een herzieningsverzoek inhoudt, waartegen niet ten onrechte apart is beslist. Het is het traject dat eiseres zelf heeft ingezet. Een behoorlijke procesgang laat het niet toe dat het op 1 april 2022 ingediende beroep ook vandaag ter zitting wordt behandeld. Gezien de totaal verschillende rechtsvragen ziet de rechtbank ook geen aanleiding om deze zaak aan te houden en te wachten totdat de andere voor behandeling gereed is. De vraag of het arrest Byankov tot een inhoudelijke beoordeling noopt, kan in de andere procedure aan de orde komen. Voor zover gedaan, wijst de rechtbank het verzoek om aanhouding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.