Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[verzoeker sub 1] ,
[verzoekster sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben verzoekers, De Ouders, een beroep gedaan op het blokkeringsrecht namens hun minderjarige dochter. Dit beroep leidde tot de beëindiging van de werkzaamheden van de benoemde deskundige, drs. [A]. De rechtbank heeft in haar beschikking van 2 maart 2022 vastgesteld dat De Ouders niet hebben voldaan aan hun verplichting om mee te werken aan het deskundigenonderzoek, zoals vereist door artikel 198 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Hierdoor is het voorlopige deskundigenbericht niet tot stand gekomen.
De rechtbank overweegt dat, hoewel artikel 205 lid 2 Rv niet expliciet aangeeft wie de meest gerede partij is om de kosten van het deskundigenbericht te dragen, het in dit geval duidelijk is dat De Ouders deze kosten moeten betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het loon van de deskundige, inclusief BTW, € 1.547,28 bedraagt. De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de overweging dat De Ouders door hun beroep op het blokkeringsrecht de voortgang van het deskundigenonderzoek hebben belemmerd, wat hen de meest gerede partij maakt om de kosten te dragen.
De rechtbank heeft De Ouders dan ook veroordeeld tot betaling van de kosten van het deskundigenbericht en de griffier opgedragen om een gespecificeerde betalingsspecificatie aan hen toe te zenden. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.