ECLI:NL:RBMNE:2022:1293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
9759802
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil ontruiming huurwoning in kort geding

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door [eiseres] tegen [gedaagde] met betrekking tot de ontruiming van een huurwoning. [gedaagde] is eigenaar van de woning en heeft de huurovereenkomst opgezegd wegens dringend eigen gebruik. [eiseres] huurt de woning sinds 15 november 2015 en heeft de opzegging betwist. In een eerder vonnis van 18 november 2020 werd de huurachterstand van [eiseres] bevestigd, maar de ontbinding van de huurovereenkomst werd afgewezen. [gedaagde] ging in hoger beroep en het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vernietigde het eerdere vonnis op 25 januari 2022, waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en [eiseres] werd veroordeeld tot ontruiming binnen twee maanden na betekening van het arrest.

In het kort geding vordert [eiseres] dat de uitvoering van de ontruiming wordt opgeschort, omdat zij van mening is dat [gedaagde] misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid. [eiseres] stelt dat zij op 23 juni 2021 de achterstallige huur heeft betaald, wat volgens haar zou betekenen dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet had mogen plaatsvinden. [gedaagde] verzet zich tegen deze vordering en stelt dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid.

De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] niet kan aantonen dat er nieuwe feiten zijn die een noodtoestand zouden veroorzaken. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten van [gedaagde]. De kosten worden begroot op € 833,00, inclusief griffierecht en salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 1 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9759802 UV EXPL 22-72 (eerst: C/16/535619 / KG ZA 22-97)
Kort geding vonnis van 1 april 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Zwennes,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met als bijlagen productie 1 tot en met 4;
  • de brief van 14 maart 2022 van mr. Zwennes namens [eiseres] met als bijlagen drie aanvullende stukken.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 18 maart 2022. Deze zitting heeft plaatsgevonden via Teams. Daarbij waren aanwezig [eiseres] met mr. Zwennes en [gedaagde] met mr. De Jong. Beide gemachtigden hebben hun pleitaantekeningen per e-mail tijdens de zitting overgelegd. Op de zitting heeft [eiseres] haar eis gewijzigd.
1.3.
Op de zitting heeft de voorzieningenrechter aan partijen laten weten dat de zaak staat geregistreerd als handelskort-geding (met zaaksnummer C/16/535619 / KG ZA 22-97). Dat doet echter geen recht aan de situatie die in deze zaak speelt. De zaak is daarom na de zitting alsnog als kantonkort-geding ingeschreven (met zaaksnummer 9759802 UV EXPL 22-72).
1.4.
Op de zitting is geprobeerd een schikking te treffen. Dat is niet gelukt. Partijen hebben tot 21 maart 2022 om 12.00 uur de gelegenheid gekregen om alsnog een schikking te treffen, als dat niet zou lukken zal vonnis worden gewezen. Partijen hebben op 21 maart 2022 laten weten dat het niet gelukt is om een schikking te treffen. Daarna volgt dit vonnis van 1 april 2022.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[gedaagde] is eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaatsnaam] (hierna: de woning). [eiseres] huurt deze woning vanaf 15 november 2015. Eind 2019 heeft [gedaagde] de huurovereenkomst opgezegd in verband met dringend eigen gebruik van de woning. Omdat [eiseres] niet akkoord ging is [gedaagde] een procedure gestart. Hij heeft ontbinding en ontruiming gevorderd wegens dringend eigen gebruik en wegens een huurachterstand. In het vonnis van 18 november 2020 (hierna: het vonnis) heeft de kantonrechter van deze rechtbank geoordeeld dat [eiseres] de huurachterstand moet betalen, maar de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst is afgewezen. [gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld. In het arrest van 25 januari 2022 (hierna: het arrest) heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis vernietigd. De huurovereenkomst tussen partijen is alsnog ontbonden en [eiseres] is veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het arrest de woning te ontruimen. Op 3 februari 2022 is het arrest betekend. De tenuitvoerlegging van het arrest is gepland op 13 april 2022.
2.2.
[eiseres] is van mening dat [gedaagde] misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid als de tenuitvoerlegging van het arrest wordt doorgezet. [eiseres] heeft namelijk op 23 juni 2021 de achterstallige huur betaald. Als het gerechtshof hiervan op de hoogte was geweest dan was de huurovereenkomst volgens haar niet ontbonden en de gevorderde ontruiming niet toegewezen. [eiseres] heeft aangekondigd in cassatie te gaan tegen het arrest. Zij vordert daarom in dit kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, na wijziging van eis:
  • [gedaagde] te bevelen dat de uitvoering van de executie van het wordt opgeschort voor bepaalde tijd, namelijk totdat in deze zaak onherroepelijk is beslist, op straffe van een dwangsom van € 100.000;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hij vraagt om de vorderingen af te wijzen. De tenuitvoerlegging van het arrest leidt niet tot misbruik van bevoegdheid. Er is geen sprake van een klaarblijkelijk feitelijke of juridische misslag. Ook is er geen sprake van een noodtoestand. Het belang van [gedaagde] bij tenuitvoerlegging van het arrest weegt zwaarder dan het belang van [eiseres] bij behoud van de bestaande toestand.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

spoedeisend belang
3.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering en is door [gedaagde] ook niet weersproken.
toetsingskader
3.2.
De kantonrechter kan de executie van het vonnis slechts verbieden als [gedaagde] geen redelijk te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging. Dat kan het geval zijn als het vonnis 1) klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of als 2) na het vonnis feiten of omstandigheden bekend worden waardoor bij [eiseres] een noodtoestand zal ontstaan waardoor directe tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. [eiseres] heeft in dit geval een beroep gedaan op de tweede situatie.
nieuwe feiten en omstandigheden waardoor noodtoestand zal ontstaan?
3.3.
Volgens [eiseres] is er sprake van misbruik van recht omdat een noodtoestand zal ontstaan als zij haar woning wordt uitgezet, terwijl het gerechtshof niet heeft geweten dat de huurachterstand ten tijde van het wijzen van het arrest al lang volledig was ingelopen en er geen nieuwe huurachterstand is ontstaan. Door omstandigheden heeft [eiseres] geen memorie van antwoord ingediend. Als zij dit wel had gedaan dan had het gerechtshof hier van geweten en was er een ander arrest gewezen.
3.4.
De kantonrechter volgt [eiseres] niet in haar standpunt. Weliswaar staat vast dat [eiseres] voordat het gerechtshof uitspraak heeft gedaan de achterstallige huur heeft betaald. Maar dit is niet aan te merken als nieuw feit of omstandigheid waardoor een noodtoestand zal ontstaan. Dat [eiseres] niet over een andere woonruimte kon beschikken was al bekend en is daarom geen nieuw feit. Daarom is voorshands niet vast komen te staan dat na het arrest feiten zijn voorgevallen of aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat de executie van het arrest blijkbaar een zodanig noodtoestand zal doen ontstaan voor [eiseres] dat dit misbruik van bevoegdheid oplevert. Bovendien is op de zitting gebleken dat [eiseres] ook ná het arrest van het gerechtshof de huur nog steeds te laat betaald. Partijen hebben bij aanvang van de overeenkomst afgesproken dat voor de eerste van de maand de huur wordt betaald, maar [eiseres] betaalt pas op de achtste of de negende dag van de maand. De stelling van [eiseres] dat er slechts sprake is van een tijdelijke tekortkoming in de huurbetalingen kan daarom niet worden aangenomen.
3.5.
Uit het voorgaande blijkt dat niet kan worden geconcludeerd dat na het arrest omstandigheden bekend zijn geworden waardoor bij [eiseres] een noodtoestand zal ontstaan waardoor directe tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Hieruit volgt dat [gedaagde] een redelijk te respecteren belang heeft bij tenuitvoerlegging van het arrest. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] daarom afwijzen.
proceskosten
3.6.
Omdat [eiseres] ongelijk krijgt moet zij de proceskosten van [gedaagde] betalen. De kosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
747,00
Totaal € 833,00
Deze kosten zijn gebaseerd op de nu geldende tarieven voor kantonzaken.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 833 aan salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.