In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke was afgewezen door verweerder. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en had bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 januari 2022, die via MS Teams plaatsvond, heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Verweerder was afwezig. Eiser voerde aan dat er ten onrechte geen arbeidsdeskundige beoordeling was uitgevoerd en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was. De rechtbank overwoog dat verweerder bij een aanvraag om een verkorte wachttijd enkel moest beoordelen of er sprake was van een stabiele of verslechterende medische situatie. De rechtbank concludeerde dat de door eiser gewenste arbeidsdeskundige beoordeling niet wettelijk vereist was en dat de medische beoordeling door verweerder voldoende was.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de beschikbare medische informatie zorgvuldig had bestudeerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Eiser had geen nieuwe medische informatie overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder in stand bleef. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.