ECLI:NL:RBMNE:2022:1318
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeidseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Faber-Speksnijder, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn. Eiseres ontving sinds 12 september 2019 een loongerelateerde WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Echter, na een heronderzoek heeft verweerder op 16 juni 2020 besloten de uitkering per 12 september 2021 te beëindigen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 20 januari 2021, die via MS Teams plaatsvond, heeft eiseres haar bezwaren toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de besluiten van verweerder gebaseerd mogen zijn op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiseres voerde aan dat de medische beoordeling onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de klachten van eiseres adequaat had beoordeeld.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de beperkingen zoals opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 22 februari 2021 correct waren. Eiseres had ook aangevoerd dat de geduide functies niet geschikt waren, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige de signaleringen in het Resultaat Functiebeoordeling voldoende had gemotiveerd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.