ECLI:NL:RBMNE:2022:1334

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
16.124531.20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing door vuurwerk aan voordeur met schade en gevaar voor bewoners

In de nacht van 8 mei 2020 heeft de verdachte zwaar vuurwerk, een Cobra 6, bevestigd aan de voordeur van het slachtoffer en deze tot ontploffing gebracht. Dit leidde tot een enorme knal en aanzienlijke schade aan de deur en de woning, terwijl de bewoner, die lag te slapen, aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat, gezien de ernst van het feit, een vrijheidsbenemende straf in beginsel noodzakelijk is, maar houdt rekening met verzachtende omstandigheden. De verdachte heeft openheid van zaken gegeven, heeft zich gedurende bijna twee jaar schorsing van de voorlopige hechtenis aan de voorwaarden gehouden en heeft aan zichzelf gewerkt, waaronder het abstinent blijven van alcohol. De rechtbank legt een maximale taakstraf van 240 uur op, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank wijkt af van de vordering van de officier van justitie door een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en geen locatieverbod te hanteren, gezien de belangen van de verdachte en zijn vriendin, die in verwachting is. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft, maar benadrukt de ernst van het feit en de impact op de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.124531.20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres ] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam, alsmede de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer] , mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair:op 8 mei 2020 te [woonplaats] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door vuurwerk (een Cobra 6) op de voordeur van een woning gelegen aan/nabij de [adres ] te plaatsen en aan te steken, waardoor gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor de bewoner,
[slachtoffer] en/of voor anderen,
subsidiairten laste gelegd als een vernieling van de voordeur en het deurkozijn van die woning.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat alleen kan worden bewezen dat door die ontploffing gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, in die zin dat door het teweegbrengen van die ontploffing alleen gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het primair ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen: [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 maart 2022;
  • de verklaring van aangever [slachtoffer] (de aangifte, mede namens rechtspersoon Goede Steede);
- het ‘Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres ] [woonplaats] )’; [3]
- het rapport ‘Explosievenonderzoek naar aanleiding van een explosie bij een flatwoning op 8 mei 2020 in [woonplaats] ’ van 30 juli 2020 van het Nederlands Forensisch Instituut. [4]
Met de officier van justitie en de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:op 8 mei 2020 te [woonplaats] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 6 tegen de voordeur van een woning, gelegen aan de [adres ] , te plaatsenalwaar die Cobra 6 tot ontploffing is gekomen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die voordeur en het deurkozijn en de woning te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 214 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole) en een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] ;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft hieraan toegevoegd dat een locatieverbod, een van de nu
geldende schorsingsvoorwaarden, niet als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd,
gelet op het aangevoerde belang van verdachte om naar de woning van zijn vriendin te
kunnen gaan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Indien verder nog een onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd, verzoekt de verdediging dat in de vorm van een taakstraf te doen. Verdachte heeft de afgelopen twee jaar, gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis, bewezen dat hij op het rechte pad blijft. De verdediging verzoekt geen locatieverbod op te leggen zoals dat nu geldt in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis, zodat hij bij zijn vriendin kan zijn die in die straat woont en bovendien van hem in verwachting is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft in de nacht van 8 mei 2020 zwaar vuurwerk, te weten een Cobra 6, bevestigd aan de voordeur van het slachtoffer en deze tot ontploffing gebracht. Dit heeft midden in die nacht een enorm harde knal veroorzaakt en heeft geleid tot veel schade aan de betreffende deur en woning. Bovendien was de bewoner aanwezig in de woning; hij lag te slapen. Die bewoner was in die periode een vriend van verdachte. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij problemen had met personen die die vriend in huis had gehaald en zijn handelen was gericht om de aandacht daarop te vestigen en om die personen af te schrikken. Dit handelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden begrepen dan het intimideren van de betreffende bewoner en de personen die daar al dan niet zouden verblijven. Het handelen van verdachte heeft de betreffende bewoner veel angst bezorgd en hij heeft zich lange tijd bedreigd gevoeld. Een woning is juist de plek waar mensen zich zouden moeten voelen. Naast de gevolgen voor de bewoner doet een dergelijk ernstig feit ook het gevoel van onveiligheid in de buurt en samenleving toenemen.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook acht geslagen op:
- een uittreksel betreffende de justitiële documentatie van verdachte d.d. 16 februari 2022, waaruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, maar niet voor feiten soortgelijk aan het onderhavige;
- een reclasseringsadvies van Tactus Reclassering Flevoland van 20 mei 2021 en een kort verslag van deze reclasseringsinstelling van 24 maart 2022 omtrent het verloop van het schorsingstoezicht. Hieruit volgt onder meer dat verdachte meerdere problemen kent op verschillende leefgebieden. Het ontbreekt hem aan een zinvolle dagbesteding en hij heeft schulden. Daarnaast staan hij en zijn gezin onder begeleiding van Samen Veilig en is er (mede) naar aanleiding van het huidige delict een ondertoezichtstelling van zijn kinderen opgelegd. Delict gerelateerde factoren worden gevonden in (overheersende) verslavingsproblematiek, een negatief sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren (beïnvloedbaarheid en impulsiviteit). Positief is dat verdachte probleembesef toont aangaande zijn verslavingsproblematiek. Hij heeft vanaf mei 2020 in het kader van onderhavige zaak een schorsingstoezicht opgelegd gekregen en hij heeft zich gehouden aan de afspraken. Hij stelt zich meewerkend en gemotiveerd op. Verdachte heeft een korte ambulante behandeling gevolgd bij Amethist en is daarna geïndiceerd voor de module terugvalpreventie. Dit is echter nog niet van de grond gekomen. De reclassering ziet hierin nog mogelijkheden om verdachte te monitoren. Net zoals het bieden van structuur, nu verdachte geen vaste dagbesteding heeft. Tijdens het intakegesprek bij Amethist heeft verdachte aangegeven klachten te ervaren zoals onrust, zowel lichamelijk als ook in zijn hoofd, en hij heeft moeite met concentreren. Hij denkt zelf dat er mogelijk sprake is van ADHD, maar hier is nooit onderzoek naar gedaan. Hiernaast zijn er tijdens het intakegesprek ook aanwijzingen voor een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis waargenomen, maar ook hier is geen onderzoek naar gedaan. Ook hier ziet de reclassering mogelijkheden om ondersteuning te bieden bij het vergroten van de coping vaardigheden van de heer van Heemst.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, kan in beginsel niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank is echter ook van oordeel dat het niet passend zou zijn verdachte te veroordelen tot een straf die meebrengt dat hij nu terug zou moeten naar de gevangenis. De rechtbank houdt namelijk in het voordeel van verdachte rekening met de volgende omstandigheden. Verdachte heeft opening van zaken gegeven en ziet in – voor zover de rechtbank dat kan beoordelen – dat de manier waarop hij is omgegaan met deze conflictsituatie echt niet kan. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 21 mei 2020 geschorst. Gedurende deze schorsing van inmiddels bijna twee jaar heeft verdachte geen nieuwe feiten gepleegd, heeft hij zich aan alle overige voorwaarden gehouden en bovendien aan zichzelf gewerkt. Waaronder het abstinent blijven van alcohol.
Om de aard en ernst van het feit te benadrukken, zal de rechtbank wel de maximale taakstraf opleggen, te weten een taakstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (te weten een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontrole) en een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] . De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte aan zichzelf blijft werken, zeker ook met het oog op de toekomst, waarin hij voor de vierde keer vader zal worden. De rechtbank zal dan ook geen locatieverbod opleggen, zoals die voorwaarde thans geldt in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. De belangen van het slachtoffer worden in voldoende mate beschermd door het contactverbod en het opleggen van een locatieverbod voert te ver gelet op de door en namens verdachte aangevoerde belangen: immers, zijn vriendin, die van hem in verwachting is, woont aan dezelfde straat als het slachtoffer. De rechtbank wijkt met de op te leggen straf enigszins af van de vordering van de officier van justitie door een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit houdt verband met hetgeen de rechtbank in het voordeel van verdachte meeweegt, waaronder de lange tijd waarin hij al in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt en aan zichzelf heeft gewerkt. Om die reden zal de rechtbank ook een proeftijd van twee jaar aan die voorwaardelijke straf verbinden in plaats van de gevorderde proeftijd van drie jaren.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de hoogte van de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.

9.BESLAG

Verdachte heeft ter terechtzitting ondubbelzinnig afstand gedaan van diverse op de beslaglijst vermelde voorwerpen, met uitzondering van de niet strafbare voorwerpen die daar ook op vermeld staan. De verdediging heeft betoogd dat de voorwerpen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 2, 4, 6, 8 en 11 niet strafbaar zijn en de verdediging heeft verzocht dat deze worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot teruggave van de nummers 2, 4, 6 en 8 en medegedeeld dat hij zich niet verzet tegen de teruggave van voorwerp 11 indien uit de stukken volgt dat dit voorwerp niet strafbaar is.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het beslag acht geslagen op het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot een onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie (proces-verbaal met nummer PL0900-2020140993-33). Hieruit volgt dat de voorwerpen met nummers 2, 4, 6, 8, en 11, zoals vermeld op de beslaglijst, geen verboden wapens zijn en derhalve dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten verdachte. Ten aanzien van de andere goederen zal de rechtbank geen beslissing nemen, nu verdachte daarvan afstand heeft gedaan. Dit betekent dat de volgende voorwerpen aan verdachte dienen te worden teruggeven:
  • 1 STK wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625251, nummer 2 op de beslaglijst);
  • 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625245, nummer 4 op de beslaglijst);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625243, nummer 6 op de beslaglijst);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625241, nummer 8 op de beslaglijst);
  • 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625229, Sabel/ zwaard, nummer 11 op de beslaglijst).

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.500 aan immateriële schade.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak voor het onderdeel dat ziet op levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de benadeelde partij.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het gevorderde bedrag veel te hoog is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd gesteld dat vanwege de aard en de ernst van de normschending de benadeelde partij op ‘andere wijze in de persoon is aangetast’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank verwijst in dat verband naar haar overwegingen over de aard en ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank is echter met de raadsman van verdachte, van oordeel dat de gegeven onderbouwing de hoogte van het gevorderde bedrag niet rechtvaardigt. Gelet op vergoedingen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd, begroot de rechtbank de immateriële schade van de benadeelde partij – en stelt deze vast – op een bedrag van € 1.500,-. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 25 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderd veertig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat
de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer in deze zaak, te weten [slachtoffer] , zolang de reclassering dit in overleg met het Openbaar Ministerie noodzakelijk acht;
* zich bij Tactus Reclassering Flevoland zal melden op het adres Randstad
22-183, 1316 BM Almere. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich onder behandeling zal stellen van Amethist of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, teneinde zich te laten behandelen. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij terugval in alcohol- dan wel middelengebruik ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte werkt mee aan verdiepingsdiagnostiek indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (een blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625251, nummer 2 op de beslaglijst);
  • 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625245, nummer 4 op de beslaglijst);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625243, nummer 6 op de beslaglijst);
  • 1 STK Wapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625241, nummer 8 op de beslaglijst);
  • 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL0900-2020140993-G2625229, Sabel/ zwaard, nummer 11 op de beslaglijst);
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 1.500,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 1.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2020 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Lunenburg, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en
H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair:hij op of omstreeks 8 mei 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland opzettelijk een
ontploffing teweeg heeft gebracht door een Cobra 6, althans een stuk vuurwerk met
knaleffect, in elk geval enig vuurwerk, tegen de (voor)deur van een woning, gelegen
aan/nabij de [adres ] , te plaatsen/gooien/werpen, en/of dat
vuurwerk (in de nabijheid van die voordeur) aan te steken, waardoor/alwaar die
Cobra 6, althans dat vuurwerk, tot ontploffing is gekomen/gebracht,
- terwijl daarvan gemeen gevaar voor die (voor)deur en/of het deurkozijn en/of de
woning en/of in die woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was, en/of
- terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de
bewoner van die woning, te weten [slachtoffer] , die zich in de die woning
bevond, te duchten was, althans levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
subsidiair :hij op of omstreeks 8 mei 2020 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, opzettelijk en
wederrechtelijk een (voor)deur en/of het deurkozijn van een woning, gelegen
aan/nabij de [adres ] in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] en/of woningstichting Goede Stede, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt en/of onklaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, een
Cobra 6, althans een stuk voorwerk met knaleffect, in elk geval enig vuurwerk, tegen
voornoemde (voor)deur, geplaatst/gegooid/geworpen, en/of dat vuurwerk (in de
nabijheid van die voordeur) aangestoken, waardoor/alwaar die Cobra 6, althans dat
vuurwerk, tot ontploffing is gekomen/gebracht.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 december 2020, genummerd 2020141010 (Onderzoek Honiton / MD2R020113), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 229. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 42 en 43.
3.Pagina’s 137 en 138.
4.Pagina 198.