ECLI:NL:RBMNE:2022:1319
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als kleuterjuf, zich op 1 november 2018 ziek gemeld na een val. Na afloop van de wachttijd op 4 november 2020 heeft zij een uitkering op basis van de Wet WIA aangevraagd, waarbij zij door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige als 70,20% arbeidsongeschikt werd beoordeeld. Eiseres was het niet eens met de toekenning van de uitkering en heeft bezwaar gemaakt, wat door de verzekeringsarts bezwaar en beroep werd bevestigd. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder, waarna eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 heeft eiseres aanvullende informatie van haar psychiater ingebracht, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de geduide functies passend waren voor eiseres en dat het bestreden besluit van verweerder deugdelijke grondslagen had. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.