4.3Het oordeel van de rechtbank
Verweer vormverzuim pressieverbod
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de aanhouding van verdachte schending is geweest van het pressieverbod. Hij heeft aangevoerd dat er een inbreuk is gemaakt op het beginsel van nemo tenetur, omdat bij het vragen naar de toegangscode van de telefoon van verdachte er fysieke dwang is toegepast en er psychische druk is uitgevoerd. Dit gebeurde buiten de aanwezigheid van de raadsman. Daarom meent de raadsman dat sprake is van een of zelfs meerdere vormverzuimen en heeft hij de rechtbank verzocht dat vast te stellen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en verhandelde ter zitting onvoldoende vast is komen te staan dat er een situatie is ontstaan waarbij dwang tegen verdachte is gebruikt. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat schending van het pressieverbod heeft plaatsgevonden, en zal het verweer van de raadsman verwerpen. Er is, te meer nu de raadsman aan dit verweer geen rechtsgevolg heeft verbonden, ook geen aanleiding hiernaar nog onderzoek te (laten) verrichten.
Vrijspraak voor het onder 2 ten laste gelegde feit
Als feit 2 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij samen met anderen facturen, verzendbewijzen, e-mailberichten en/of een verkoopcontract van [benadeelde 3] B.V. en/of [benadeelde 4] aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , valselijk heeft opgemaakt en gebruikt.
Uit het dossier volgt dat weliswaar documenten zijn vervalst en ook daadwerkelijk zijn gebruikt voor de oplichting zoals onder 1 aan verdachte is tenlastegelegd, maar uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte betrokken is geweest bij het vals opmaken van deze documenten en evenmin dat hij daarvan, wetende dat ze vervalst waren, gebruik heeft gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opzet op het gronddelict valsheid in geschrift niet kan worden vastgesteld op grond van de inhoud van het strafdossier. Er is daarmee niet voldaan aan het dubbele opzet, die vereist is bij medeplegen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelenvoor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
1. [aangever] heeft namens de [benadeelde 3] B.V. op 29 maart 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte met bijlagen,– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben werkzaam als zijnde IT-beheerder voor [naam] en " [benadeelde 3] B.V." [naam] is in Nederland bekend als de rapper en tv-persoonlijkheid " [artiestennaam] " en " [benadeelde 3] B.V." is zijn bedrijf. Dit bedrijf heeft geen website op internet en dus ook geen webshop en wij verkopen ook niet op een andere manier merchandise of andere materialen. Het bedrijf is gevestigd op de [adres ] te [woonplaats] .
Na enige tijd kwam ik met de ingeving om " [zoekvraag] " te googlen toen kwam ik op de website http:// [website] en http:// [website] . Dit betreft Engelstalige websites. Ik bekeek deze websites en ik zag dat op deze websites van alles verkocht werd zoals mondkapjes, karton, zware metalen als grondstoffen zoals aluminium.
De oplichters achter deze websites halen dus hele grote bedragen binnen waarbij de naam van " [benadeelde 3] B.V." misbruikt wordt.
2. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenvan 10 april 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 8 april 2020 werd een digitale aangifte ontvangen via het Internationaal Rechtshulpcentrum van politie. Door hen werden diverse digitale documenten ontvangen via de Nederlandse Ambassade te Jakarta, Indonesië. Deze documenten zijn afkomstig van de Maleisische rechtspersoon: [benadeelde 2] .
De verkregen documenten bestaan uit:
- diverse facturen (invoices);
- frauderapport.
3. Het frauderapport en de facturen in de bijlagen van het onder 2 genoemde bewijsmiddel bevatten onder meer de volgende teksten:
Our company is [benadeelde 2] a Malaysian registered legal entity (buyer).
We were looking at buying 3 PLY and N 95 masks to help the Malaysian society who has been affected badly by the COVID 19 deadly virus.
We through a business acquaintance in Malaysia got the contact of a Netherland based company called [benadeelde 3] BV, [adres ] [woonplaats] (seller).
5. We agreed to buy 3 million pieces of 3 PLY mask and 1 million pieces of N 95 masks.
6. We were given 2 invoices by the seller, no 10060 dated march 22 2020 for the supply of 3 million pieces of 3 PLY mask for a total invoice value to euro 122.000,00. The terms of the invoice required us to pay 40% of the invoice value and the balance to be paid within 7 days after order was delivered and quality confirmed. The 40% of the invoice value was remitted to the sellers account at ING Bank, account NO: [rekeningnummer] on the 24th march 2020.
7. The next invoice NO 10062 dated march 22, 2020 for the supply of 1 million 3M N 95 masks for the sum of euro 51.000,00. The same terms were stated in this invoice, to pay 40% and the balance to be paid within 7 days after the order was delivered and quality confirmed. The 40% of this invoice value was also remitted to sellers account at ING Bank, account NO: [rekeningnummer] on the 24th march 2020.
8. We agreed and remitted another 40% amounting to euro 51.900 to the sellers account No [rekeningnummer].
Invoice #10060
Date March 20, 2020
Bank account details:
Bank Name: ING BANK
Account Name: [benadeelde 3] BV
IBAN (Account Number): [rekeningnummer]
Amount Total to be paid on this invoice 40%: € 48.800,00.
Invoice #10062
Date March 20, 2020
Bank account details:
Bank Name: ING BANK
Account Name: [benadeelde 3] BV
IBAN (Account Number): [rekeningnummer]
Amount Total to be paid on this invoice 40%: € 20.400,00.
4. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met bijlagenvan 20 mei 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 9 april 2020 werd een digitale aangifte ontvangen via het Internationaal Rechtshulpcentrum van politie. Deze documenten zijn afkomstig van een Maleisische rechtspersoon: [benadeelde 1] .
De verkregen documenten bestaan uit:
- royal Malaysian police report;
- factuur (invoice).
De voornoemde Maleisische rechtspersoon heeft mondmaskers besteld bij [benadeelde 3] B.V. ter waarde van € 20.500,-, maar de maskers werden vervolgens niet geleverd.
5. De factuur in de bijlage van het onder 4 genoemde bewijsmiddel bevat onder meer de volgende tekst:
Invoice #10060
Date March 18, 2020
Bank Name: ING BANK
Account Name: [benadeelde 3] BV
IBAN (Account Number): [rekeningnummer]
Amount Total to be paid on this invoice 40%: € 20.500,00.
6. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 2 april 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Volgens de gegevens van ING is de rekeninghouder van rekening [rekeningnummer]
- naam: [rekeninghouder 1] ;
- geboortedatum: [1999] .
7. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 2 april 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Documentcode: MD2R020089-35
Betreft: Identiteit rekeninghouder [rekeningnummer]
Volgens de gegevens van ING is de rekeninghouder van rekening [rekeningnummer] :
- naam: [rekeninghouder 2] ;
- geboortedatum: [2000] .
8. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 10 december 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Deel 1, paq. nr. 167, proces-verbaal van bevindingen voorzien van documentcode MD2R020089-35 In de kop van dit proces-verbaal wordt gesproken over het rekeningnummer [rekeningnummer] . In de eerste alinea wordt gesproken over het rekeningnummer
[rekeningnummer] . Het lijkt er op dat het laatste nummer 1 abusievelijk vergeten is.
9. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 2 april 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Volgens de gegevens van ING is de rekeninghouder van rekening [rekeningnummer] :
- naam: [rekeninghouder 3] ;
- geboortedatum: [2000] .
10. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens
het verhoorbij de rechter-commissaris op 29 mei 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Het geld is overgemaakt naar ING rekeningen. Daar werden grote bedragen van gepind. U zou keer op keer de bedragen pinnen. Pinde u wel grote bedragen van die ING rekeningen?
Ja, dat klopt.
Wat stond er op de pasjes waarmee u pinde?
De pasjes die ik bij mij heb gehad waren van [rekeninghouder 1] en [rekeninghouder 3] .
Waar ging dat geld naartoe?
Ik bracht dat naar de jongens die dat bedrijf waren gestart.
11. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens
het verhoorbij de politie op 1 juli 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
A: Ik ben benaderd door [verdachte] . Hij was klant van mij. Zo ken ik hem ook. Hij zei maar als jij mensen kent die je vertrouwt kun je daarop storten en kun je zien dat er niets gebeurd.
O: Verbalisanten bekijken het adres [adres ] te [woonplaats] in de centrale systemen. Als wij 2 als toevoeging gebruiken voor het huisnummer komen wij uit op: [verdachte] geboren op [1994] te Kameroen. Verdachte vertelt dat dit het adres was waar hij altijd geld afgaf.
V: Kan de taxi chauffeur [verdachte] en [medeverdachte 2] bevestigen?
A: Ja want ik moest het geld altijd weer terug brengen. Dus dan bracht de taxi mij daarna toe. Elke keer als ik gepind had dan ging ik daar langs.
V: Hoe ging dat met het afgeven van het geld en het betalen?
A: Ik gaf het geld en ik kreeg daar mijn deel van. Of ik kreeg mijn deel van degene van wie de pas was. (…)
Want ik was de enige die alleen woonde en degene die rechtstreeks contact had met [verdachte] .
12. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens
het verhoorbij de politie op 2 juli 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
A: Als [verdachte] mij een factuur stuurt, wist ik wat er binnen kwam en stuurde ik dat door na degene van de rekening waar de transactie was geweest, en dan wist ik wat ik moest pinnen. Ik wil er wel bij zeggen dat ik niet rechtstreeks contact had met hun, dit ging allemaal via [A] .
V: Van wie kreeg je de informatie nog meer, naast [verdachte] .A: Van [medeverdachte 2]V: Dus van [verdachte] en van [medeverdachte 2] kreeg je de informatie van de overboekingen, van niemand meer?A: Nee van hun, van hun kreeg ik de updates.V: Op welke rekeningen kon jij kijken?A: Ik kon op alle rekeningen waar ik toegang toe had op internetbankieren.V: Je bedoelt [rekeninghouder 1] , [rekeninghouder 3]A: Ja van iedereen waar ik de gegevens van had kon ik online op internetbankieren.
13. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 19 oktober 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Na de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] werd zijn woning doorzocht. Er werden diverse goederen aangetroffen, waaronder een laptop van het merk Apple.
Soort: computer (laptop)
Merk: Apple
Type: MacBook Pro
SIN: AANQ9999NL
Ik onderzocht tabblad mail.google.com in de applicatie Chrome en zag het volgende:
o Sales Consultant met e-mailadressales@ [e-mailadres]
.
• Certificaten:
1. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan 3M United Kingdom Plc door BSI. Bestandsdatum 1 juni 2020. Via de site van BSI controleerde ik certificaatnummer en zag ik dat certificaat CE682245 is uitgereikt aan 3M United Kingdom Plc en betrekking heeft op 'Filtering half masks'.
2. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan 3M United Kingdom Plc door [benadeelde 3] BV.
3. EU Type Examination Certificate CE 682245 uitgereikt aan 3M United Kingdom Plc door [bedrijf] BV.
4. Radio Testreport Issued for [benadeelde 3] BV, betreffende Disposable Nitrile Gloves.
Ik zag dat de certificaten 2 en 3 voor wat betreft lettertype en bladspiegel enigszins afwijken van certificaat 1 en dat de informatie op certificaten 2 en 3 niet overeenkomt met de informatie die ik vond bij BSI. Het is daarmee aannemelijk dat de certificaten 2 en 3 vervalsingen zijn.
1. Uittreksel KvK [benadeelde 3] B V. (39089582).
Ik zag meerdere foto's van dozen met mondmaskers en handschoenen.
1. Paspoort met documentnummer [paspoortnummer] van [benadeelde 4] , geboren [1987] in [geboorteplaats] .
14. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 2 december 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Na de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] werd zijn woning doorzocht. Er werden diverse goederen aangetroffen, waaronder een laptop van het merk Apple.
Soort: computer (laptop)
Merk: Apple
Type: MacBook Pro
SIN: AANQ9999NL
Firefox
In Firefox zag ik de volgende informatie:
• Geschiedenis over de periode 8 maart 2020 tot en met 21 augustus 2020
o ali: 79 x website [website] , [website] .
Safari
In Safari zag ik de volgende informatie:
• Geschiedenis over de periode 24 februari 2020 tot en met 2 september 2020
o ali 9 x website [website] , [website] , [website] , [website]
Ik zag bij de verschillende handelingen om een website met Wordpress te beheren overeenkomstige URL’s. Omdat in de wachtwoorden in Firefox ook een user-account voor Wordpress voorkomt, is het aannemelijk dat via Firefox op deze laptop met behulp van Wordpress één of meer websites zijn beheerd. Ik zag in de url’s met betrekking tot Wordpress de volgende namen van websites die zijn gebruikt voor internetoplichting:
• [website] ;
• [website] ;
• [website] ;
• [e-mailadres] .
15. Verdachte heeft tijdens
het verhoorbij de politie op 7 oktober 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
A: In maart kwam ik terug uit Kameroen en toen had [medeverdachte 2] een bedrijf opgericht. De naam was: ” [benadeelde 3] ”. Hij had een e-mailaccount aangemaakt en daar had ik toegang tot via mijn telefoon en hij had daar toegang tot via zijn telefoon. (…)
Hij liet mij zien waar hij mee bezig was. Hij vroeg aan mij of ik met hem mee wilde werken en ik heb gezegd prima.
V: Wie heeft die website gemaakt?
A: [medeverdachte 2]
V: Hoe weetje dat?
A: Omdat wij samen woonden. Ik heb gezien dat hij de website maakte.
V: Hoe heet die website?
A: Ik weet de naam niet meer
O: Verbalisanten tonen drie websites.
www. [website] .com
www. [website]
www. [website]
A: Ik herken de eerste www. [website] .com. ik denk dat het die was.
V: Wat zeg je van die andere twee?
A: Ik kan het mij niet herinneren.
A: Het plan was om er geld mee te verdienen.
V: Hoe dan?
A: Met klanten overleggen dat we mondmaskers kunnen leveren en dan die mondmaskers
verkopen.
V: Maar? Dat gebeurde niet volgens mij?
A: Nee dat klopt.
V: Leg uit. Jullie spraken met klanten om mondmaskers te verkopen en wat gebeurde er?
A: Ik sprak met klanten over de verkoop van mondmaskers. Ik zocht foto’s online van mondmaskers. Ik zei dit kan ik leveren. Dit zijn de maskers. De klanten moesten dan een percentage vooruit betalen.
V: Foto online en dan?
A: Ik pakte die foto’s online en liet die aan klanten zien en zei dit is wat wij kunnen leveren.
V: Hoe ging dat dan als mensen mondmaskers wilden bestellen?
A: Als iemand contact met mij opnam vertelde ik ze welke mondmaskers ik te koop had.
Ik zei dat ik: “3M” had en “3ply” maskers had. Ik gaf ze de prijs en zei dat ik hun contact was in
Nederland.
A: Als iemand van plan was te betalen werd er een factuur gemaakt. Dan kreeg ik een
rekeningnummer van [medeverdachte 1] en dat nummer gaf ik aan [medeverdachte 2] .
16. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 25 maart 2022 verklaard, zakelijk weergegeven:
Medeverdachte [medeverdachte 2] vroeg aan mij om rekeningnummers. Ik kreeg deze rekeningnummers van medeverdachte [medeverdachte 1].
[medeverdachte 2] vertelde mij dat hij deze rekeningnummers nodig had om het geld te kunnen ontvangen. Mijn rol hierin was dat medeverdachte [medeverdachte 1] mij de geldbedragen gaf en ik deze vervolgens aan [medeverdachte 2] gaf. Ik had contact met medeverdachte [medeverdachte 1] , omdat ik hem daarvoor al kende. Hij was mijn kapper. [medeverdachte 2] is nogal introvert. [medeverdachte 1] had destijds aan mij verteld dat als ik het nodig heb, hij rekeningen kan regelen van jongemannen. Dus ik had dit toen aan [medeverdachte 2] verteld en was daarmee de link tussen hen beide. [medeverdachte 2] vroeg ook aan mij of ik een deal met [medeverdachte 1] kon sluiten. [medeverdachte 2] zei alleen tegen mij dat als hij een rekeningnummer nodig had, hij het aan mij zou vertellen en ik het aan [medeverdachte 1] moest vragen.
Bewijsoverwegingen voor de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Medeplegen van oplichting
De rechtbank stelt in onderhavige zaak de volgende feiten en omstandigheden vast. Twee bedrijven, [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , hebben aangifte gedaan van oplichting. Deze bedrijven hebben een groot aantal mondkapjes bij [benadeelde 3] B.V. besteld en hiervoor een aanbetaling van 40% gedaan. [benadeelde 2] heeft een totaalbedrag van €121.100,- en [benadeelde 1] heeft een totaalbedrag van €20.500,- overgemaakt. De mondkapjes die zij hebben besteld, zijn echter nooit geleverd. Op de door de aangevers overgelegde facturen volgt dat de betalingen aan [benadeelde 3] BV op de rekeningnummers [rekeningnummer] en [rekeningnummer] zijn gedaan. Uit het frauderapport volgt dat het bedrijf [benadeelde 2] daarnaast een betaling op het rekeningnummer [rekeningnummer] heeft gedaan (de rechtbank leest [rekeningnummer] uit de aangifte als [rekeningnummer] ). Uit onderzoek is gebleken dat deze facturen vals zijn en de rekeningnummers waar de betalingen op zijn gedaan, toebehoren aan zogenoemde
moneymules, oftewel ‘geldezels’. Dit zijn personen die hun rekening, bankpas en pincode, al dan niet vrijwillig, ter beschikking hadden gesteld voor gebruik door anderen. De hiervoor genoemde rekeningnummers staan op naam van [rekeninghouder 1] , [rekeninghouder 2] en [rekeninghouder 3] . Medeverdachte [medeverdachte 1] had de beschikking over deze rekeningen.
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de oplichting waarbij via [benadeelde 3] B.V. zogenaamd grote hoeveelheden mondkapjes werden verkocht. De verklaring van verdachte dat hij pas bekend is geworden met, en betrokken is geraakt bij de mondkapjesfraude nadat aangevers [benadeelde 2] en [benadeelde 1] door medeverdachte [medeverdachte 2] waren opgelicht, wordt door de rechtbank verworpen. Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] volgt namelijk dat verdachte degene was die het contact heeft geïnitieerd en onderhouden met medeverdachte [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] was de kapper van verdachte) – die op zijn beurt de bankrekeningen beheerde waarop het geld door de aangevers werd overgemaakt. Ook was het de taak van medeverdachte [medeverdachte 1] om de gepinde bedragen weer aan verdachte te geven. Omdat verdachte de contactpersoon van medeverdachte [medeverdachte 1] was, en [medeverdachte 1] betrokken was bij het witwassen van het geld van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , kan het niet anders dan dat verdachte ook al bij deze oplichting betrokken is geweest.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde oplichting in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 2] .
Medeplegen van witwassen
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] in regelmatige hoeveelheden de door oplichting verkregen geldbedragen aan verdachte heeft overhandigd, waarna verdachte deze geldbedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2] heeft overhandigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit feit in een zodanig nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegd, dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van witwassen, nu verdachte deze geldbedragen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en van die geldbedragen gebruik gemaakt.