ECLI:NL:RBMNE:2022:1288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
16/139013-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag; ontslag van rechtsvervolging; geslaagd beroep op noodweerexces

Op 27 mei 2021 vond er een steekincident plaats in Utrecht waarbij de verdachte, ter verdediging van zijn broer, de broer van de verdachte, [slachtoffer], met een mes heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet kan herinneren of hij heeft gestoken, en dat er geen duidelijke getuigen zijn die kunnen bevestigen wie de steekpartij heeft uitgevoerd. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte schuldig is aan poging tot doodslag, terwijl de verdediging aanvoert dat de verdachte handelde uit noodweer ter bescherming van zijn broer. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er sprake was van een noodweersituatie, maar dat de reactie van de verdachte niet proportioneel was. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is, omdat hij handelde uit een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanval van [slachtoffer] op zijn broer. De verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het in beslag genomen mes wordt onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/139013-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1968] te [geboorteplaats] ,
[adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 23 maart 2022 en 30 maart 2022.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 27 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes te steken;
subsidiairop 27 mei 2021 te Utrecht aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem meermalen met een mes te steken;
meer subsidiairop 27 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem meermalen met een mes te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET BEWIJS [1]
De feiten
Op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan.
Op 27 mei 2021 bevond verdachte zich, met zijn broer [A] (verder: [A] ), bij de woning van hun moeder aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] in [plaatsnaam] . Omstreeks 23:23 uur die avond begaf hun beider broer [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) zich naar die woning en liep de portiektrap op, waar [A] zich bevond. [2]
Vervolgens is [A] met een mes in zijn hals gestoken. [3] [slachtoffer] en [A] vielen van de trap en kwamen op de straat terecht. Daar ontstond een worsteling tussen [A] en [slachtoffer] , waarbij [A] met zijn benen [slachtoffer] omklemd hield. [4] Verdachte is de trap afgelopen naar zijn op de grond liggende broers [A] en [slachtoffer] . [5]
Toen de gealarmeerde politie arriveerde, bevond verdachte zich nabij zijn beide broers. Verdachte had op dat moment een mes met zwart handvat in zijn hand, welk mes verdachte op bevel van de politie weggooide. [6]
[slachtoffer] zat onder het bloed [7] en bleek onder meer 9 steekverwondingen in de rug ter hoogte van de borstkas te hebben, welke verwondingen hadden kunnen leiden tot dodelijke bloedingen en ernstige orgaanbeschadiging. [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat verdachte zich niet kan herinneren of hij wel of niet heeft gestoken. Ook [slachtoffer] weet niet met zekerheid wie hem heeft gestoken.
Voorts overweegt de rechtbank dat het mes dat door verdachte is weggegooid, is veilig gesteld en onderzocht. Uit het vergelijkend DNA-onderzoek kwam naar voren dat dit mes niet alleen met verdachte een DNA-match vertoonde, maar ook met [slachtoffer] . [9]
Hierbij betrekt de rechtbank dat uit de camerabeelden naar voren kwam dat verdachte, op verschillende momenten kort na elkaar, meermalen snelle bewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt, terwijl verdachte daarbij een voorwerp in zijn hand hield. [10] Dit voorwerp is het voorwerp dat verdachte later heeft weggegooid [11] , te weten het mes met het zwarte handvat.
Ten slotte slaat de rechtbank acht op de waarnemingen van buurtbewoner [B] die een man in witte kleding slaande bewegingen zag maken en hoorde schreeuwen “Blijf van mijn broer af.”. [12] De man in witte kleding betrof verdachte. [13]
De rechtbank heeft op grond van het vorenstaande de overtuiging dat verdachte opzettelijk met het eerder genoemde mes de steekverwondingen in de rug van [slachtoffer] heeft toegebracht.
Nu de steekverwondingen bij [slachtoffer] hadden kunnen leiden tot dodelijke bloedingen, acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primairop 27 mei 2021 te [plaatsnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet, die [slachtoffer] meermalen met een mes (met kracht) in het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen en verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is van een rechtvaardigingsgrond. Immers, verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn broer [A] tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval door hun broer [slachtoffer] . Daarbij dient te worden betrokken dat [slachtoffer] nog meermalen heeft geprobeerd overeind te komen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is met de verdediging van mening dat sprake was van een noodweer situatie en dat verdachte inderdaad heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging van zijn broer [A] tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval door hun broer [slachtoffer] . Maar de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de handelwijze van verdachte, door ten minste negenmaal in de rug van [slachtoffer] te steken, niet proportioneel was.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding die erin bestond dat [A] onverhoeds met een mes in de hals werd gestoken door [slachtoffer] . Die situatie duurde na die messteek nog voort doordat [A] en [slachtoffer] van de trap waren gevallen en samen al worstelend op straat lagen. Verdachte mocht dan ook zijn broer [A] verdedigen tegen de aanval door de andere broer [slachtoffer] .
Maar evenals de officier van justitie acht de rechtbank de handelwijze van verdachte, te weten door meermalen in de rug van [slachtoffer] te blijven steken, onevenredig ten opzichte van de aanval met het mes door [slachtoffer] op [A] en de daarop volgende worsteling. Immers, de aanval met het mes door [slachtoffer] was reeds voorbij, terwijl de dreiging vanuit [slachtoffer] was weggenomen vanaf het moment dat hij zelf was gestoken door verdachte. Verdachte had zich dit ook moeten realiseren, gelet op het grote bloedverlies van [slachtoffer] en diens hulpgeroep.
Er is derhalve geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het primair bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Evenals de officier van justitie en de verdediging (subsidiair) is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die werd veroorzaakt door de aanval van [slachtoffer] op [A] . De rechtbank neemt daartoe in overweging dat al vele jaren sprake was van agressief gedrag en geweld door [slachtoffer] jegens zijn naaste familie en dat verdachte door de, potentieel dodelijke, aanval met het mes door [slachtoffer] mocht vrezen dat [slachtoffer] ditmaal, als slotstuk van de jarenlange agressie, daadwerkelijk een einde wilde maken aan het leven van zijn broer [A] . Bovendien heeft verdachte, nadat zijn broer [A] - vlak voor de woning van hun moeder - in de hals was gestoken, [A] en [slachtoffer] op straat in een worsteling aangetroffen. De rechtbank acht dit ook een aannemelijke verklaring voor de paniek die enkele getuigen in de stem van verdachte hebben gehoord.
Aldus was er sprake van omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De rechtbank acht verdachte dan ook niet strafbaar, zodat hij zal worden ontslagen van rechtsvervolging. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert vergoeding tot een bedrag van € 655,00 aan materiële schade en € 15.000,00 wegens immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu verdachte niet strafbaar is, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu het feit niet strafbaar is, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank van oordeel is dat de verdachte niet strafbaar is, zal hem geen straf of maatregel worden opgelegd. Evenmin vindt toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht plaats. De benadeelde partij is dan ook niet ontvankelijk in zijn vordering.

9.BESLAG

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerp, te weten:

1 STK MES(Omschrijving: g2826985 Zwart handvat, bloedspetters op lemmet, zwart)
onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 41, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor onder 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor onder 6 is vermeld;
- verklaart verdachte
nietstrafbaar;
Ontslag van rechtsvervolging
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
  • heft op het geschorte bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 STK MES(Omschrijving: g2826985 Zwart handvat, bloedspetters op lemmet, zwart);
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) op/in het hoofd/gezicht en/of de rug en/of de (linker) (onder)arm, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) (diepe) snij- en/of steekwond(en) op/in het gezicht/hoofd en/of de rug en/of de (linker) (onder)arm, althans het (boven)lichaam, heeft toegebracht door (met kracht) die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, op/in het hoofd/gezicht en/of in de rug en/of de (linker) (onder)arm, althans het (boven)lichaam, te steken en/of snijden.
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) op/in het gezicht/hoofd en/of in de rug en/of de (linker) (onder)arm, althans het (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed en/of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal uit het proces-verbaal van politie eenheid Midden-Nederland, district [..] , BVH nummer: PL0900-2021164110 (Onderzoek [.....] ), gesloten d.d. 3 augustus 2021, doorgenummerd van pag. 1 t/m 288.
2.Proces-verbaal van bevindingen beelden van [straatnaam] , p. 97, alsmede het proces-verbaal van verhoor op 28 mei 2021 van [A] , p. 159.
3.Letselverslag Amsterdam Universitair Medisch Centrum d.d. 1 juni 2021, pag. 161, Rapport Forensisch geneeskundig onderzoek [A] van 25 februari 2022 (nagekomen), proces-verbaal van verhoor [A] op 2 juni 2021, p. 167, alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 28 mei 2021, p. 262-263.
4.Proces-verbaal van verhoor [A] op 2 juni 2021, p. 167, proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2021 van verbalisant [verbalisant] , p. 23, alsmede het proces-verbaal van bevindingen ‘uitkijken beelden’, p. 117.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2022.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2022 van verbalisant [verbalisant] , p. 22.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2021 van verbalisant [verbalisant] , p. 23.
8.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Regio Utrecht d.d. 2 maart 2022, pag. 3 van 6 (nagekomen).
9.NFI-rapport DNA-onderzoek d.d. 26 augustus 2021, pag. 3 van 5 (nagekomen).
10.Proces-verbaal van bevindingen (bekijken camerabeelden) d.d. 29 mei 2021, pag. 98, 99, 100, 101.
11.Proces-verbaal van bevindingen (bekijken camerabeelden) d.d. 29 mei 2021, pag. 105.
12.Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 mei 2021 van [B] , pag. 57.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2022.