ECLI:NL:RBMNE:2022:1287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
16/139040-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord door een broer met een mes; gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

Op 6 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 mei 2021 in Utrecht zijn broer heeft gestoken met een mes. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere zittingen, waarbij de officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, en de raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, aanwezig waren. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van poging tot moord en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade zijn broer heeft aangevallen, wat resulteerde in een steekwond in de nek van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen, alsook forensisch bewijs, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot moord, en dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de psychische problematiek van de verdachte, waaronder een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft schadevergoeding gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/139040-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 april 2022
In de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1966] te [geboorteplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 6 september 2021, 2 december 2021, 23 februari 2022 en 23 maart 2022.
De rechtbank heeft de zaak op de terechtzitting van 23 maart 2022 inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie
mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , van de door mr. [.] gegeven toelichting op de vordering van de benadeelde partij en van de door mr. [.] namens [slachtoffer] voorgelezen slachtofferverklaring.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 27 mei 2021 te Utrecht heeft geprobeerd opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiairop 27 mei 2021 te Utrecht al dan niet met voorbedachten rade aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
meer subsidiairop 27 mei 2021 te Utrecht al dan niet met voorbedachten rade heeft geprobeerd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat verdachte op 27 mei 2021 na kalm beraad en overleg heeft geprobeerd om [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer] ), zijn broer, van het leven te beroven, zodat de primair ten laste gelegde poging tot moord kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd. Volgens de raadsman kan immers niet geheel worden uitgesloten dat het de derde broer, [A ] , was die niet alleen verdachte, maar ook [slachtoffer] met een mes heeft gestoken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden [1]
Verklaringen aangever [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft het volgende verklaard
Hij was op 27 mei 2021 met zijn broer [A ] bij de woning van zijn moeder aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam] . Rond 10 of 11 uur ging hij alleen nog wat spullen naar beneden brengen. Hij zag toen opeens [verdachte] , zijn andere broer, naar boven stormen richting de ingang van de woning via de portiektrap. [2] Hij liep de portiektrap weer op en riep richting [A ] “ [A ] , [verdachte] is hier”. Toen hij zich omdraaide zag hij dat [verdachte] iets in zijn hand had. Hij draaide zijn hoofd en lichaam naar links en werd toen in zijn nek gestoken. [3]
Aangever [slachtoffer] heeft op 2 juni 2021 het volgende verklaard
Hij zag [verdachte] met iets roods in zijn handen naar hem toe komen. Nadat [verdachte] hem had gestoken heeft hij [verdachte] met beide handen vastgegrepen en hem naar beneden gestort de trap af. Zij kwamen allebei op de grond terecht. Hij weet niet hoe het mes uit zijn nek is gegaan. Hij en [verdachte] waren op dat moment de enige die in het trappenhuis waren.
[verdachte] viel hem aan zonder een woord te zeggen, hij stormde emotieloos op hem af. [4]
Uit het NFI-rapport ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’, blijkt het volgende
(…)
6.1
Letselinterpretatie
Het op het fotomateriaal zichtbare letsel aan de hals berust gezien de gladde wondranden en het ontbreken van tekenen van kneuzing in die wondranden op een scherprandige huidklieving. Een dergelijke huidklieving wordt opgeleverd door scherprandig mechanisch geweld zoals door (zich) snijden en/of steken met en/of aan één of meerdere scherprandige voorwerpen en/of uitsteeksels. In onderhavig geval was de verwonding (naar schatting) circa 2 cm lang, met een (radiologisch gemeten) aangrenzend wondkanaal van minimaal circa 7,5 cm, en berust deze derhalve op een steekwond.
6.2
Gevaarzetting
In onderhavig geval was er een verwonding aan hals, zonder dat hierbij kennelijk vitale organen en/of structuren waren beschadigd. In de nabijheid van deze verwonding bevinden zich grote aders en slagaders. Beschadiging van deze aders en/of slagaders kan leiden tot acuut, zeer ernstig, moeilijk te stelpen bloedverlies, waardoor dit zondermeer als potentieel levensbedreigend kan worden beschouwd.(…) [5]
Verklaringen getuigen
[A ] heeft het volgende verklaard.
O = opmerking / V = vraag verbalisant / A = antwoord getuige
O/V: U vertelde dat u gisteren rond 20.30 uur het kleine kamertje aan het opruimen was
met [slachtoffer] . Wat gebeurde er toen?
A: [slachtoffer] loopt het kamertje uit en gaat naar beneden. Ik hoorde daarna [slachtoffer] roepen.
Ik hoorde eerst wat geschreeuw. Het was mij nog niet helemaal duidelijk. Ik hoorde daarna
[slachtoffer] roepen: ' [verdachte] , [verdachte] is er hij wil mij vermoorden'. Daarna hoorde ik [slachtoffer]
roepen: 'Bel de politie'. Ik ben op het geroep afgegaan.
A: De voordeur stond open. Ik zag [verdachte] en [slachtoffer] halverwege de trap. Ik zag een
soort worsteling. Ik zag dat [slachtoffer] een mes in zijn schouder/nek had zitten. Ik hoorde ook
dat [slachtoffer] zei: 'Hij heeft mij gestoken' en hij zei [6] ook iets over zijn slagader. Ik zag ook dat
[slachtoffer] het mes probeerde te pakken. Ik zag ook dat [verdachte] het mes probeerde te pakken. [7]
[B] , wonende aan de [straatnaam] [nummeraanduiding 2] heeft telefonisch het volgende aan
verbalisant [verbalisant 1] verklaard:
Hij zat in de woonkamer en hij hoorde twee keer iets op de trap. Het betreft de algemene
trap. Hij hoorde daarna iets vallen of tegen iets aan knallen. Op dat moment rende hij naar de
deur en opende de deur. Hij zag zijn buurman [A ] uit zijn huis rennen en van de trap naar
beneden rennen. Hij had iets aan zijn hand ‘om aan te vallen’ maar wist niet wat want dat
ging te snel. [A ] zei dat hij hulp nodig had. Hij zei dat iemand zijn broer had gestoken en
dat hij de politie en ambulance moest bellen. Op het moment dat [B] naar beneden
keek zag hij twee mensen liggen, later toen hij beneden was zag hij dat dat zijn buren [verdachte]
en [slachtoffer] waren. Hij zag [slachtoffer] op de vloer liggen, zijn hoofd bloedde en had de hele tijd
zijn nek vast. [A ] probeerde [verdachte] te controleren. [8]
Verklaringen verbalisanten
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende verklaard:
Op 27 mei 2021 reed hij de [straatnaam] op. Hij zag aan het eind van de doorgang naast de flat van portiek [nummeraanduiding 1] een man met zijn armen zwaaien. Hij hoorde dat de man riep dat er iemand was neergestoken. Tussen de personenauto en de portiekdeur zag hij een man in witte kluskleding staan. De man in de witte kluskleding bleek later te zijn: [A ] , geboren op [1968] te [geboorteplaats 3] (hierna: [A ] ).
Hij zag dat [A ] een groot keukenmes in zijn hand had, met een zwart handvat, en dat het lemmet van het mes ongeveer 20 centimeter lang was. Hij riep naar [A ] dat [A ] het mes los moest laten en hij zag dat [A ] het mes weggooide voorbij de toegangsdeur.
Hij zag voor de toegangsdeur bij [A ] twee mannen op de grond liggen. Een van de mannen herkende hij ambtshalve als: [verdachte] , geboren op [1966] te [geboorteplaats 1] (hierna: [verdachte] ). [verdachte] lag op de grond en de benen van [verdachte] waren verstrengeld met een andere man, die later bleek te zijn [9] : [slachtoffer] , geboren op [1963] te [geboorteplaats 2] (hierna: [slachtoffer] ). Hij zag dat [slachtoffer] ook met bloed besmeurd was en dat [slachtoffer] zijn hand op zijn nek gedrukt had. [slachtoffer] hield met een hand het haar van [verdachte] vast en schreeuwde dat [verdachte] hem had neergestoken. Hij trok [verdachte] van [slachtoffer] en [A ] weg.
Hij zag op de plek waar [verdachte] had gelegen een telefoon liggen.
Op 27 mei 2021 omstreeks 23.32 uur heeft hij [verdachte] aangehouden. In de jaszak van [verdachte] trof hij een mes aan. Dit betrof een inklapbaar mes met een rood handvat en de punt was verbogen naar links. Hij zag verder geen bloedsporen op het mes. [10]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft het volgende verklaard.
Op 27 mei 2021 kwam zij ter plaatse op de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam] . Zij hoorde collega [verbalisant 2] tegen haar zeggen “die witte mobiele telefoon is van [verdachte] en moet worden inbeslaggenomen”. Verbalisant [verbalisant 3] heeft vervolgens de witte mobiele telefoon van het merk Samsung inbeslaggenomen. Vervolgens zag zij een mes met zwart lemmet voor de personenauto en portiekdeur op de grond liggen, welk mes zij in beslag heeft genomen. In de woning heeft zij op [straatnaam] [nummeraanduiding 1] , woning op de eerste verdieping in de gang een mes, met rood lemmet, inbeslaggenomen.
Zij zag dat dit mes verbogen was en bloedresten en menselijk weefsel bevatte. Zij heeft het mes inbeslaggenomen. [11]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft het volgende verklaard.
Op 27 mei 2021 omstreeks 23.30 uur kwam hij ter plaatse op de [straatnaam] , ter hoogte van huisnummer [nummeraanduiding 1] . Hij sprak een man aan die daar heen en weer liep. Later bleek deze persoon te zijn: [A ] . Hij hoorde dat [A ] zei dat [verdachte] zijn broer [slachtoffer] in zijn nek had gestoken. Hij hoorde dat [A ] zei dat het mes waarmee [verdachte] gestoken had een rood lemmet zou hebben en hij hoorde dat [A ] zei dat dit mes nog in de nek van [slachtoffer] zat toen hij op de grond viel en dat hij, [A ] , deze eruit had getrokken. [12]
Camerabeelden 27 mei 2021
Verbalisant [verbalisant 5] heeft het volgende verklaard.
Hij heeft de beelden van 27 mei 2021 bekeken, die onder [A ] zijn inbeslaggenomen. Hij heeft bij elke gebeurtenis een screenshot gemaakt van de beelden, met hiernaast het tijdstip en een beschrijving wat er op te beelden te zien was.
22.52
uurOp de aan de voorzijde van de flat is te zien dat er een persoon aangefietst komt. Later bleek dit [verdachte] te zijn. Hij kwam van links boven het beeld in rijden en reed richting het portiek hierna reed hij terug richting de straat en rijd hij rechts het beeld uit. [13]
22.53:19 uurAan de achterzijde is te zien dat [verdachte] er aan komt fietsen en zijn fiets tegen de struiken plaatst. Opvallen is zijn muts en wit fluorescerende stip op zijn rug Hierna loopt hij links onder het balkon het beeld uit. (Opmerking: Onder het balkon zit een garage)
22.53:34 uurTe zien is dat [verdachte] uit de garage loopt en de portiek in loopt. [14]
22.54:05 uurTe zien is dat [verdachte] de portiek uitloopt. Te zien is dat hij iets in zijn handen vast heeft wat licht geeft. (Het lijkt op een beeldscherm van een telefoon).
22.54:18 uurTe zien is dat [verdachte] naar de fiets liep waarmee hij kwam pakt en hiermee weg loopt links het beeld uit.
22.54:38 uurTe zien is dat [verdachte] terugkomt lopen zonder fiets. Hierna loopt hij links onder het beeld de garage in. [15]
23.22:54 uurTe zien is dat de knipperlichten van de personenauto knipperen en dat er verlichting in de personenauto aan gaat.
23:23:15 uurTe zien is dat [verdachte] de garage uitloopt en de portiek inloopt. Het is te zien dat hij net voordat hij de portiek inloopt zijn loop pas versneld.
23:23:34 uurTe zien is dat er twee mensen in de deur opening liggen. Dit betreffen [verdachte] en [slachtoffer] . Beide zijn met elkaar in gevecht. Beide pakken iets samen vast echter is het niet te zien wat ze vastpakken. [16]
Bevindingen inbeslaggenomen telefoon en messen
Verbalisant [verbalisant 6] heeft het volgende verklaard over de mobiele telefoon
De data van de Samsung werd veilig gesteld en de inhoud van de telefoon is door hem bekeken. De vermoedelijke gebruiker betreft zeer waarschijnlijk [verdachte] . Hij baseert dit op het feit dat meerdere chat berichten waren verzonden met als afsluiting [verdachte] en/of [verdachte] . Ook waren er meerdere berichten waarin de gesprekspartner de gebruiker van de telefoon [verdachte] noemde.
Verder is gekeken naar de tijdslijn van activiteiten van de telefoon in de periode van 27 mei 2021 van 22:45 tot 23:32 uur, het tijdstip dat de politie ter plaatse kwam. [17] Opvallend is verder dat " [telefoonnummer] " meerdere malen belt naar de telefoon van [verdachte] en dat de gesprekken niet beantwoord worden. Omstreeks 23:22:40 uur stuurt [verdachte] een bericht naar" [telefoonnummer] " met de tekst "bel me even niet oke”. Kort na dit tijdstip vond het steekincident plaats. [18]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft het volgende verklaard over de aangetroffen messen.
foto 1Dit betreft het mes dat [A ] in zijn handen had op het moment dat de politie ter plaatse kwam. bron: 2021164110-9. (
opmerking rechtbank: dit betreft het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021 van verbalisant [verbalisant 2]). [slachtoffer] heeft verklaard dat hij dit mes herkende als een mes dat altijd in zijn keukenlade in zijn woning ligt. [19]
foto 2 en 3Dit betreft het mes dat aangetroffen werd in een jaszak van [verdachte] kort na de aanhouding. bron: pvb 2021164110-9 [20] . (opmerking rechtbank: betreft het bij foto 1 genoemde proces-verbaal).
foto 4 en 5Dit betreft het mes die aangetroffen werd in de hal van de woning [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam] . Op dit mes werden restanten van vermoedelijk bloed en menselijk weefsel aangetroffen. bron:2021164110-14 [21] (opmerking rechtbank: dit betreft het proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021 van verbalisant [verbalisant 3] ).
foto 6In de garage behorende bij woning [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [plaatsnaam] , werd een messenset aangetroffen en in beslag genomen. In deze messenset ontbraken twee messen. bron pvb 210530.1030.9402. (
opmerking rechtbank: dit betreft het proces-verbaal van bevindingen van 30 mei 2021 van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]). De twee rode messen die in beslag zijn genomen op het plaats delict tonen qua uiterlijke kenmerken zeer sterke gelijkenissen met de messen uit de hierboven afgebeelde messenset. [22]
Uit het proces-verbaal vooronderzoek labblijkt dat forensisch onderzoek is verricht naar
biologische en dactyloscopische sporen aan:
Sporendragers
SIN : AANW8850NL, mes (vleesmes), kleur rood, met rood handvat en bloedspetters;
SIN : AANW8908NL, mes, kleur rood, met verbogen punt;
SIN : AANW8849NL, steekwapen (mes), kleur zwart, met zwart handvat, bloedspetters op lemmet. [23]
De betreffende verbalisanten verklaren dat zij zagen dat alle drie de onderzochte sporendragers werden aangeleverd in een messenkoker. Al deze messenkokers waren bij aanleveren niet voorzien van een fraudebestendige afsluiting. Hierdoor is de integriteit van de sporendragers in de periode voorafgaand aan het onderzoek niet volledig gewaarborgd. [24]
Veiliggestelde sporen
SIN : AAPD5269NL / Relatie met SIN : AANW8850NL
SIN : AAPD5270NL / Relatie met SIN : AANW8850NL [25]
3. SIN : AAPD5267NL / Relatie met SIN : AANW8908NL
4. SIN : AAPD5268NL / Relatie met SIN : AANW8908NL
5. SIN : AAPD5271NL / Relatie met SIN : AANW8849NL
6. SIN : AAPD5272NL / Relatie met SIN : AANW8849NL [26]
In een NFI-rapport DNA-onderzoek staat het volgende.
Tabel 2 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Relatie met SIN
AAPD5267NL#01
AANW8908NL
AAPD5268NL#01
AANW8908NL
AAPD5269NL#01
AANW8850NL
AAPD5270NL#01
AANW8850NL
AAPD5271NL#01
AANW8849NL
AAPD5272NL#01
AANW8849NL [27]
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
mes AANW8908NL
AAPD5267NL#01
(heft) en
AAPD5268NL#01
(lemmet
DNA-onderzoek is gestopt (toelichting 1)
mes AANW8850NL
AAPD5269NL#01
(heft)
DNA-onderzoek is gestopt
(toelichting 1)
AAPD5270NL#01
(deel bloedspoor rechterzijde lemmet)
één man
-
verdachte [verdachte]
(toelichting 2)
- meer dan 1 miljard
mes AANW8849NL
AAPD5272NL#01
(deel bloedspoor linkerzijde lemmet)
minimaal twee personen
een relatief grote hoeveelheid DNA
- verdachte [verdachte]
een relatief kleine hoeveelheid DNA
- verdachte [A ]
- meer dan 1 miljard
- meer dan 1 miljard [28]
Toelichting 1
Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van verdachte [A ] en
getuige [slachtoffer] in bemonstering AAPD5270NL#01.
Toelichting 2
Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van DNA van verdachte [A ] en
getuige [slachtoffer] in bemonstering AAPD5270NL#01.
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPD5270NL#01 (mes AANW8850NL: deel bloedspoor rechterzijde lemmet)
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] dat DNA-profiel AAPD5270NL#01 meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan verdachte [verdachte] verwante) persoon. [29]
Bewijsoverweging
Heeft verdachte [slachtoffer] met een mes gestoken?
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij met een mes door verdachte is gestoken en ook [A ] heeft verklaard een mes in de nek/schouder van [slachtoffer] te hebben gezien. Ook heeft [A ] gehoord dat [slachtoffer] riep dat hij door verdachte met een mes was gestoken.
Uit het ‘Forensisch geneeskundig onderzoek’ blijkt dat [slachtoffer] letsel links in zijn hals had, veroorzaakt door het steken met een langwerpig scherprandig voorwerp of uitsteeksel (een steekwond).
De politie heeft ter plaatse 3 messen aangetroffen en inbeslaggenomen: op straat een mes met een zwart handvat, in de jaszak van verdachte een mes met een rood handvat en een verbogen punt en in de hal van de woning van de [straatnaam] [nummeraanduiding 1] een (verbogen) mes met een rood handvat met bloedresten.
De rechtbank overweegt dat het mes dat op straat is gevonden, het mes is dat [A ] in zijn handen had bij aankomst van de politie en dat hij op verzoek van verbalisant [verbalisant 2] op straat heeft gegooid. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat dit mes ook door [A ] in de hal van de woning is gebruikt of dat [slachtoffer] met dit mes in zijn hals is gestoken.
Wat betreft het mes in de jaszak van verdachte bevat het dossier evenmin aanknopingspunten dat dit mes is gebruikt, nu onder meer geen DNA van [slachtoffer] op het mes is gevonden.
Het derde mes is aangetroffen in de hal van de woning. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij verdachte via de portiektrap richting de woning zag stormen en dat hij toen in zijn nek werd gestoken. [A ] heeft verklaard dat het mes waarmee verdachte had gestoken een rood lemmet had en dat hij dit mes uit de nek van [slachtoffer] heeft getrokken. Tot slot is op dit mes DNA van verdachte aangetroffen. De rechtbank heeft op basis van deze factoren de overtuiging dat [slachtoffer] met dit mes in zijn nek is gestoken.
De omstandigheid dat uit het DNA-rapport volgt dat uitsluitend DNA van verdachte op dit mes is aangetroffen en dus geen DNA van [slachtoffer] is aangetroffen, doet aan de overtuiging van de rechtbank niet af. De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal vooronderzoek lab volgt dat er fouten zijn gemaakt bij afsluiting van de messenkokers waarin de sporendragers werden aangeleverd, waardoor contaminatie van DNA niet met zekerheid kan worden uitgesloten.
De rechtbank acht gezien het vorenstaande bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een mes in zijn nek heeft gestoken.
Heeft verdachte opzet gehad op de dood van [slachtoffer] ?
De rechtbank overweegt dat uit het Forensisch geneeskundig onderzoek blijkt dat in de nabijheid van de plek waar [slachtoffer] is gestoken zich grote aders en slagaders bevinden. Verder blijkt dat beschadiging van deze aders en/of slagaders kan leiden tot zeer ernstig bloedverlies, wat zonder meer als potentieel levensbedreigend kan worden beschouwd.
Derhalve was sprake van potentieel dodelijk letsel bij [slachtoffer] .
Verdachte heeft [slachtoffer] vanuit het niets met een mes in de hals gestoken. De rechtbank trekt uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte de conclusie dat hij doelbewust op [slachtoffer] is toegesneld, daartoe een trap is opgelopen en gedurende die tijd [slachtoffer] in het vizier had. Onder die omstandigheden acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte per ongeluk in de hals van [slachtoffer] heeft gestoken. Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte ‘vol’ opzet had op de dood van [slachtoffer] .
Heeft verdachte met voorbedachten rade gehandeld?
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoeds-opwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Het steekincident heeft tussen 23:23:15 uur en 23:23:34 uur plaatsgevonden.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte al 30 minuten daarvoor, te weten om 22:52 uur, langs de flat en de garage is gefietst. Om 22.53:19 uur is verdachte opnieuw te zien en zet dan zijn fiets tegen de struiken. Verdachte liep eerst de garage in en kwam daarna weer de garage uitgelopen, waarna hij de portiek inliep en kort daarna weer uitliep. Om 22:54:18 uur is verdachte met zijn fiets weggelopen en om 22:54:38 uur kwam hij teruggelopen, zonder fiets. Verdachte liep daarop direct de garage in.
Uit onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat hij omstreeks 23:22:40 uur een bericht aan zijn vriendin heeft gestuurd, met de tekst “bel me even niet oke”.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte om 23:23:15 uur plotseling de garage uitkwam, direct de portiek binnen ging, waarbij verdachte zijn looppas versnelde. Uit de beelden blijkt dat 19 seconden later verdachte en aangever in de deuropening liggen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte via de portiektrap naar boven stormde richting de ingang van de woning waar hij, [slachtoffer] , stond en dat toen hij zich omdraaide hij door verdachte in zijn nek werd gestoken. Volgens aangever viel verdachte hem aan zonder een woord te zeggen.
De rechtbank overweegt dat uit deze omstandigheden volgt dat verdachte handelde ter uitvoering van een van te voren opgezet plan om zijn broer te doden en dat hij voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Hieruit volgt ook dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
De rechtbank acht gezien het vorenstaande overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld op 27 mei 2021 en acht poging tot moord op zijn broer [slachtoffer] bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primairop 27 mei 2021 te [plaatsnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en overleg, die [slachtoffer] eenmaal met een mes (met kracht) in de nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen en verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primairpoging tot moord

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de primair ten laste gelegde poging tot moord te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd. Gelet op de bepleitte vrijspraak heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft op 27 mei 2021 geprobeerd om één van zijn broers te vermoorden door hem met een mes in zijn nek te steken. Van geluk mag worden gesproken dat zijn broer het heeft overleefd. In de nek bevinden zich meerdere belangrijke aders en slagaders, die bij beschadiging tot een levensbedreigende situatie voor het slachtoffer hadden kunnen leiden. Behalve de lichamelijke gevolgen zal het slachtoffer ook moeten leren leven met de herinnering aan wat er is gebeurd en met de gedachte dat zijn eigen broer heeft geprobeerd om hem te vermoorden. Ter terechtzitting heeft het slachtoffer aan verdachte gevraagd waarom dit is gebeurd en heeft hij verteld over de impact die het misdrijf op hem en zijn naasten nog steeds heeft. Het antwoord op zijn vraag heeft het slachtoffer ter terechtzitting niet van verdachte gekregen.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 9 augustus 2021 blijkt onder meer dat hij op 6 april 2021 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is veroordeeld voor mishandeling van zijn moeder. Hiervoor is een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met als bijzondere voorwaarden, onder meer, een contactverbod en een locatieverbod voor [straatnaam] [nummeraanduiding 1] .
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van onder meer het Pro-Justitia-rapport van het Pieter Baan Centrum van 10 februari 2022. Het rapport is opgesteld door [C] , arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van F.R. Kruisdijk, psychiater, en T. ’t Hoen, GZ-psycholoog, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensisch Psychiatrie en Psychologie, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team.
In het rapport staat, voor zover van belang, het volgende:
betrokkene is een 55-jarige man, die beperkt heeft meegewerkt aan het huidige onderzoek. Door bovengenoemde beperkingen is het niet mogelijk om een volledig diagnostisch onderzoek uit te voeren. Ondergetekenden kunnen, ondanks de onvolledigheid van het onderzoek, wel diagnostische uitspraken doen, maar het is niet gelukt om hieruit forensische conclusies te trekken.
In het leven van betrokkene staat achterdocht naar zijn omgeving centraal. Hij heeft daarnaast overmatig behoefte aan controle, mogelijk om zijn wereldbeeld in stand te houden. Betrokkene heeft geen vertrouwen in anderen en er is sprake van een verhoogde betekenisgeving die zijn paranoïde gekleurde gedachten bevestigt. Er is vanaf zijn jonge volwassenheid al sprake van ernstig disfunctioneren op verschillende levensgebieden, zoals wonen, werk, relaties en er zijn vele contacten met politie en justitie. Het lijkt betrokkene niet te lukken om zijn leven op orde te krijgen. Daarnaast heeft betrokkene moeite om zich te conformeren naar sociale normen, is hij onverzorgd, is hij krenkbaar en heeft hij moeite met autoriteit.
Concluderend is er sprake van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis bij betrokkene. Een persoonlijkheidsstoornis is een chronische stoornis en deze was daarmee ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezen. Aangezien er geen delictscenario opgesteld kan worden is het ook niet mogelijk om een beeld te krijgen in hoeverre de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis (waaronder zijn gedachten en gevoelens) van betrokkene in het ten laste gelegde een rol heeft gespeeld. Ondergetekenden kunnen daarom geen antwoord geven op de vraag of de psychische stoornis van betrokkene invloed heeft gehad op zijn keuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde en daarmee kunnen zij ook niet aangeven in welke mate het ten laste gelegde betrokkene is toe te rekenen.
Er kan wel een algemeen statistisch risico op geweld worden gegeven, maar een geïndividualiseerde risicotaxatie op toekomstig geweld ontbreekt. Betrokkene is vanaf zijn adolescentie bekend met boksen en heeft in die periode ook andere mensen op verzoek geslagen. Er is sprake van een onbekende gezinsdynamiek in een periode van jaren, waarbinnen betrokkene driemaal voor mishandeling van een van zijn ouders wordt veroordeeld. Er is vanaf de vroege volwassenheid maatschappelijke teloorgang van betrokkene bij afwezigheid van een woning, werk en relaties, vanaf deze periode lijkt er ook een toename zichtbaar van antisociaal gedrag. Betrokkene is achterdochtig en controlebehoeftig en in combinatie met zijn disfunctioneren op verschillende levensgebieden kan er een persoonlijkheidsstoornis worden vastgesteld met onder andere antisociale trekken.
Betrokkene is meermaals veroordeeld voor geweldsdelicten. In al deze gevallen was de agressie van betrokkene gericht tegen familie of autoriteitsfiguren. Binnen de PI zijn er ook agressie-incidenten voorgevallen. Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene ooit een behandeling heeft gevolgd of hulpverlening volledig heeft toegelaten bij het oplossen van zijn problemen. In de advisering van de reclassering uit 2013 wordt beschreven dat er een hoog risico is op het onttrekken aan de voorwaarden, omdat betrokkene zich hier niet aan wilde houden. Er is om deze reden nooit reclasseringscontact opgestart. Betrokkene is daarnaast meermaals gezien op locatie bij moeder, ondanks een geldend locatieverbod. Binnen het PBC heeft betrokkene, volgens broer, telefonisch contact met moeder proberen te zoeken, ondanks het opgelegde contactverbod. Hierop heeft betrokkene vanuit het PBC een belverbod naar moeder gekregen en is dit nummer geblokkeerd.
Concluderend kan het individuele risico op soortgelijk geweld als de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, niet worden ingeschat. Er wordt wel geconstateerd dat bij onveranderde omstandigheden voor betrokkene er statistisch een matig-hoog risico is op geweld in de toekomst.
De rechtbank is van oordeel dat bovenstaande conclusies en adviezen van de deskundigen op een zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en gedragen worden door een deugdelijke en inzichtelijke motivering. De rechtbank sluit zich dan ook aan bij de conclusies en de adviezen van de deskundigen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 18 maart 2022, opgesteld door [D] , reclasseringswerker. De reclassering adviseert bij een veroordeling een onvoorwaardelijke straf of maatregel op te leggen, nu zij geen mogelijkheden ziet om met interventie of toezicht, in welk ambulant kader dan ook, de reële (en in ernst toegenomen) risico’s te beperken of het gedrag van betrokkene te veranderen.
De straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen hetgeen zij hiervoor heeft overwogen over de ernst van het feit. Daarnaast past het handelen van verdachte in een reeks van intimiderend gedrag waar in het bijzonder de naaste familie en met name de broers van verdachte jarenlang hinder van hebben ondervonden. De naaste familieleden leven door het gedrag van verdachte nog steeds in angst.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat - behalve de hierna te bespreken TBS-maatregel - een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden is.
Maatregel tbs met dwangverpleging
De rechtbank is voorts van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging noodzakelijk is en zal die aan verdachte opleggen.
De rechtbank overweegt dat de deskundigen van het Pieter Baan Centrum, ondanks dat verdachte niet voldoende heeft meegewerkt, tot de conclusie komen dat bij verdachte sprake is van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Omdat deze stoornis chronisch is, was deze stoornis ook aanwezig ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit.
Het door verdachte begane strafbare feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist. Verdachte is in het verleden meermalen veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten, met name gericht tegen zijn familieleden. Bovendien is er volgens de deskundigen bij onveranderde omstandigheden statistisch gezien een matig tot hoog risico op geweld in de toekomst. De rechtbank acht, gelet op de hevige problematiek van verdachte en de voornoemde adviezen van de deskundigen, verpleging van overheidswege noodzakelijk.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit betreft het primair bewezen verklaarde feit. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De rechtbank wijst gelet op het voorgaande het verzoek van de raadsman tot het opheffen van het bevel voorlopige hechtenis af.

9.BESLAG

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: g2826984, rood),
  • 1 STK Mes (Omschrijving: g2826980 : Steakmes, rood handvat, bloedspetters),
onttrekken aan het verkeer.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.316,37 aan materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Materiële schade
De rechtbank is ten aanzien van de gevorderde vergoeding wegens materiële schade, bestaande in het eigen risico, kleding en het opvragen van medische stukken, van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [slachtoffer] deze schade heeft geleden. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 1.316,37 dan ook toekennen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Immateriële schade kan zich ook voordoen indien geen sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld of wanneer de schade of (geestelijk) letsel niet door een psychiater of psycholoog is vastgesteld. Immers, onder omstandigheden kunnen de aard en ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij meebrengen dat van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval moet degene die zich hierop beroept deze aantasting met concrete gegevens onderbouwen, tenzij de aard en ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van dat laatste. De potentieel dodelijke aanval met een mes op [slachtoffer] door verdachte, zijn broer, begaan in de nabijheid van de woning van hun moeder, acht de rechtbank dermate ernstig en belastend dat (langdurige) schade in de zin van een aantasting in de persoon van [slachtoffer] zonder meer kan worden aangenomen.
De rechtbank waardeert deze schade, mede gelet op vergoedingen wegens immateriële schade die in vergelijkbare zaken worden toegekend, op € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van € 11.316,37, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 92 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
6 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Mes (Omschrijving: g2826984, rood);
  • 1 STK Mes (Omschrijving: g2826980);
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.316,37, bestaande uit
€ 1.316,37 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot aan de dag van volledige betaling
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] ;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.316,37 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 92 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. L.M. Reijnierse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en overleg, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) in de nek, althans in het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond in de nek, letsel aan de nekspier, letsel aan de halsslagader en/of zenuwletsel in/aan de nek, althans letsel in/aan het (boven)lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en overleg (met kracht) meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek, althans het (boven)lichaam te steken en/of snijden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Utrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) in de nek, althans het (boven)lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal uit (1) het proces-verbaal van politie eenheid Midden-Nederland, district [..] , BVH nummer: PL0900-2021164110 (Onderzoek [.....] ), gesloten d.d. 3 augustus 2021, doorgenummerd van p. 1 t/m 288 en (2) het proces-verbaal vooronderzoek lab met bijlage (fotomap) van politie eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche, PV-nummer: PL0900-2021164110-53, gesloten d.d. 20 juli 2021, pagina 1 tot en met 6. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 28 mei 2021, p. 159.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 28 mei 2021, p. 160.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] van 2 juni 2021, p. 167.
5.NFI-rapport van 25 februari 2022 (zaaknr: 2021.07.20.131), p. 6 van 8.
6.Proces-verbaal van verhoor [A ] van 28 mei 2021, p. 262.
7.Proces-verbaal van verhoor [A ] van 28 mei 2021, p. 263.
8.Proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021, p. 19.
9.Proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021, p. 22.
10.Proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021, p. 23.
11.Proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021, p. 25.
12.Proces-verbaal van bevindingen van 28 mei 2021, p. 30.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 94.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 95.
15.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 96.
16.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 97.
17.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 143.
18.Proces-verbaal van bevindingen van 29 mei 2021, p. 144.
19.Proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2021, p. 155.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2021, p. 156.
21.Proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2021, p. 157.
22.Proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2021, p. 158
23.Proces-verbaal vooronderzoek lab van 20 juli 2021, p. 1.
24.Proces-verbaal vooronderzoek lab van 20 juli 2021, p. 2.
25.Proces-verbaal vooronderzoek lab van 20 juli 2021, p. 4.
26.Proces-verbaal vooronderzoek lab van 20 juli 2021, p. 5.
27.NFI rapport DNA-onderzoek van 28 augustus 2021 (zaaknr: 2021.07.20.131), p. 2 van 5.
28.NFI rapport DNA-onderzoek van 28 augustus 2021, zaaknr: 2021.07.20.131), p. 3 van 5.
29.NFI rapport DNA-onderzoek van 28 augustus 2021, zaaknr: 2021.07.20.131), p. 4 van 5.