ECLI:NL:RBMNE:2022:1326

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4288
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) wegens onvoldoende grondslag voor 24-uurs zorgbehoefte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Wortel, en Centrum Indicatiestelling Zorg als verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder op 9 februari 2021 werd afgewezen. Verweerder stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor 24-uurs zorg, omdat er geen sprake was van een levenslange zorgbehoefte en er nog behandelmogelijkheden waren. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd op 15 september 2021 ongegrond verklaard.

Eiseres voerde in beroep aan dat het medisch advies waarop verweerder zich baseerde, niet juist was. Zij stelde dat er naast de grondslag psychiatrie ook sprake was van een verstandelijke handicap, wat volgens haar recht zou geven op zorg vanuit de Wlz. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de aanwezigheid van een verstandelijke handicap vóór het 18e levensjaar van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het medisch advies zorgvuldig was opgesteld en dat verweerder zich hierop mocht baseren.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor zorg vanuit de Wlz, omdat er geen blijvende behoefte aan 24-uurs zorg in de nabijheid was aangetoond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid voor eiseres om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 9 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Volgens verweerder voldoet eiseres daarvoor niet aan de voorwaarden. Er is bij eiseres sprake van een grondslag psychiatrie. Van een levenslange zorgbehoefte waarbij 24 uurs zorg in de nabijheid noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen is bij eiseres echter (nog) geen sprake. Er zijn namelijk nog verschillende behandelmogelijkheden en eiseres is leerbaar en in staat zich te ontwikkelen.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder baseert zich hierbij op het medische advies in bezwaar van arts indicatie en advies KNMG drs. I. Dammar van 31 mei 2021, aangevuld op 13 september 2021 naar aanleiding van het advies van Zorginstituut Nederland (ZiN) van 11 augustus 2021.
Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 via MS Teams. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres voert in beroep aan dat het medisch advies, waar verweerder zich op heeft gebaseerd, niet juist is. Volgens eiseres is er naast de grondslag psychiatrie ook sprake van de grondslag verstandelijke handicap. Dat volgt uit de informatie van Fivoor van 9 december 2021. Hoewel de intelligentie-onderzoeken plaatsvonden nadat eiseres 18 jaar is geworden en eiseres geen speciaal onderwijs heeft gevolgd, is volgens Fivoor aannemelijk dat eiseres als op jongere leeftijd een lager IQ heeft gehad. Eiseres kon op school namelijk niet goed meekomen, heeft veel hulp gehad, heeft veel verzuimd en voortijdig school verlaten. In het cognitief functioneren van eiseres is dan geen knik zichtbaar. Ook zijn er geen andere factoren die het lagere IQ kunnen verklaren.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en toereikend is gemotiveerd waarom bij eiseres geen verstandelijke handicap vastgesteld kan worden. Verweerder heeft zich hier dan op mogen baseren.
3.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
3.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van de grondslag psychiatrie. De vraag is of (ook) sprake is van de grondslag verstandelijke handicap. Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz geeft een verstandelijke handicap (ook) toegang tot de Wlz.
3.3.
Verweerder maakt bij de uitvoering van zijn taak gebruik van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz (Beleidsregels). Ten tijde van de bestreden besluitvorming golden de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2021 (Beleidsregels 2021). In hoofdstuk 3 van de Beleidsregels 2021 zijn de grondslagen voor toegang tot de Wlz nader uitgewerkt. In hoofdstuk 3 van de Beleidsregels 2021 is bij de grondslag “Verstandelijke handicap” onder meer het volgende opgenomen:
‘(…) Er is daarom sprake van een grondslag verstandelijke handicap als:
• Een persoon een normscore van 7522 of lager behaalt op een algemene en voor hem valide intelligentietest, en
• er dusdanige beperkingen in het adaptief functioneren zijn vastgesteld dat de persoon aangewezen is op blijvende ondersteuning om de deficiënties in het adaptief vermogen te beperken ten einde ernstig nadeel voor hem of haar te voorkomen, en
• de beperkingen op bovengenoemde terreinen gedurende de vroege ontwikkelingsleeftijd ontstaan zijn. Als de beperkingen in het cognitief en adaptief functioneren pas na het 18e levensjaar ontstaan zijn en er in de voorgeschiedenis hiervoor geen aanwijzingen waren, dan past dat niet bij een beeld van een persoon met een verstandelijke handicap.(…).’
3.4.
De arts indicatie en advies KNMG drs. I. Dammar (hierna: Dammar) heeft de dossiergegevens bestudeerd en kennis genomen van het advies van ZiN van 11 augustus 2021. Op 13 september 2021 heeft Dammar naar aanleiding van het advies van ZiN aanvullend gemotiveerd dat geen sprake is van de grondslag verstandelijke handicap. Er zijn namelijk geen intelligentie onderzoeken bekend vóór het 18e levensjaar van eiseres. Ook heeft eiseres regulier basisonderwijs gevolgd. Later is zij overgestapt naar een school voor leerlingen die de aansluiting met het reguliere onderwijs dreigen te verliezen of al verloren hebben. Deze school biedt VMBO, Havo, VWO en MBO-onderwijs. Dit schoolverleden pleit dan tegen de aanwezigheid van een grondslag verstandelijke handicap, aldus Dammar.
3.5.
De rechtbank ziet in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om aan de juistheid van het aanvullend medisch advies van Dammar te twijfelen. Dat de verstandelijke beperkingen bij eiseres vóór haar 18e levensjaar, gedurende de vroeg ontwikkelingsleeftijd, zijn ontstaan en dus sprake is van een verstandelijke handicap, volgt niet uit de door eiseres ingebrachte informatie. Fivoor erkent namelijk dat er geen intelligentie-onderzoeken zijn gedaan vóór het 18e levensjaar van eiseres. Dat eiseres voldoet aan de voorwaarden, genoemd in overweging 3.2, kan dan niet worden vastgesteld. Ook de overige omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd, te weten haar schoolverleden, en het niet behalen van een diploma, bieden onvoldoende concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van een verstandelijke handicap vóór het 18e levensjaar. Dat er volgens eiseres geen andere verklaring mogelijk is voor haar lagere IQ, wat daar ook van zij, maakt niet dat er daarom sprake is van een verstandelijke handicap.
4. Eiseres voert in beroep ook aan dat het medisch advies onjuist is, omdat zij wel levenslang 24 uurs zorg in de nabijheid nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen. Eiseres zal altijd afhankelijk blijven van derden, zij heeft aansturing nodig om bijvoorbeeld te gaan douchen. Voor zover eiseres nog behandelmogelijkheden heeft, is niet duidelijk dat haar klachten hierdoor zouden verminderen. Ook is eiseres beïnvloedbaar en maakt zij geregeld verkeerde keuzes. Dit kan leiden tot gevaarlijke situaties. Er moet dan ook 24 uurs zorg in de nabijheid aanwezig zijn. Dit blijkt ook uit informatie van [bedrijf] .
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in het medisch advies toereikend is gemotiveerd waarom bij eiseres geen (blijvende) noodzaak bestaat voor 24 uurs zorg in de nabijheid. Verweerder heeft zich hier dan op mogen baseren.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Daartoe overweegt en oordeelt de rechtbank als volgt.
6.2.
Van recht op zorg vanuit de Wlz is op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz sprake als eiseres vanwege de psychische stoornis een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
6.3.
Dammar heeft de dossiergegevens bestudeerd en in haar advies van 31 mei 2021 uiteengezet dat eiseres klachten heeft op het gebied van psychisch functioneren en sociale redzaamheid. Eiseres wordt poliklinisch behandeld bij een specialistische GGZ-instelling en ontvangt daarnaast ambulante begeleiding en dagbesteding van [bedrijf] . Eiseres wordt dus behandeld en begeleid, waarin er enige vooruitgang lijkt te zijn. Alhoewel verwacht wordt dat eiseres altijd in enige mate afhankelijk zal blijven van derden, is nu niet duidelijk hoe en in welke vorm dit in de toekomst zal zijn. Daarnaast is er nog mogelijkheid om de zorg extra uit te breiden.
6.4.
De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het medisch advies van Dammar onjuist is. Eiseres erkent dat zij nog behandelmogelijkheden heeft. Alhoewel de uitkomst hiervan ongewis is, kan niet op voorhand al geconcludeerd worden dat eiseres desondanks altijd 24 uurs zorg in de nabijheid nodig zal hebben. Dat volgt ook niet uit de informatie van Fivoor van 9 december 2021. Daarin wordt geconcludeerd dat eiseres blijvend een 24 uurs lijntje met begeleiding nodig heeft om in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Ter zitting heeft eiseres hierover verklaard dat zij bij [bedrijf] in de vorm van ambulante begeleiding een zogenoemde ‘panic button’ heeft. Eisers kan [bedrijf] 24 uur per dag bellen indien zij hulp nodig heeft. Hieruit volgt dat eiseres in staat is zelf adequaat hulp in te roepen en deze hulp kan afwachten. Niet gesteld of gebleken is dat deze vorm van ondersteuning ontoereikend is. Aan de voorwaarden voor zorg vanuit de Wlz wordt dan niet voldaan.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich mocht baseren op het (aanvullend) medisch advies in bezwaar. Op grond daarvan heeft verweerder terecht de aanvraag afgewezen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2022.
De griffier is verhinderdrechter
deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.