ECLI:NL:RBMNE:2022:1373

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
16.139314.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in een strafzaak met hoog recidiverisico

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Vught verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot verlenging van de tbs-maatregel met twee jaar, ingediend op 4 maart 2022, te laat was. Echter, de rechtbank oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie rechtvaardigden. De betrokkene, geboren in 1986 in Iran, heeft een geschiedenis van psychische problemen, waaronder schizofrenie en een verslaving aan opiaten. Hij heeft eerder brand gesticht, wat leidde tot zijn terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft de rapportages van de reclassering en de psychiater in overweging genomen, die een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel aangaven. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen een verlenging van de tbs-maatregel eisten. De rechtbank heeft de tbs-maatregel met twee jaar verlengd, omdat niet te verwachten was dat de behandeling binnen een jaar zou kunnen worden afgerond. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd, ondanks de te late indiening van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.139314.19 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 11 april 2022
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Iran),
thans verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (hierna: PPC) Vught,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 24 maart 2020 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met voorwaarden vanwege onder meer opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te dulden is;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 6 april 2020;
  • de beslissing van deze rechtbank van 2 augustus 2021, waarbij het bevel is gegeven dat betrokkene alsnog van overheidswege zal worden verpleegd;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2021, waarbij de beslissing van de rechtbank van 2 augustus 2021 is bevestigd;
  • de vordering van de officier van justitie van 4 maart 2022, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van 17 maart 2022, opgemaakt door E.D.M. Masthoff, psychiater;
  • het reclasseringsadvies van 2 maart 2022, opgemaakt door M. Wegbrans, reclasseringswerker bij Inforsa;
  • de overige stukken van het de betrokkene betreffende dossier.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 28 maart 2022 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie, mr. P.E.F. Poppe;
- de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. N. Wijkman, advocaat te Almere;
De betrokkene is via een Skypeverbinding gehoord.

3.Het standpunt van de reclassering

Betrokkene verblijft vanaf 23 juni 2021 in het PPC Vught in afwachting van een plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (hierna: FPC). Bij betrokkene is sprake van schizofrenie, een verslaving aan opiaten en onderliggende transculturele problematiek.
Op 2 juni 2020 is betrokkene in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden geplaatst bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) de Boog. Vanwege een psychotisch toestandsbeeld werd antipsychotica voorgeschreven. Betrokkene weigerde in eerste instantie de medicatie in te nemen. Uiteindelijk accepteerde hij een lage dosering, welke onvoldoende bleek te zijn om hem te stabiliseren. Omdat betrokkene dusdanig psychotisch werd, bood de toenmalige setting onvoldoende beveiliging. Op 13 juli 2020 is door de rechtbank een zorgmachtiging afgegeven voor de duur van zes maanden om dwangmedicatie toe te passen en om hem in afzondering te plaatsen indien nodig. Betrokkene werd daarop geplaatst bij Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) Veldzicht. Nadat betrokkene medicatie accepteerde is hij op 20 oktober 2020 bij FPK Inforsa geplaatst. Hier ging de psychische gesteldheid van betrokkene de eerste twee maanden zichtbaar achteruit. Betrokkene weigerde de medicatie weer en bedreigde de psychiater met de dood. Door FPK Inforsa werd geen behandelmogelijkheid meer gezien en betrokkene werd overgebracht naar PPC Vught. Op 19 juli 2021 bleek betrokkene te verward om op de reguliere afdeling te blijven. Zijn psychotische klachten namen toe in de vorm van auditieve hallucinaties en andere paranoïde wanen. Betrokkene is op 27 oktober 2021 teruggekeerd op de reguliere afdeling van het PPC nadat hij was gestabiliseerd op de extra-zorg afdeling.
De beperkingen in het functioneren staan op de voorgrond in een omstandigheid waarbij betrokkene chronisch ziek is en weigert zich te laten behandelen voor zijn ziektebeeld. De verwachting is dat betrokkene langdurig zorg zal mijden, hij niet in staat zal zijn om zich te houden aan essentiële bijzondere voorwaarden en dat het recidiverisico hoog zal blijven.
De reclassering adviseert om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

Bij betrokkene is sprake van schizofrenie (terugkerende paranoïde episoden) en van een stoornis in het gebruik van opioïde, in remissie in een gereguleerde omgeving. Betrokkene staat op de wachtlijst voor een opname in FPC Oostvaarderskliniek. Hij verblijft nu in een PPC en krijgt daar medicamenteuze behandeling tegen schizofrenie waarop hij deels is gestabiliseerd. Betrokkene heeft geen ziektebesef en -inzicht en er is geen sprake van intrinsieke behandelmotivatie. Er is sprake van een duidelijke afkeer voor antipsychotica. Betrokkene geeft aan dat hij veel last heeft van de medicatie, hij het niet nodig heeft en dat hij de medicatie niet uit zichzelf zou innemen. Bij een beëindiging van de tbs-maatregel zal het recidiverisico spoedig toenemen tot hoog. Het is voor betrokkene goed als hij zo spoedig mogelijk geplaatst kan worden in de FPC.
Vanwege het geschatte recidiverisico en het feit dat de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege in praktische zin nog niet is gestart, heeft de deskundige geadviseerd om de maatregel te verlengen met twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar gehandhaafd.
De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vordering, omdat voor het tijdig doen van de vordering uitgegaan wordt van de termijn voor vorderen die genoemd wordt in de brief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Deze brief is leidend.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat, omdat betrokkene nog niet in een tbs-kliniek is opgenomen, niet door overlegging van een advies en de wettelijke aantekeningen van de behandelende kliniek, kan worden voldaan aan de eisen van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De officier van justitie is van mening dat met de rapportage van de reclassering, waarin een beschrijving van het verloop van de tbs-maatregel is opgenomen, en het Pro Justitia-rapport van 17 maart 2022, opgemaakt door E.D.M. Masthoff, psychiater, is voorzien in de vereisten van artikel 6:6:12 Sv, zodat betrokkene niet in zijn belangen is geschaad.
Volgens de officier van justitie is er sprake van een stoornis en een recidiverisico terwijl de behandeling nog niet is begonnen en ten minste een jaar zal duren, zodat er geen andere optie is dan verlenging van de duur van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met twee jaar.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de vordering niet tijdig is ingediend. Volgens de raadsvrouw vangt de termijn van de tbs-maatregel aan op de datum van de uitspraak indien de maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard. Nu er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overschrijding rechtvaardigen is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:6:11 Sv.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen wegens het ontbreken van een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies afkomstig van het hoofd of de directeur van de instelling.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor een verlenging van de maatregel voor de duur van een jaar om te waarborgen dat betrokkene spoedig wel geplaatst gaat worden in een kliniek.

7.Het oordeel van de rechtbank

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De rechtbank constateert dat de vordering van het Openbaar Ministerie van 4 maart 2022 te laat is ingediend. In het vonnis van de rechtbank van 24 maart 2020 is de tbs-maatregel (met voorwaarden) dadelijk uitvoerbaar verklaard. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:377) is de termijn van de tbs-maatregel aangevangen op het ogenblik waarop het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden is ingegaan. Dat betekent dat de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel overeenkomstig artikel 6:6:11 Sv ingediend had moeten worden tussen 24 januari 2022 en 24 februari 2022.
De rechtbank is van oordeel dat aan deze overschrijding niet de conclusie moet worden verbonden dat het Openbaar Ministerie in zijn vordering niet-ontvankelijk is. De vordering is naar het oordeel van de rechtbank binnen een redelijke termijn ingediend en er zijn bijzondere omstandigheden aanwezig waardoor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ondanks het belang van betrokkene, verlenging van de ter beschikkingstelling eist. Uit de rapportages blijkt immers van een hoog recidiverisico bij beëindiging van de tbs-maatregel nu de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet is geslaagd en is omgezet, terwijl de verpleging nog niet is begonnen. Bovendien is er sprake van een overschrijding van enkele dagen welke is veroorzaakt doordat het Openbaar Ministerie over de termijn verkeerd is geïnformeerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De officier van justitie is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Wettelijke voorwaarden verlenging
In artikel 6:6:12 Sv is bepaald dat bij de vordering tot verlenging, indien de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd, een recent advies van de tbs-kliniek en de wettelijke aantekeningen worden overgelegd, en indien de terbeschikkinggestelde niet van overheidswege wordt verpleegd, een recent advies van de reclassering en van een psychiater die zelf de terbeschikkinggestelde heeft onderzocht. Uit die bepaling volgt dus dat de rechtbank bij een vordering tot verlenging middels recente documenten inzicht moet krijgen in het verloop van de terbeschikkingstelling en het gedrag van de terbeschikkinggestelde en zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid.
Omdat het bevel tot verpleging recent onherroepelijk is geworden, is betrokkene nog niet in een tbs-kliniek opgenomen. De verpleging is daarom nog niet in een kliniek gestart. Hierdoor is het niet mogelijk een advies van de kliniek en wettelijke aantekeningen over te leggen. Het advies van de reclassering en van de psychiater bevatten een uitgebreide beschrijving van het verloop van de tbs-maatregel, de stoornis waar betrokkene aan lijdt en het recidiverisico. De rechtbank is van oordeel dat het reclasseringsadvies en de rapportage van de psychiater met een recente aanvulling in het onderhavige geval toereikend zijn om een beslissing te kunnen nemen over de vordering tot verlenging van de tbs-maatregel.
Maximering
Betrokkene is bij vonnis van deze rechtbank van 24 maart 2020 veroordeeld voor onder meer opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te dulden is.
De rechtbank heeft daarin overwogen dat de opgelegde terbeschikkingstelling niet is gemaximeerd.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de rapportage van de psychiater van 17 maart 2022 en het reclasseringsadvies van 2 maart 2022 blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene, te weten schizofrenie en een stoornis in het gebruik van een opioïde, in remissie in een gereguleerde omgeving. De behandeling van betrokkene is nog niet gestart. In afwachting van een plaatsing in een FPC verblijft betrokkene nu in het PPC Vught. Bij betrokkene is geen sprake van ziektebesef en -inzicht en hij is niet intrinsiek gemotiveerd voor zijn behandeling. Hij wil niet op vrijwillige basis zijn antipsychotica medicatie innemen.
Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies en de rapportage van de deskundige te twijfelen en neemt dit over.
Verlenging
Gelet op het advies van de reclassering en de deskundige en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de terbeschikkingstelling eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van betrokkene om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het uitgangspunt is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling - behoudens bijzondere omstandigheden - verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar. De rechtbank stelt op basis van het advies van de reclassering en het rapport van de psychiater vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel de verpleging rechtvaardigen. Ook is niet gebleken van bijzondere omstandigheden. Daarnaast zou een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar bij betrokkene de verwachting kunnen wekken dat dit wel het geval zou zijn.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de tbs-maatregel met twee jaar verlengen.

8.De beslissing

De rechtbank:
-
verklaarthet Openbaar Ministerie
ontvankelijkin zijn vordering;
-
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met
twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en M. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra en R.T. Lo Dico als griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2022.
Mrs. Van Hoof en Weistra zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.