ECLI:NL:RBMNE:2022:1330

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
C/16/534583 / KL ZA 22-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag in kort geding wegens ondeugdelijkheid van de vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak vordert eiser de opheffing van een conservatoir beslag dat door gedaagde, Stichting de Thuiscopie, is gelegd op zijn onverdeelde aandeel in een woning. Het beslag is gelegd omdat gedaagde meent dat eiser, als voormalig bestuurder van een vennootschap, aansprakelijk is voor het niet voldoen van thuiskopievergoedingen door die vennootschap. Eiser betwist deze aansprakelijkheid en stelt dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan de eisen voor bestuurdersaansprakelijkheid is voldaan. De vordering van gedaagde is summierlijk ondeugdelijk gebleken, en er is onvoldoende bewijs dat de vordering op de vennootschap onverhaalbaar is. De belangenafweging tussen partijen leidt tot de conclusie dat het belang van eiser bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij handhaving van het beslag. De voorzieningenrechter heft daarom het beslag op en veroordeelt gedaagde in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/534583 / KL ZA 22-15
Vonnis in kort geding van 6 april 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. J.J. Dijkman te Haarlem,
tegen
de stichting
STICHTING DE THUISKOPIE,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.S. van der Jagt te Diemen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Thuiskopie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 8 maart 2022 betekende dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling op 16 maart 2022
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van Thuiskopie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert samengevat - de opheffing van het op 12 januari 2022 door Thuiskopie gelegde conservatoire beslag op het onverdeelde aandeel van [eiser] in de woning aan het [adres] te [woonplaats] , met veroordeling van Thuiskopie in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.2.
Thuiskopie voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
Wat is er gebeurd?
Thuiskopie heeft op 12 januari 2022 conservatoir beslag doen leggen op de woning van [eiser] . Thuiskopie is van mening dat zij een vordering heeft op [eiser] . [eiser] heeft in 2016 [bedrijf] B.V. (hierna aangeduid als [bedrijf] of de vennootschap) opgericht en is daarvan vervolgens, via een andere vennootschap, middellijk bestuurder geweest. Vanwege een intern verschil van inzicht over de koers van de vennootschap is [eiser] op 31 januari 2020 als bestuurder uitgetreden.
[bedrijf] richt zich op de groothandel in refurbished mobiele telefoons, laptops en tablets. Vanwege deze bedrijfsactiviteiten was [bedrijf] thuiskopievergoedingen verschuldigd aan Thuiskopie. [bedrijf] heeft deze vergoedingen niet voldaan. Thuiskopie meent dat [eiser] , als voormalig bestuurder van [bedrijf] een ernstig persoonlijk verwijt valt te maken voor het feit dat [bedrijf] – in strijd met een wettelijke verplichting – de door haar verschuldigde thuiskopievergoedingen niet tijdig heeft voldaan. Thuiskopie vindt dat [eiser] daarvoor aansprakelijk is en dat hij daarom de vordering van Thuiskopie moet betalen. Om die reden heeft Thuiskopie beslag laten leggen op de woning van [eiser] . [eiser] is het niet eens met het standpunt van Thuiskopie en wil dat het beslag wordt opgeheven.
Het juridisch kader
3.1.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
3.2.
Dat Thuiskopie een vordering op [bedrijf] heeft ter zake door [bedrijf] verschuldigde thuiskopievergoedingen staat wel vast. Maar dat is niet de vordering die aan de basis ligt van het door Thuiskopie ten laste van [eiser] gelegde beslag. De grondslag van de vordering die Thuiskopie stelt te hebben op [eiser] is bestuurdersaansprakelijkheid. Hiervoor moet voldaan zijn aan (in ieder geval) twee eisen:
a. de vordering van Thuiskopie moet onbetaald door en onverhaalbaar op [bedrijf] blijken te zijn, en
b. daarvan moet [eiser] , als bestuurder van [bedrijf] , een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kunnen worden. Van zo’n verwijt kan sprake zijn wanneer een bestuurder de vennootschap laat handelen in strijd met een wettelijke verplichting. Daarvoor is in dit geval vereist dat [eiser] wist of hoorde te begrijpen dat zijn handelen ertoe zou leiden dat de vordering van Thuiskopie niet betaald zou worden door de vennootschap en onverhaalbaar zou blijken op de vennootschap. Een eis die overigens ook geldt bij andere gevallen van een persoonlijk ernstig verwijt dan het in strijd (laten) handelen met de wet.
3.3.
Op basis van alles wat in het kader van deze procedure door partijen naar voren is gebracht en uit de overgelegde stukken blijkt, is onvoldoende aannemelijk geworden dat zelfs maar aan één van deze twee eisen is voldaan. Daarvoor is het volgende van belang.
De verhaalbaarheid van de vordering op de vennootschap
3.4.
Thuiskopie heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij de onverhaalbaarheid van de vordering baseert op de mededelingen van [bedrijf] tijdens gesprekken en de door [bedrijf] verstrekte cijfers. Zonder de context van de overige cijfers van [bedrijf] is de stelling dat de vordering niet verhaalbaar is, omdat sprake zou zijn van een negatief vermogen van 2 miljoen euro onbegrijpelijk. Te meer omdat Thuiskopie ter zitting zelf heeft verklaard dat [bedrijf] inmiddels wel de verschuldigde thuiskopievergoedingen betaalt. Gesteld noch gebleken is dat Thuiskopie enige serieuze actie heeft ondernomen in de richting van [bedrijf] om haar vordering (deels) betaald te krijgen. Ook is gesteld noch gebleken dat Thuiskopie heeft geprobeerd het verhaal van (een deel van) haar vordering te verzekeren door het treffen van bewarende maatregelen ten laste van [bedrijf] , zoals zij ten laste van jegens [eiser] heeft gedaan. Onder die omstandigheden is voorlopig onvoldoende aannemelijk dat de vordering niet (gedeeltelijk) op de vennootschap verhaald kan worden.
3.5.
Volgens Thuiskopie staat het haar vrij om haar vordering tegen elke hoofdelijke aansprakelijke partij te verzekeren, zonder dat daarin een rangorde bestaat. Dat betoog gaat alleen op als in voldoende mate vast staat dat de vordering op de vennootschap onverhaalbaar is. Pas dan komt een mogelijke aansprakelijkheid van bestuurders om de hoek kijken. In die zin is er dus wel een rangorde.
Persoonlijk ernstig verwijt.
3.6.
Medio 2018 besefte [eiser] naar zijn zeggen dat met de vennootschap activiteiten werden verricht waarvoor een thuiskopievergoeding verschuldigd was. [eiser] heeft toen zelf het initiatief genomen zich bij Thuiskopie aan te melden. Vervolgens is tussen partijen een discussie ontstaan over de omvang van de verschuldigde vergoeding en over welke activiteiten en op basis van welke gegevens deze vergoeding berekend moest worden. Aan Thuiskopie kan worden toegegeven dat [eiser] daarbij bepaald niet voortvarend handelde. Maar dat is niet voldoende om te kunnen concluderen dat [eiser] [bedrijf] bewust in strijd met de wet liet handelen (in strijd met de vergoedingsverplichting) in de wetenschap dat [bedrijf] de vordering niet zou voldoen en niet zou kunnen voldoen. Ten tijde van het vertrek van [eiser] was door [bedrijf] een voorziening getroffen (van € 80.000 of € 140.000,-) in verband met de verschuldigde thuiskopievergoeding terwijl de omvang van de verschuldigde vergoeding op dat moment door [bedrijf] werd begroot op € 55.000,-. De omzet van [bedrijf] steeg in 2019 van 3,5 miljoen naar bijna 20 miljoen EUR. Na het vertrek van [eiser] hebben nog gesprekken tussen [bedrijf] en Thuiskopie plaatsgevonden die medio 2021 resulteerden in een aanbod van Thuiskopie om de kwestie te regelen tegen betaling door [bedrijf] van € 180.000,-. Hoe het onder die omstandigheden in 2018 en 2019 voor [eiser] al duidelijk was (of had moeten zijn) dat [bedrijf] haar verplichting niet zou (kunnen) nakomen, is onbegrijpelijk zonder nadere toelichting, die ontbreekt.
3.7.
Omdat op grond van het voorgaande en in het kader van deze procedure summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van Thuiskopie, moet het door haar gelegde beslag worden opgeheven. Het is onvoldoende aannemelijk dat de vordering van Thuiskopie op [bedrijf] onverhaalbaar is, laat staan dat [eiser] van die onverhaalbaarheid kennis had (of had moeten hebben) bij zijn handelen als bestuurder van [bedrijf] .
3.8.
Een belangenafweging tussen [eiser] en Thuiskopie maakt deze beslissing niet anders. Het belang van [eiser] bij opheffing van het beslag is gelegen in de beoogde levering van de woning aan het [adres] in [woonplaats] en de levering en verbouwing van een nieuwe woning. Volgens [eiser] wordt de nieuwe woning gekocht met de overwaarde van zijn huidige en zal deze vrij van hypotheek zijn. Gelet op dit betoog van [eiser] , dat door Thuiskopie niet is weersproken, is geen sprake van het illusoir worden van verhaalsmogelijkheden, terwijl de vordering waarvoor het beslag is gelegd vooralsnog ondeugdelijk is geoordeeld. Onder deze omstandigheden dient het belang van [eiser] zwaarder te wegen dan het belang van Thuiskopie bij handhaving van het beslag ter verzekering van verhaal van haar gestelde vordering.
Proceskosten
3.9.
Thuiskopie zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,33
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.433,33

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
heft op het op 12 januari 2022 ten laste van [eiser] gelegde beslag op zijn onverdeelde aandeel in de woning aan het [adres] te [woonplaats] ,
4.2.
veroordeelt Thuiskopie in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.433,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis,
4.3.
veroordeelt Thuiskopie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Thuiskopie niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: KD (4403)