ECLI:NL:RBMNE:2022:1290
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke geschil over studiefinanciering en aanvullende beurs met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft eiser, die studiefinanciering ontving, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin zijn prestatiebeurs werd omgezet in een gift. Dit leidde tot een verlaging van zijn studieschuld met € 15.560,20. Eiser was van mening dat hij recht had op een aanvullende beurs met terugwerkende kracht voor de periode van september 2014 tot en met augustus 2017, maar de rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit geen betrekking had op de toekenning van een aanvullende beurs. Eiser had eerder geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 27 september 2014, waarin hem geen aanvullende beurs was toegekend. De rechtbank stelde vast dat de argumenten van eiser buiten de omvang van het geschil vielen, aangezien het bestreden besluit enkel betrekking had op de omzetting van de prestatiebeurs.
De rechtbank overwoog verder dat eiser niet kon aantonen dat hij in bijzondere omstandigheden verkeerde die een herziening van het besluit rechtvaardigden. De hardheidsclausule was niet van toepassing, omdat eiser geen aanvraag voor een aanvullende beurs had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de regelgeving door verweerder niet onterecht was toegepast en dat eiser niet in aanmerking kwam voor de aanvullende beurs met terugwerkende kracht. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier R.G. Kamphof, op 8 maart 2022.