Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat dit kort geding over?
3.De beoordeling
1.016,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiser, wonende te [woonplaats 1], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, wonende te [woonplaats 2], met als doel de ontruiming van een groenstrook die zich tussen hun percelen bevindt. De partijen zijn al sinds 2000 in geschil over het gebruik en onderhoud van deze groenstrook. Eiser heeft in 2021 de bestaande afspraken opgezegd en gedaagde gesommeerd de groenstrook te ontruimen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 maart 2022 heeft eiser gesteld dat hij spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat gedaagde inbreuk maakt op zijn eigendom. Gedaagde heeft echter betwist dat er sprake is van spoedeisend belang en heeft aangevoerd dat er geen veranderingen zijn in het gebruik van de groenstrook.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiser moeten worden afgewezen. De rechter concludeert dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij niet kan wachten op een bodemprocedure. Bovendien is er onvoldoende duidelijkheid over de feitelijke situatie en de afspraken die in het verleden zijn gemaakt. De rechter heeft aangegeven dat nader onderzoek nodig is, bijvoorbeeld door het horen van getuigen, voordat er een eindoordeel kan worden gegeven. Daarom is deze zaak niet geschikt voor behandeling in kort geding.
Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.330,00. De rechter heeft ook de wettelijke rente over dit bedrag toegewezen, evenals de nakosten die kunnen ontstaan na het vonnis.