ECLI:NL:RBMNE:2022:1371

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/2255-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beroep ex-werkgever tegen voortzetting betaling ZW-uitkering aan werkneemster met betrekking tot arbeidskundige grondslag

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van de eiseres, een ex-werkgever, tegen de voortzetting van de Ziektewet (ZW)-uitkering aan de werkneemster behandeld. De werkneemster was sinds 2002 werkzaam als kassamedewerkster en viel op 7 februari 2017 uit vanwege fysieke problemen. Het Uwv besloot op 19 februari 2019 dat de werkneemster na twee jaar ziekte geen WIA-uitkering zou ontvangen, waartegen zij geen bezwaar maakte. Na een periode van werk bij de eiseres, viel de werkneemster opnieuw uit en werd haar ZW-uitkering stopgezet. De eiseres heeft tegen het besluit van het Uwv beroep ingesteld, waarbij de arbeidskundige grondslag ter discussie staat.

De rechtbank merkt op dat de werkneemster geen toestemming heeft gegeven om medische stukken aan de eiseres toe te zenden, wat de behandeling van de zaak beïnvloedt. De eiseres heeft haar gronden tegen de medische grondslag ingetrokken, waardoor het geschil zich nu richt op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank heeft de mogelijkheid voor het Uwv om het motiveringsgebrek te herstellen, en stelt een termijn van zes weken voor dit herstel. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd is en biedt het Uwv de gelegenheid om dit te herstellen. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en zal openbaar worden gemaakt. De procedure blijft beperkt tot de besproken beroepsgronden, en de rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2255

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.M. de Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Als derde-partij heeft deelgenomen [werkneemster] , werkneemster.

Inleiding

Werkneemster was sinds 2002 werkzaam als kassamedewerkster met toegevoegde taken bij een bouwmarkt van [bedrijf] B.V. voor 32 uur per week. Op 7 februari 2017 is zij voor haar werk uitgevallen vanwege fysieke problemen.
Het Uwv heeft op 19 februari 2019 besloten dat werkneemster, na afloop van de twee jaar ziekte, per 1 maart 2019 geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) kan krijgen. Daartegen heeft werkneemster geen bezwaar gemaakt.
Per 20 april 2019 is werkneemster gaan werken als winkelmedewerker voor 24,13 uur per week bij eiseres op een tijdelijk contract. Vanaf 25 september 2019 is werkneemster uitgevallen vanwege gezondheidsproblemen
.Eiseres heeft het loon aan werkneemster doorbetaald. Op 19 november 2019 is het contract niet verlengd. Eiseres heeft daarna het ziekengeld doorbetaald.
Werkneemster heeft op 15 december 2019 bij het Uwv gemeld dat haar gezondheid per
25 september 2019 is verslechterd. Hierna heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden om te boordelen of sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak. Dit is van belang voor het recht op een WIA uitkering. Volgens de verzekeringsarts zijn de beperkingen toegenomen, maar niet door dezelfde ziekteoorzaak.
Bij besluit van 7 mei 2020 heeft het Uwv geweigerd aan werkneemster per 25 september 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat sprake is van andere klachten dan tijdens de eerdere WIA-beoordeling begin 2019. Daartegen heeft werkneemster bezwaar gemaakt.
Het Uwv heeft het bezwaar met het besluit van 13 oktober 2020 ongegrond verklaard. Werkneemster kan volgens het Uwv niet in aanmerking komen voor een WIA-uitkering omdat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sprake is van een andere ziekteoorzaak die de toename van de klachten veroorzaakt.
Na het eerste ziektejaar vindt opnieuw een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaats om te beoordelen of werkneemster op 23 september 2020 meer of minder dan 65% van haar oude salaris kan verdienen.
Bij besluit van 16 september 2020 heeft het Uwv aan werkneemster meegedeeld dat de Ziektewet (ZW)-uitkering met ingang van 26 oktober 2020 stopt, omdat zij in staat is om meer dan 65% van het oude salaris te verdienen.
Werkneemster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Het Uwv heeft eiseres bij brief van 14 oktober 2020 bericht dat werkneemster bezwaar heeft gemaakt tegen de stopzetting van de ZW-uitkering. Het Uwv heeft eiseres in de gelegenheid gesteld aan de bezwaarprocedure deel te nemen.
Bij besluit van 6 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van werkneemster gegrond verklaard. omdat werkneemster op 26 oktober 2020 minder dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het Uwv heeft zich daarvoor gebaseerd op de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Dat betekent dat de ZW-uitkering ongewijzigd wordt voortgezet.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Werkneemster heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan eiseres toe te sturen.
Het onderzoek heeft door middel van een skypeverbinding op een zitting plaatsgevonden op 25 november 2021. Eiseres heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook werkneemster heeft aan de zitting deelgenomen, vergezeld van haar partner.

Overwegingen

1. De rechtbank merkt vooraf op dat de werkneemster geen toestemming heeft gegeven om medische stukken aan eiseres toe te zenden. De rechtbank heeft de medische stukken daarom alleen naar de door eiseres ingeschakelde gemachtigde gestuurd. Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
2. Eiseres is eigenrisicodrager [1] . Voor de uitvoering van haar taken als eigenrisicodrager laat zij zich bijstaan door Activa SZ. Een eigenrisicodrager betaalt het door het Uwv toegekende ziekengeld aan de personen die vóór het intreden van de ongeschiktheid tot hem in dienstbetrekking stonden [2] .
Op de zitting ingetrokken beroepsgronden
3. Op de zitting heeft eiseres haar gronden gericht tegen de medische grondslag ingetrokken. Ook heeft eiseres haar grond gericht tegen de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op de zitting ingetrokken. Deze gronden hoeven dus geen bespreking meer.
Het geschil spitst zich nu toe tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
Notities functiebelasting
4. Op de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om de zitting aan te houden. Eiseres heeft in haar twee weken voor de zitting ingediende aanvullend beroepschrift vermeld dat zij kennis wenst te nemen van de ‘notities functiebelasting’ behorende bij het CBBS onderzoek van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 23 maart 2021. Uit die stukken moet volgens eiseres blijken waarom de functies met 56 SBC-codes (waarmee een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% kan worden berekend) niet passend zijn voor eiseres en daarom niet zijn geselecteerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die ‘notities functiebelasting’ op de zaak betrekking hebbende stukken. Het Uwv heeft naar aanleiding van het gedane verzoek op 18 november 2021 de ‘notities functiebelasting’ overgelegd aan de rechtbank en aan gemachtigde van eiseres, zodat eiseres daar nog voor de zitting kennis van heeft kunnen nemen. Pas op de zitting heeft eiseres de rechtbank verzocht om het Uwv op te dragen om ook de functiebeschrijvingen te verstrekken, zodat eiseres de notities functiebelasting kan volgen. Nu de ‘notities functiebelasting’ pas twee weken voor de zitting door eiseres zijn opgevraagd, deze op 18 november 2021 door het Uwv zijn verstrekt en het verzoek om verstrekking van de functiebeschrijvingen door eiseres pas op de zitting is gedaan, heeft de rechtbank de zitting niet aangehouden.
Opleidingsniveau
5. In het rapport van 8 september 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bevestigd dat voor het arbeidskundig onderzoek uitgegaan is van het voor werkneemster van toepassing zijnde opleidingsniveau 3. In beroep is vastgesteld dat dit punt niet meer tussen partijen in geschil is.
Geschiktheid voor de functie ‘Telefonist/medewerker callcenter’ (SBC-code 31574)
6. Eiseres betwist dat de functie ‘Telefonist/medewerker callcenter’ zou moeten vervallen vanwege het niet voldoen aan de opleidingseis. In deze functie is MBO niveau 2 vereist en daar voldoet werkneemster aan. Als deze functie niet vervalt, zijn er voldoende passende functies voor werkneemster.
7. Gelet op de arbeidsmogelijkhedenlijst geldt voor deze functie opleidingsniveau 3 en als opleiding “niveau-MBO Niveau 2 (richting niet belangrijk). Beheersing van de Engelse taal op eenvoudig niveau, gericht op boekingen en diensten”. Arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Van Delft heeft in haar rapport van 23 maart 2021 geconcludeerd dat deze functie niet geschikt is voor werkneemster, omdat zij niet aan het gestelde opleidingsvereiste voldoet. Als eis geldt MBO niveau 2 en daar voldoet werkneemster niet aan.
8. De rechtbank oordeelt de motivering waarom deze functie niet voor werkneemster geschikt zou zijn onvoldoende inzichtelijk.
De rechtbank overweegt dat zowel in de aanvraag voor een WIA-uitkering als in het arbeidsdeskundig rapport van 18 februari 2019 staat vermeld dat werkneemster een VMBO diploma heeft. In het arbeidsdeskundig rapport van 15 september 2020 staat bij opleiding van werkneemster vermeld: VMBO/MAVO. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Van Delft heeft in haar rapport van 23 maart 2021 vermeld dat werkneemster MAVO heeft.
Uit de basisinformatie CBBS is op te maken dat voor MBO-niveau 2 als indicatie voor opleidingen het VMBO-diploma geldt, maar ook -als oudere/alternatieve opleiding- het MAVO-diploma. De rechtbank vindt gelet op die informatie verweerders motivering waarom werkneemster niet aan de eis van MBO-niveau 2 voldoet, gebrekkig.
De toelichting in beroep van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep De Valk in het rapport van 8 september 2021 geeft op dit punt geen verheldering. Juist gezien de hulpmatrix in de basisinformatie CBBS is de stelling dat een MAVO-opleiding niet gelijk is te stellen met een MBO-2 opleiding onvoldoende onderbouwd.
Deze grond slaagt.
Geschiktheid functie ‘Receptionist’ (SBC-code 315120)
9. Eiseres betwist ook dat de functie van ‘Receptionist’ niet geschikt zou zijn voor werkneemster en vindt het daarom niet terecht dat deze functie is vervallen. De noodzaak om op elk gewenst moment naar een toilet te kunnen gaan, blijkt niet uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bovendien blijkt uit functieomschrijving niet dat het onmogelijk is om de werkplek te verlaten.
10. Deze grond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is in de rapporten van de arbeidsdeskundigen bezwaar en beroep en daarbij met name de nadere toelichting van verzekeringsarts bezwaar en beroep Van den Broeke-Spieker inzichtelijk gemotiveerd dat deze functie als gevolg van de beperking van werkneemster niet passend is.
Maatmanomvang
11. Wat betreft de beroepsgrond over de maatmanomvang heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 18 november 2021 uit zorgvuldigheid de maatmanomvang en maatmanloon opnieuw berekend inclusief de perioden waarin werkneemster ziek was. De berekening laat zien dat de omvang van de maatman bijna overeenkomt met de in de arbeidsovereenkomst vermelde arbeidsduur van 24 uur per week.
Deze grond slaagt niet.
No risk polis
12. Eiseres voert in beroep nog aan dat de Ziektewet-uitkering op basis van de no-risk polis ten onrechte is geweigerd.
Op de zitting is besproken dat dit ziet op een ander besluit en dus buiten de omvang van deze procedure valt. Eiseres heeft dit ook erkend, maar heeft dit toch naar voren willen brengen ter verduidelijking dat eiseres onevenredig zwaar wordt getroffen.
Deze grond slaagt dus niet.

Conclusie

13. Gelet op overweging 8 is naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit gebrekkig gemotiveerd. De rechtbank kan verweerder in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. In dat geval doet de rechtbank een tussenuitspraak. De rechtbank ziet daar in deze zaak aanleiding toe en stelt verweerder in de gelegenheid om het motiveringsgebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met de intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van de herstelmogelijkheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
15. Nu de rechtbank haar beslissing aanhoudt, ziet de rechtbank aanleiding verweerder ook op te dragen om de door eiseres verzochte functiebeschrijvingen binnen zes weken, zowel aan de rechtbank, als aan de gemachtigde van eiseres over te leggen. Het gaat dan om de functiebeschrijvingen van de functies met 56 SBC-codes waarmee volgens eiseres een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% kan worden berekend.
16. De procedure zoals die na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
17. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzenddatum van deze
tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze tussenuitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder h, van de Ziektewet
2.op grond van artikel 63a, derde lid, van de Ziektewet